Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoekster;
- mevrouw [persoon A] , werkzaam bij Geldplein (hierna te noemen schuldhulpverlening);
- mevrouw N.J. Eckhardt, beschermingsbewindvoerder;
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft verzoekster op 31 maart 2025 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 8 september 2025 zijn verzoekster en verschillende betrokkenen, waaronder een schuldhulpverlener en een beschermingsbewindvoerder, gehoord. Verzoekster ontvangt een Participatiewet-uitkering en heeft een schuldenlast van € 56.888,99. De rechtbank oordeelt dat het verzoek tot schuldsanering alleen kan worden toegewezen als verzoekster te goeder trouw is geweest met betrekking tot het ontstaan of onbetaald laten van haar schulden in de drie jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift. De rechtbank concludeert dat dit in dit geval niet aannemelijk is. Verzoekster heeft een fraudeschuld aan de Sociale Verzekeringsbank (SVB) van € 46.109,61, ontstaan door het niet tijdig informeren van de SVB over het overlijden van haar moeder. De rechtbank stelt vast dat verzoekster jarenlang heeft geprofiteerd van onterechte uitkeringen en niet heeft geprobeerd een betalingsregeling te treffen met de SVB. Hierdoor is de schuld niet te goeder trouw ontstaan. De rechtbank wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af, omdat er geen feiten of omstandigheden zijn die de toelating rechtvaardigen, ondanks het ontbreken van goede trouw. De beslissing is openbaar uitgesproken op 15 september 2025.