ECLI:NL:RBROT:2025:11987

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
14 oktober 2025
Zaaknummer
10/080360-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van het medeplegen van het vervoeren en aanwezig hebben van cocaïne met eendaadse samenloop

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 30 september 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het vervoeren en aanwezig hebben van cocaïne. De verdachte, geboren in 1998 en ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd, werd bijgestaan door raadsman mr. P.R. van de Water. Tijdens de zitting op 16 september 2025 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waarbij de officier van justitie een gevangenisstraf van 36 maanden eiste, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 13 maart 2025 samen met vier anderen in een auto meer dan 10 kilo cocaïne vervoerde. De politie had de auto aan de kant gezet, waarna de inzittenden probeerden te ontsnappen. De verdachte werd aangehouden en in de auto werd een sporttas met cocaïne aangetroffen. Het DNA van de verdachte werd op de tas aangetroffen, wat leidde tot de conclusie dat hij wetenschap had van de inhoud van de tas. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van het vervoeren en aanwezig hebben van cocaïne, en legde een gevangenisstraf van 36 maanden op, met aftrek van voorarrest. Daarnaast gelastte de rechtbank de bewaring van in beslag genomen telefoons ten behoeve van de rechthebbenden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/080360-25
Datum uitspraak: 30 september 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ([naam P.I.]),
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in diezelfde Penitentiaire Inrichting,
raadsman mr. P.R. van de Water, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 september 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Groot heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
  • het achterwege laten van een beslissing over de inbeslaggenomen mobiele telefoons.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken omdat er geen bewijs is voor wetenschap bij de verdachte van de inhoud van de in de auto aangetroffen sporttas, noch voor beschikkingsmacht van de verdachte over de (inhoud van de) sporttas. Het volgende is hiertoe aangevoerd. De verdachte was niet de bestuurder van de auto. Het DNA van de verdachte is alleen op de buitenzijde van de sporttas aangetroffen. Hij heeft daarvoor een verklaring gegeven en er werd daar bovendien niet alleen van de verdachte maar van ook van nog vier andere personen DNA aangetroffen. De tas was weliswaar niet dichtgeritst, maar niet zo ‘open’ dat voor eenieder in de auto de inhoud daarvan zichtbaar was en bovendien was het donker in de auto. Het op de telefoon van de verdachte aangetroffen bericht dat hij naar Roosendaal zou gaan, moet geplaatst worden in de context van de verklaring van zijn vader dat de verdachte hem heeft verteld dat hij voor de Ramadan met vrienden zou gaan eten. Ook de politie heeft de plek in Roosendaal waar de auto eerder werd gezien, ook vanwege de Ramadan, niet als vreemd beschouwd. De op de telefoon van de verdachte aangetroffen berichten hebben geen enkele link met de in de auto aangetroffen tas zodat dit een contra-indicatie is voor de betrokkenheid van de verdachte.
4.1.2.
Beoordeling
Op 13 maart 2025 wilden politieagenten in het kader van een melding een auto controleren. In Rotterdam werd de auto door middel van een stopteken aan de kant van de weg gezet. Op het moment dat de verbalisanten uitstapten, reed de auto met hoge snelheid via een fietspad weg. Na een achtervolging botste de auto met 60 km/u tegen een geparkeerd voertuig aan. De vijf inzittenden stapten uit de auto en renden weg. Twee van de inzittenden konden niet ontsnappen en werden aangehouden. De verdachte was één van deze personen. In de auto is een sporttas aangetroffen. Omdat deze deels was geopend, kon de politie folie zien, waarvan het de verbalisanten ambtshalve bekend was dat op deze wijze verdovende middelen worden verpakt. Na onderzoek bleek zich in de tas de ten laste gelegde hoeveelheid cocaïne te bevinden, verdeeld over 13 in plastic verpakte blokken. Het DNA van de verdachte is op de hengsels van de sporttas aangetroffen.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij in het midden op de achterbank van de auto zat, met zijn voeten op de verhoging. De sporttas stond naast hem op de grond achter de stoel van de bijrijder. De door de verdachte tegenover de politie gegeven hypothetische mogelijkheid over de aanwezigheid van zijn DNA op de tas, te weten “
Als iemand met een tas aankomt en ik zit ook in die auto, dan is het mogelijk dat ik plaatsmaak voor diegene en de tas daarna weer aan hem aangeef”, heeft de verdachte ter zitting niet concreet gemaakt. Zo heeft hij geen antwoord gegeven op de bij herhaling aan hem gestelde vraag of de tas al in de auto stond toen hij in de auto ging zitten of dat de tas de auto in kwam toen hij al in de auto zat. Op de telefoon van de verdachte zijn verder afbeeldingen aangetroffen van (ogenschijnlijk) verschillende soorten verdovende middelen, waaronder cocaïne. Hiernaast zijn ook chats aangetroffen waarin aanwijzingen zijn te lezen dat de verdachte zich bezighoudt met de handel in verdovende middelen. Daaronder bevindt zich ook een foto van een soortgelijke sporttas als die in de auto werd aangetroffen, eveneens met in plastic verpakte blokken drugs. De verdachte heeft voor de afbeeldingen en berichten geen verklaring gegeven anders dan dat hij de afbeeldingen ongevraagd krijgt toegestuurd. De rechtbank acht die verklaring zonder nadere concrete onderbouwing, mede gelet op de context waarin deze zijn aangetroffen, onaannemelijk.
Het voorgaande maakt dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat de in de auto aangetroffen sporttas met daarin cocaïne zich in de machtssfeer van de verdachte bevond en dat de verdachte wetenschap had van de inhoud van die tas, dus dat de verdachte opzet had op het aanwezig hebben en vervoeren van de cocaïne. De rechtbank acht ook bewezen dat er sprake is van medeplegen nu de verdachte – gelet op het aangetroffen DNA van meerdere personen en de wijze waarop de situatie zich heeft afgespeeld – samen met de andere vier inzittenden van de auto de sporttas met cocaïne in die auto aanwezig heeft gehad en vervoerd.
4.1.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op
of omstreeks13 maart 2025 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,
opzettelijk
heeft vervoerd,
in elk gevalenopzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 10621 gram,
in elk geval een (grote)hoeveelheidvan een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd
(cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
De eendaadse samenloop van
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op 13 maart 2025 samen met nog vier andere personen in een auto ruim 10 kilo cocaïne vervoerd en aanwezig gehad. Het is algemeen bekend dat deze drugs bij intensief gebruik ernstige gezondheidsrisico’s opleveren voor gebruikers en dat de handel daarin gepaard gaat met diverse andere vormen van ondermijnende criminaliteit, waaronder geweldsfeiten.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
6 september 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eenmaal eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies. Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
De officier van justitie heeft verzocht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank beslist anders. Tenuitvoerlegging van de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv. Eventuele voorwaarden kunnen op dat moment worden verbonden aan de voorwaardelijke invrijheidstelling.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd geen beslissing te nemen over de drie in beslag genomen mobiele telefoons die, anders dan de mobiele telefoon die al aan de verdachte is teruggegeven, niet van de verdachte zijn. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat het onderzoek aan deze telefoons nog loopt in enkele andere strafzaken.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging bevestigt dat de bedoelde drie mobiele telefoons niet van de verdachte zijn en dat de verdachte zijn mobiele telefoon heeft teruggekregen. Zij refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft deze vordering van de officier van justitie.
8.3.
Beoordeling
Ingevolge artikel 353 van het Wetboek van Strafvordering (hierna Sv) is de rechtbank gehouden bij de oplegging van een straf een beslissing te nemen over de met toepassing van artikel 94 Sv inbeslaggenomen voorwerpen ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave verleend is. Dat de telefoons nog van belang kunnen zijn in andere strafzaken, maakt het voorgaande niet anders. Om die reden zal de rechtbank het verzoek van de officier van justitie niet honoreren en zal de volgende beslissing worden genomen.
Aangezien de telefoons niet van de verdachte zijn en (nog) niet bekend is wie de rechthebbende(n) van deze telefoons is/zijn, zal de rechtbank de bewaring van de telefoons gelasten ten behoeve van de rechthebbenden. Het is desgewenst aan het Openbaar Ministerie om in het kader van eventuele andere strafzaken beslag op deze telefoons te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47 en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) van:
1 STK GSM (Omschrijving [proces-verbaalnummer 1], zwart, merk: Apple iphone)
1. STK GSM (Omschrijving [proces-verbaalnummer 2], zwart, merk: Reno)
1. STK GSM (Omschrijving [proces-verbaalnummer 3], Apple iphone)
Dit vonnis is gewezen door mr. D.F. Smulders, voorzitter,
en mrs. N.M. Ketelaar en M. Hulshof, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Beenakker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter /oudste rechter /jongste rechter /griffier is /zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 13 maart 2025 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 10621 gram, in elk geval een (grote)hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet.