Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 25 februari 2025, met bijlagen;
- de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord;
- de repliek, met bijlagen;
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft CZ Zorgverzekeringen N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die zelf procedeert, met betrekking tot een zorgverzekeringsovereenkomst. De eiseres stelt dat de gedaagde een bedrag van € 136,- aan eigen risico en eigen bijdrage niet heeft voldaan. De gedaagde is polishouder voor zichzelf, zijn ex-partner en drie kinderen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde verantwoordelijk is voor het betalen van de premie, eigen bijdrage en eigen risico van meeverzekerden. De gedaagde betwist de hoogte van de vordering en voert aan dat CZ ten onrechte een eigen bijdrage voor zijn minderjarige kind en ex-partner in rekening heeft gebracht. Hij stelt ook dat hij slachtoffer is van de toeslagenaffaire en dat deze vordering in dat kader had moeten worden meegenomen.
De kantonrechter heeft de vordering van CZ toegewezen, omdat de gedaagde onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat hij verantwoordelijk is voor de zorgverzekering van zijn ex-partner en kinderen. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde tot het moment van splitsing van de polis verantwoordelijk blijft voor de eigen bijdrage en het eigen risico van zijn ex-partner. De gedaagde heeft niet meer gereageerd op de standpunten van CZ, waardoor zijn verweer niet meer kan worden meegenomen. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 136,- aan CZ, evenals incassokosten van € 40,- en rente van € 7,15. De proceskosten zijn begroot op € 381,14, die ook voor rekening van de gedaagde komen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.