ECLI:NL:RBROT:2025:12013

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 september 2025
Publicatiedatum
15 oktober 2025
Zaaknummer
C/10/699351 / FA RK 25-3610
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot wijziging geslachtsregistratie en voornamen van een non-binaire persoon

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 september 2025 een beschikking gegeven in het verzoek van [persoon A] tot wijziging van de geslachtsregistratie en voornamen. [persoon A] heeft verzocht om aan de geboorteakte een latere vermelding toe te voegen van wijziging van het geslacht naar 'X', en om de voornamen te wijzigen in [voornaam 4] [voornaam 5] [voornaam 6]. De rechtbank heeft vastgesteld dat [persoon A] een non-binaire genderidentiteit heeft en zich niet identificeert als man of vrouw. De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft ingestemd met de wijziging van het geslacht, maar de rechtbank heeft opgemerkt dat er momenteel geen wettelijke basis is voor een geslachtsneutrale aanduiding in de geboorteakte. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het ontbreken van een wettelijke regeling een ongerechtvaardigd onderscheid oplevert voor non-binaire personen, en dat [persoon A] voldoende zwaarwichtig belang heeft bij de wijziging van de voornamen. De rechtbank heeft daarom de ambtenaar gelast om de wijziging van het geslacht naar 'X' en de wijziging van de voornamen toe te voegen aan de geboorteakte. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/699351 / FA RK 25-3610
Beschikking van 19 september 2025 over wijziging geboorteakte en wijziging voornaam
in de zaak van:
[persoon A], hierna: [persoon A]
wonende op een voor de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. K.S.M. Smienk te De Meern.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeenteRotterdam, hierna: de ambtenaar,
zetelend te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van [persoon A] , ingekomen op 12 mei 2025;
  • het bericht van de ambtenaar, ingekomen op 15 augustus 2025.
1.2.
[persoon A] en de ambtenaar hebben afgezien van een mondelinge behandeling. De rechtbank ziet geen aanleiding om een mondelinge behandeling te gelasten en zal de zaak op de stukken afdoen.

2.De vaststaande feiten

2.1.
[persoon A] is geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] en bezit de Nederlandse nationaliteit.
2.2.
Aan [persoon A] zijn de volgende voornamen gegeven: [voornaam 1] [voornaam 2] [voornaam 3] .
2.3.
Op basis van de geboorteakte is [persoon A] in de registers van de burgerlijke stand opgenomen als zijnde van het vrouwelijk geslacht.

3.De beoordeling

3.1.
[persoon A] verzoekt de ambtenaar te gelasten aan diens geboorteakte een latere vermelding toe te voegen van wijziging van het geslacht, in die zin dat het geslacht X zal zijn. Daarnaast verzoekt [persoon A] diens voornamen te wijzigen in [voornaam 4] [voornaam 5] [voornaam 6] en de ambtenaar te gelasten deze wijziging aan diens geboorteakte toe te voegen.
3.2.
[persoon A] heeft aan diens verzoeken ten grondslag gelegd dat [persoon A] een non-binaire beleving van diens gender heeft en zich niet identificeert als man of als vrouw.
3.3.
De ambtenaar stemt in met het verzoek aan de geboorteakte een latere vermelding toe te voegen van wijziging van het geslacht.
3.4.
Geslacht
3.4.1.
De rechtbank overweegt dat op dit moment geen wettelijke grondslag bestaat voor
een wijziging van de geslachtsregistratie in een geboorteakte naar een X of een andere
geslachtsneutrale aanduiding. Het is in beginsel aan de wetgever hiervoor een voorziening
te treffen. Zolang er geen wettelijke regeling is, is het aan de rechter om in elke concrete zaak aan de hand van de aard en inhoud van het verzoek en de verdere omstandigheden van het geval te beslissen, met inbegrip van de mogelijkheid om de beslissing op het verzoek aan te houden (ECLI:NL:HR:2022:336).
3.4.2.
De rechtbank overweegt dat het ontbreken van een wettelijke regeling om de
geslachtsaanduiding in de geboorteakte te laten wijzigen in een geslachtsneutrale variant,
betekent dat non-binaire personen, anders dan personen die de overtuiging hebben tot het
andere geslacht te behoren, niet de mogelijkheid hebben zelf te beschikken over de
geslachtsregistratie. Dit levert naar het oordeel van de rechtbank een onderscheid op naar
geslacht als bedoeld in artikel 26 IVBPR en artikel 1 lid 2 van Protocol nr. 12 EVRM dat
niet objectief en redelijkerwijs kan worden gerechtvaardigd en om die reden ongeoorloofd is
3.4.3.
[persoon A] heeft bij diens verzoek geen deskundigenverklaring overgelegd, zoals die voor transgender personen respectievelijk personen van wie het geslacht niet kan worden vastgesteld, is voorgeschreven in artikelen 1:28a BW en 1:19d lid 2 BW. De rechtbank gaat hieraan voorbij. Naar het oordeel van de rechtbank is een genderbeleving geen objectief verifieerbaar gegeven dat door een deskundige is vast te stellen. Dit wordt onderkend in de huidige maatschappelijke ontwikkelingen. De rechtbank zal beoordelen of in deze situatie, waarin een deskundigenverklaring ontbreekt, kan worden vastgesteld dat het besluit niet lichtzinnig is genomen. Daarbij is van belang dat op basis van de stukken kan worden aangenomen dat de overtuiging een genderfluïde persoon te zijn een duurzaam karakter heeft.
3.4.4.
[persoon A] stelt een non-binaire beleving van diens gender te hebben en zich niet specifiek te identificeren als vrouw of als man. De geslachtsvermelding vrouw of man komt niet overeen met de innerlijke overtuiging van [persoon A] . Deze overtuiging bestaat al geruime tijd en wordt door [persoon A] uitgedragen in contacten met derden.
3.4.5.
De rechtbank acht het op grond van vorenstaande voldoende gebleken dat [persoon A] de beslissing een wijziging van de geslachtsaanduiding te vragen niet lichtzinnig heeft genomen en dat die een duurzame overtuiging heeft over diens genderidentiteit.
3.4.6.
De rechtbank stelt vast dat [persoon A] zich niet identificeert als man of vrouw en er daarom belang bij, en recht op heeft dat diens geboorteakte daarmee in overeenstemming wordt gebracht. De rechtbank zal daarom de ambtenaar gelasten aan de geboorteakte van [persoon A] een latere vermelding toe te voegen van de wijziging van het geslacht in die zin dat het
geslacht wordt vermeld met X.
3.5.
Voornamen
3.5.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [persoon A] voldoende zwaarwichtig belang bij wijziging van diens voornamen van [voornaam 1] [voornaam 2] [voornaam 3] in [voornaam 4] [voornaam 5] [voornaam 6] , terwijl de gevraagde wijziging naar de maatstaven van artikel 1:4 lid 2 BW niet ongeoorloofd is. De rechtbank zal het verzoek dan ook toewijzen.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand om aan de geboorteakte ingeschreven in het register van geboorten van de gemeente Rotterdam van het jaar 1988 met nummer [nummer X] een latere vermelding toe te voegen van de wijziging van het geslacht in die zin dat het geslacht wordt vermeld met X;
4.2.
gelast de wijziging van de voornamen van [persoon A] van [voornaam 1] [voornaam 2] [voornaam 3] in [voornaam 4] [voornaam 5] [voornaam 6] ;
4.3.
draagt de griffier op om niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking – en als daartegen geen hoger beroep is ingesteld – een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Rotterdam zoals bepaald in artikel 1:20e lid 1 BW.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Siemons, rechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.M. de Witte op 19 september 2025.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.