ECLI:NL:RBROT:2025:12078

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 oktober 2025
Publicatiedatum
15 oktober 2025
Zaaknummer
10/382052-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens onjuiste pleegplaats van vuurwapenbezit

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 oktober 2025 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2006, die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen. De verdachte had het wapen voor een vriend in haar woning bewaard. De officier van justitie eiste een taakstraf, maar de rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdachte had vanaf 28 november 2024 wetenschap van het wapen, maar de tenlastelegging vermeldde abusievelijk Rotterdam als pleegplaats, terwijl het wapen zich in een andere plaats bevond. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen dat het feit in Rotterdam was gepleegd, wat leidde tot vrijspraak. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Jeugd
Parketnummer: 10/382052-24
Datum uitspraak: 7 oktober 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2006,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] , [postcode] [plaats] ,
raadsman mr. M.P. Kloppenburg, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 september 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S. Bosmans heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • toepassing van het jeugdstrafrecht;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 160 uren, met aftrek van voorarrest, waarvan 100 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, deelname aan een gedragsinterventie gericht op cognitieve vaardigheden, een contactverbod met de medeverdachten en een inspanningsverplichting voor het vinden en behouden van een dagbesteding in de vorm van werk en/of een opleiding;
  • met opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De verdachte heeft vanaf 28 november 2024 wetenschap gehad van de aanwezigheid van een automatisch vuurwapen in haar woning en zij had beschikkingsmacht over dat wapen. Hiermee heeft de verdachte in de periode van 28 november 2024 tot en met 30 november 2024 een automatisch vuurwapen voorhanden gehad.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de ten laste gelegde periode van 28 november 2024 tot en met 30 november 2024. Pas op
28 november 2024 is de verdachte onder haar bed gaan kijken en was zij zich bewust van de aanwezigheid van het wapen in haar woning en had zij de beschikkingsmacht over het wapen. Niet kan worden vastgesteld dat zij in de dagen hieraan voorafgaand wetenschap had dat het om een wapen ging.
4.1.3.
Beoordeling
Op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter zitting is vast komen te staan dat de verdachte een automatisch vuurwapen in haar woning heeft bewaard voor een vriend. Deze vriend heeft het wapen op 25 november 2024 in haar woning gebracht en onder haar bed verstopt. Hoewel de verdachte verklaart dat zij niet vanaf het eerste moment wist dat het een wapen betrof, had zij in ieder geval vanaf 28 november 2024, nadat zij onder haar bed had gekeken, wetenschap van de aanwezigheid van het automatische vuurwapen in haar woning en beschikkingsmacht over dit wapen. Desondanks heeft zij ervoor gekozen om het vuurwapen in haar woning te laten liggen en heeft zij hier geen afstand van gedaan. Bij een huiszoeking op 30 november 2024 is het automatische vuurwapen onder het bed van de verdachte aangetroffen en in beslag genomen. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte in de periode van 28 november 2024 tot en met
30 november 2024 een automatisch vuurwapen voorhanden heeft gehad.
Het automatisch vuurwapen bevond zich echter in de woning van de verdachte in [plaats] en niet, zoals de tenlastelegging vermeldt, in Rotterdam. Nu abusievelijk de verkeerde pleegplaats ten laste is gelegd, zal de verdachte moeten worden vrijgesproken, omdat niet bewezen kan worden dat het feit in Rotterdam is gepleegd.
4.1.4.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S. Riege, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. F. Aukema-Hartog en D.G.J. Roset, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Spaans, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 oktober 2025.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij in of omstreeks de periode van 25 november 2024 tot en met 30 november 2024 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een wapen van categorie II, onder 2 en/of onder 3 van de Wet wapens en munitie,
te weten een automatisch geweer, van het merk Zastava, type M70 AB2, kaliber 7.62x39mm zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren en/of een vuurwapen dat zodanig was vervaardigd of gewijzigd dat het dragen niet of minder zichtbaar was en/of dat de aanvalskracht werd verhoogd
voorhanden heeft gehad.