ECLI:NL:RBROT:2025:12079

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 oktober 2025
Publicatiedatum
15 oktober 2025
Zaaknummer
10/377014-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie

Op 7 oktober 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een schietincident met een automatisch vuurwapen op het portiek van een flatgebouw in Rotterdam. De verdachte, geboren in 2005, fungeerde als chauffeur voor de schutter en vervoerde het vuurwapen naar de plaats delict. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk vernielen, beschadigen en onbruikbaar maken, en medeplegen van handelen in strijd met de Wet wapens en munitie heeft gepleegd. De rechtbank oordeelde dat de rol van de verdachte niet alleen die van een chauffeur was, maar dat hij een actieve bijdrage heeft geleverd aan de uitvoering van het delict. De verdachte werd veroordeeld tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie van 60 dagen en een taakstraf van 80 uren. De rechtbank heeft het jeugdstrafrecht toegepast, gezien de leeftijd van de verdachte en de omstandigheden van de zaak. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de bewoners van het flatgebouw, die door de beschieting in grote angst verkeerden. De verdachte heeft verantwoordelijkheid genomen door een verklaring af te leggen, maar de rechtbank rekent het hem zwaar aan dat hij zich voor een relatief klein bedrag heeft laten verleiden tot zulke ernstige strafbare feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Jeugd
Parketnummer: 10/377014-24
Datum uitspraak: 7 oktober 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2005,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres 1] , [postcode] [plaats] ,
raadsman mr. L.A.R. Newoor, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 september 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S. Bosmans heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 meer subsidiair, 2 primair en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 116 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering - feit 1 primair en subsidiair
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde (medeplegen poging tot moord/doodslag) en subsidiair ten laste gelegde (medeplichtigheid aan poging tot moord/doodslag) niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering - feit 1 meer subsidiair, feit 2 primair
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de rol van de verdachte bij de bedreiging en vernieling dient te worden gekwalificeerd als medeplichtigheid. Hij heeft enkel opgetreden als bestuurder. Op het moment dat hij de opdracht kreeg om een ritje te gaan rijden, wist hij niet wat er zou gaan gebeuren. Dat werd hem pas duidelijk toen op een later moment, op een andere locatie, het wapen aan de schutter werd geleverd. De bijdrage van de verdachte is te klein om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot het schieten op het portiek. De verdediging heeft ter onderbouwing van haar standpunt verwezen naar de uitspraak van rechtbank Amsterdam van 10 februari 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:693.
4.2.2.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat in de nacht van 25 november 2024 het portiek van de woningen aan het [adres 2] [nummer A] tot en met [nummer B] in Rotterdam met een automatisch vuurwapen is beschoten. Als gevolg daarvan is het gebouw beschadigd. Er was sprake van een groot aantal kogelinslagen aan zowel de buitenkant (de toegangsdeur en de brievenbussen) als de binnenkant (de toegang tot de lift en de achterdeur van de hal naar de parkeergarage) van het gebouw.
Naar het oordeel van de rechtbank levert het met een automatisch vuurwapen schieten op een portiek van een appartementencomplex zonder meer een bedreiging met enig misdrijf gericht tegen het leven op. Het portiek betreft een deel van het gebouw dat alle bewoners passeren als zij naar buiten of naar binnen gaan. De kogelinslagen zijn voor de bewoners zichtbaar geweest, waardoor zij op de hoogte zijn geraakt van deze bedreiging. Bij de bewoners van de woningen aan het [adres 2] [nummer A] tot en met [nummer B] kon dan ook in redelijkheid de vrees ontstaan dat zij het leven zouden verliezen.
Medeplegen
De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet, is of de rol van de verdachte aangemerkt dient te worden als medeplegen of als medeplichtigheid. De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook wanneer het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De rechtbank is van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten is komen vast te staan. De verdachte heeft rondom het tijdstip van het schietincident veelvuldig via Snapchat contact gehad met [medeverdachte] en de door hem gegeven instructies uitgevoerd. Hij heeft als chauffeur gefungeerd, de schutter en het automatische vuurwapen opgehaald en toegang tot zijn auto verleend aan de persoon die de schutter – in zijn bijzijn – instructies gaf over het beoogde doelwit en het gebruik van het vuurwapen. Vervolgens heeft hij de schutter naar de plaats delict gereden. De verdachte heeft vervolgens de schutter opgewacht. Na het schietincident hebben de verdachte en de schutter het gebruikte wapen op aanwijzen van [medeverdachte] naar iemand anders toe gebracht. Uit het voorgaande blijkt dat de verdachte een belangrijke, sturende rol heeft gehad in de voorbereiding en de afhandeling van het delict. Hij heeft zich niet gedistantieerd van de plannen op het moment dat deze hem in de auto bekend waren geworden, maar is blijven bijdragen aan de uitvoering van het plan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte daarbij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er een beschieting zou plaatsvinden. Dat blijkt ook uit het filmpje dat de verdachte kort voor het schietincident vanuit de auto van de schutter maakte, terwijl deze naar het portiek liep. Hoewel geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering bij het daadwerkelijk beschieten van het portiek, is de bijdrage van de verdachte aan het tenlastegelegde van zodanig gewicht dat deze moet worden aangemerkt als medeplegen.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 1 meer subsidiair en 2 primair tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewijswaardering - feit 3
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde. De verdachte heeft het automatische vuurwapen feitelijk nooit in handen gehad. Hij had weliswaar wetenschap van de aanwezigheid van het wapen in de auto, maar hij had geen beschikkingsmacht over het wapen. De enkele vaststelling dat het wapen in zijn auto aanwezig was en dat het wapen is gebruikt door de schutter, levert geen medeplegen op het voorhanden hebben van het automatische vuurwapen op.
4.3.2.
Beoordeling
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat de verdachte vanaf het moment dat het automatische vuurwapen in de auto werd getoond wetenschap had van de aanwezigheid ervan. De verdachte is vervolgens met de schutter naar de locatie gereden, waar de schutter later met het automatische vuurwapen een portiek heeft beschoten. De verdachte heeft het automatische vuurwapen na het schietincident op een andere locatie afgeleverd.
Hoewel de verdachte het wapen die nacht niet zelf in zijn handen heeft gehad, bevond het wapen zich in de auto die hij bestuurde, heeft hij het wapen vervoerd naar de plaats delict en nadien naar de locatie waar het wapen is afgegeven. Hiermee is gegeven dat hij samen met anderen de feitelijke beschikkingsmacht over het wapen heeft gehad.
4.3.3.
Conclusie
Het onder 3 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 (meer subsidiair), 2 (primair) en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
meer subsidiair
hij op
of omstreeks25 november 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,één of meer bewoner
(s
)van de woning
(en
)aan het [adres 2] [nummer A] tot en met [nummer B] ,
althans in die woning(en) aanwezige personen,heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
, en/of met zware mishandeling, door meermaals met een automatisch vuurwapen op
, althans in de richting van, die woning(en), althanshet portiek van het pand waar die woning
(en
)in zijn gevestigd, te schieten;
2
primairhij op
of omstreeks25 november 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,opzettelijk een gebouw, te weten een portiekflat aan het [adres 2] [nummer A] tot en met [nummer B] ,
in elk geval enig goed,dat
geheel of ten deleaan Woonstad Rotterdam
, in elk geval aan een ander dan verdachte of zijn mededader(s),toebehoort heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, door meermaals met een automatisch vuurwapen op
, althans in de richting van,het portiek te schieten;
3
hij
/zijop
of omstreeks25 november 2024 te Rotterdam
, althans in Nederlandtezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,een wapen van categorie II, onder 2 en
/ofonder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten een automatisch geweer, van het merk Zastava, type M70 AB2, kaliber 7.62x39mm
zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren en
/ofeen vuurwapen dat zodanig was vervaardigd of gewijzigd dat het dragen niet of minder zichtbaar was
en/of dat de aanvalskracht werd verhoogdvoorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
ten aanzien van feit 1
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
ten aanzien van feit 2
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, beschadigen en onbruikbaar maken
ten aanzien van feit 3
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 2° of onderdeel 3°
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
In de nacht van 25 november 2024 is met een automatisch vuurwapen geschoten op het portiek van een flatgebouw in Rotterdam. De verdachte heeft die nacht opgetreden als chauffeur. Hij heeft de schutter en het automatische vuurwapen opgehaald en vervoerd naar de locatie van het schietincident. Nadien heeft hij het gebruikte automatische vuurwapen op een andere locatie afgegeven. Het gaat om zeer ernstige strafbare feiten. De beschieting van het portiek moet allereerst uiterst bedreigend en beangstigend zijn geweest voor de bewoners van de desbetreffende woningen. Daarnaast veroorzaakt het onrust en gevoelens van angst en onveiligheid bij omwonenden en in de samenleving in het algemeen. De verdachte heeft bijgedragen aan deze zeer intimiderende vorm van geweld. Ook heeft de beschieting geleid tot schade aan de toegangsdeur, brievenbussen, lift en achterdeur van het portiek. Hoewel de verdachte na zijn aanhouding verantwoordelijkheid heeft genomen door een verklaring af te leggen, acht de rechtbank het zorgelijk dat hij zich voor een paar honderd euro heeft laten verleiden tot het plegen van zulke ernstige strafbare feiten. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
6 september 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van deskundige op de terechtzitting
Reclassering Nederlandheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
19 februari 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Op basis van het wegingskader adolescentenstrafrecht, en onder verwijzing naar voornoemd rapport, wordt definitief geadviseerd om het jeugdstrafrecht toe te passen. Het risico op recidive wordt als laag ingeschat. De verdachte is in februari 2025 gestart met een mbo niveau 4 opleiding en hij heeft een bijbaan als bezorger. Het is positief dat de verdachte zijn leven op praktisch gebied heeft verbeterd. De dagbesteding, het steunende familienetwerk en de houding van de verdachte worden gezien als mogelijke beschermende factoren voor toekomstig delictgedrag. Verder is het positief dat de verdachte zich meewerkend en afsprakentrouw heeft opgesteld tijdens het schorsingstoezicht. Er komt geen hulpvraag naar voren. Verdere betrokkenheid van de reclassering is op dit moment niet geïndiceerd. Als stok achter de deur is een (deels) voorwaardelijke straf met een proeftijd en met de algemene voorwaarde geïndiceerd.
[persoon A] , werkzaam als reclasseringswerker bij Reclassering Nederland, heeft op de zitting het rapport nader toegelicht. Vanaf december 2024 heeft er iedere twee weken een gesprek met de verdachte plaatsgevonden. Hij is in die periode slechts één keer de afspraak vergeten en heeft toen zelf het initiatief genomen om een nieuwe afspraak te maken. De verdachte heeft de voorwaarden in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis keurig nageleefd. Er zijn geen aanwijzingen dat hij opnieuw met de politie in aanraking is gekomen. Hij is gewisseld van opleiding en dit verloopt goed. Hij wil aan zijn toekomst bouwen. De verdachte heeft vanaf het begin openheid van zaken gegeven. Het is belangrijk dat hij op eigen benen gaat staan en meer richting zelfstandigheid gaat werken. Er zijn geen zorgen of redenen die maken dat voortzetting van het reclasseringstoezicht of het opleggen van bijzondere voorwaarden of interventies noodzakelijk zijn. Vanwege de maatschappelijke positie van de verdachte vindt de reclassering het belangrijk dat een eventuele veroordeling in deze strafzaak geen beletsel zal zijn voor de afgifte van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) in de toekomst.
De rechtbank heeft acht geslagen op de rapportages en de verklaring van de deskundige ter zitting.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Volgens artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, kan de rechtbank - ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar niet die van 23 jaren heeft bereikt - recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 18 jaren had bereikt. Gelet op de genoemde rapportage, de daarin gegeven adviezen en de geschetste persoonlijkheid van de verdachte, zal de rechtbank, anders dan de officier van justitie heeft betoogd, ten aanzien van het bewezenverklaarde op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht het jeugdstrafrecht toepassen.
Gezien de ernst van de feiten en de sturende rol van de verdachte in het geheel kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank zal een deels voorwaardelijke jeugddetentie opleggen, waarbij het onvoorwaardelijk strafdeel gelijk is aan de tijd die door de verdachte reeds in voorarrest is doorgebracht. Het voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Ook is de rechtbank van oordeel dat de verdachte een taakstraf, bestaande uit een werkstraf moet verrichten, zodat hij ook nu nog de consequenties van zijn gedrag zal ervaren.
Alles afwegend acht de rechtbank deze combinatie van de op te leggen straffen passend en geboden.
Tot slot ziet de rechtbank geen ruimte om in te gaan op het verzoek van de Reclassering en de raadsman om te overwegen dat dit vonnis geen beletsel hoeft te zijn voor de afgifte van een VOG. Het is aan de screeningsautoriteit Justis van het Ministerie van Justitie en Veiligheid om over een aanvraag van een VOG te beslissen, waarbij de inhoud van dit vonnis in de beoordeling kan worden meegenomen. De rechtbank ziet in deze zaak geen bijzondere omstandigheden die aanleiding geven om hierover op voorhand een standpunt in te nemen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 57, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 285 en 352 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 meer subsidiair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 60 (zestig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
44 (vierenveertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van hierna te melden voorwaarde;
stelt de proeftijd vast op
2 (twee) jarenonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
80 (tachtig)
uren;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen;
bepaalt dat de vervangende jeugddetentie ten uitvoer kan worden gelegd als vervangende hechtenis, nu de veroordeelde bij aanvang van de eventuele tenuitvoerlegging van de vervangende jeugddetentie de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F. Aukema-Hartog, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. S. Riege en D.G.J. Roset, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Spaans, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 oktober 2025.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 25 november 2024 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
één of meer bewoner(s) van de woning(en) aan het [adres 2] [nummer A] tot en met [nummer B] , althans in die woning(en) aanwezige personen,
opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven
meermaals met een automatisch vuurwapen op, althans in de richting van, die woning(en), althans het portiek van het pand waar die woning(en) in zijn gevestigd, heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
één of meer onbekende perso(o)n(en)
op of omstreeks 25 november 2024 te Rotterdam, althans in Nederland
ter uitvoering van het door dat/die perso(o)n(en) voorgenomen misdrijf om
één of meer bewoner(s) van de woning(en) aan het [adres 2] [nummer A] tot en met [nummer B] ,
althans in die woning(en) aanwezige personen,
opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade, van het leven te beroven,
meermaals met een automatisch vuurwapen op, althans in de richting van, die woning(en), althans het portiek van het pand waar die woning(en) in zijn gevestigd, heeft/hebben geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 25 november 2024 te Rotterdam, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijke gelegenheid en/of middelen heeft verschaft door:
- als bestuurder van een (personen)auto één of meer onbekende perso(o)n(en) naar de plaats
delict te vervoeren en/of
- ( vervolgens) (na het incident) één of meer onbekende perso(o)n(en) met die auto van de
plaats delict weg te voeren, althans te helpen te (ont)vluchten;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 november 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
één of meer bewoner(s) van de woning(en) aan het [adres 2] [nummer A] tot en met [nummer B] , althans in die woning(en) aanwezige personen, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door meermaals met een automatisch vuurwapen op, althans in de richting van, die woning(en), althans het portiek van het pand waar die woning(en) in zijn gevestigd, te schieten;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
één of meer onbekende perso(o)n(en)
op of omstreeks 25 november 2024 te Rotterdam, althans in Nederland
één of meer bewoner(s) van de woning(en) aan het [adres 2] [nummer A] tot en met [nummer B] , althans in die woning(en) aanwezige personen, heeft/hebben bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door meermaals met een automatisch vuurwapen op, althans in de richting van, die woning(en), althans het portiek van het pand waar die woning(en) in zijn gevestigd, te schieten, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 25 november 2024 te Rotterdam, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijke gelegenheid en/of middelen heeft verschaft door:
- als bestuurder van een (personen)auto één of meer onbekende perso(o)n(en) naar de plaats
delict te vervoeren en/of
- ( vervolgens) (na het incident) één of meer onbekende perso(o)n(en) met die auto van de
plaats delict weg te voeren, althans te helpen te (ont)vluchten;
2
hij op of omstreeks 25 november 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een gebouw, te weten een portiekflat aan het [adres 2] [nummer A] tot en met [nummer B] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan Woonstad Rotterdam, in elk geval aan een ander dan verdachte of zijn mededader(s), toebehoort heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, door meermaals met een automatisch vuurwapen op, althans in de richting van, het portiek te schieten;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
één of meer onbekende perso(o)n(en)
op of omstreeks 25 november 2024 te Rotterdam, althans in Nederland
een gebouw, te weten een portiekflat aan het [adres 2] [nummer A] tot en met [nummer B] ,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan Woonstad Rotterdam, in elk geval aan een ander dan verdachte of zijn mededader(s), toebehoort heeft/hebben vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, door meermaals met een automatisch vuurwapen op, althans in de richting van, die woning(en), althans het portiek van het pand waar die woning(en) in zijn gevestigd, te schieten,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 25 november 2024 te Rotterdam, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijke gelegenheid en/of middelen heeft verschaft door:
- als bestuurder van een (personen)auto één of meer onbekende perso(o)n(en) naar de plaats
delict te vervoeren en/of
- ( vervolgens) (na het incident) één of meer onbekende perso(o)n(en) met die auto van de
plaats delict weg te voeren, althans te helpen te (ont)vluchten;
3
hij/zij op of omstreeks 25 november 2024 te Rotterdam, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een wapen van categorie II, onder 2 en/of onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten een automatisch geweer, van het merk Zastava, type M70 AB2, kaliber 7.62x39mm zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren en/of een vuurwapen dat zodanig was vervaardigd of gewijzigd dat het dragen niet of minder zichtbaar was en/of dat de aanvalskracht werd verhoogd voorhanden heeft gehad.