ECLI:NL:RBROT:2025:12083

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
15 oktober 2025
Zaaknummer
C/10/701137 / HA ZA 25-489
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Regresvordering ex-echtgenoot en inzage bankafschriften in gemeenschapsschulden

In deze zaak vordert de man, eiser, regres van zijn ex-echtgenoot, de vrouw, vanwege gemeenschapsschulden. De rechtbank Rotterdam heeft op 15 oktober 2025 een tussenvonnis uitgesproken. De man stelt dat hij recht heeft op betaling van verschillende bedragen die voortkomen uit schulden aan de gemeente, de Belastingdienst en de ING-bank. Daarnaast verzoekt hij inzage in de bankafschriften van de vrouw. De rechtbank heeft vragen gesteld over de rechtsmacht en het toepasselijke recht, en heeft de man in de gelegenheid gesteld om zijn vorderingen nader te onderbouwen. De vrouw heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen van de man, maar heeft zich niet meer laten vertegenwoordigen door een advocaat. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere uitlating door partijen en zal op 29 oktober 2025 opnieuw op de rol komen voor het nemen van een akte door de man.

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam

Team Handel en Haven
Zaaknummer: C/10/701137 / HA ZA 25-489
Vonnis van 15 oktober 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1] ,
eiser,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. C.E. Willemsen,
tegen
[gedaagde],
verblijvende te [plaats 2] ,
gedaagde,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat aanvankelijk mr. H. Hassan, inmiddels niet meer in rechte vertegenwoordigd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de beschikking van 13 mei 2025 en de herstelbeschikking van 27 mei 2025 van de familiekamer van deze rechtbank, waarbij de zaak in de stand waarin deze zich bevindt gedeeltelijk is verwezen naar de handelskamer van de rechtbank om te worden voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure,
  • de akte ‘verwijzing ex artikel 69 Rv tevens vermindering/wijziging van eis’ van de man van 11 juni 2025, met producties 1 t/m 3,
1.2.
Op de rol van 23 juli 2025 heeft mr. Hassan zich als advocaat aan de zijde van de vrouw onttrokken. Daarop heeft de rechtbank de zaak verwezen naar de rol van 6 augustus 2025 voor het stellen van een advocaat namens de vrouw. Op die datum heeft zich namens de vrouw geen advocaat gesteld. De rechtbank heeft vervolgens op diezelfde datum aan de vrouw akte niet-dienen verleend.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
De man vordert na wijziging van eis – samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, dat de rechtbank:
  • de vrouw veroordeelt tot betaling van € 1.800,00 aan de man voor haar aandeel in de schuld aan de [gemeente] , te vermeerderen met rente,
  • de vrouw veroordeelt tot betaling van € 2.047,00 aan de man voor haar aandeel in de schuld aan de Belastingdienst, te vermeerderen met rente,
  • de vrouw veroordeelt tot betaling van € 88,14 aan de man voor de schuld bij de ING-bank, te vermeerderen met rente,
  • de vrouw veroordeelt tot het in geding brengen van haar bankafschriften vanaf de peildatum van huwelijksontbinding, op straffe van een dwangsom,
  • de vrouw veroordeelt in de proceskosten.
2.2.
De rechtbank begrijpt uit het bij de familiekamer ingediende verweerschrift van de vrouw dat zij verweer voert tegen de gevorderde betalingen betreffende de schuld aan de [gemeente] en de schuld aan de Belastingdienst. Haar verweer strekt tot afwijzing daarvan.

3.De beoordeling

3.1.
De man en de vrouw zijn ex-echtgenoten. Zij zijn op [trouwdatum] 2018 in Werkendam in gemeenschap van goederen getrouwd. Bij beschikking van [scheidingsdatum] 2023 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Op 8 december 2023 is deze beschikking ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.2.
In een verzoekschriftprocedure heeft de man de familiekamer onder andere verzocht om te beslissen over de gemeenschappelijke schulden van partijen. De familiekamer heeft de zaak, voor zover deze de schulden betreft, verwezen naar de handelskamer. De grondslag van de verzoeken is namelijk niet gelegen in boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, waarover de familiekamer beslist.
3.3.
De man stelt onder andere dat hij regresvorderingen heeft op de vrouw met betrekking tot schulden van de ontbonden huwelijksgemeenschap tussen partijen. De rechtbank dient ambtshalve te toetsen of zij bevoegd is om kennis te nemen van een zaak en welk recht daarop van toepassing is. Partijen hebben zich hier niet over uitgelaten. Mede gelet op de woonplaats van de vrouw acht de rechtbank het gewenst dat de man, als eisende partij, zich uitlaat over de rechtsmacht van de Nederlandse rechter en het toepasselijke recht.
3.4.
Voor het geval Nederlands recht van toepassing is, geldt met betrekking tot gemeenschapsschulden op grond van artikel 1:100 BW als hoofdregel dat beide echtgenoten in beginsel gelijk draagplichtig zijn, tenzij schriftelijk anders is overeengekomen of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid – mede in verband met de aard van de schulden – een andere draagplicht voortvloeit.
3.5.
Voor zover een van de (ex-)echtgenoten meer heeft bijgedragen in de schuld dan het gedeelte dat hem of haar aangaat, kan diegene dat meerdere op grond van artikel 6:10 BW verhalen op de ander.
3.6.
De man vordert betaling van een bedrag van € 88,14 met betrekking tot een schuld aan de ING-bank. De man heeft toegelicht dat dit een roodstand betreft. Het is de rechtbank niet duidelijk of deze schuld een gemeenschapsschuld is, omdat de datum van het ontstaan van de schuld niet vermeld is. Omdat op de man de stelplicht en de bewijslast rust van zijn stelling dat de roodstand bij de ING-bank een gemeenschapsschuld is, stelt de rechtbank de man in de gelegenheid om zijn stelling nader te onderbouwen.
3.7.
Voorts kan de rechtbank met betrekking tot de schulden zoals vermeld onder 2.1 niet vaststellen of en in hoeverre de man meer heeft bijgedragen dan het gedeelte dat hem aangaat. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank de man in de gelegenheid om een duidelijk overzicht aan te leveren met onderbouwende stukken, waaruit blijkt welke bedragen hij heeft betaald om de schulden af te lossen.
3.8.
De zaak wordt verwezen naar de rol voor uitlating door partijen. Eerst zal de man in de gelegenheid worden gesteld binnen twee weken na dit vonnis bij akte te reageren op hetgeen de rechtbank onder 3.3, 3.6 en 3.7 heeft overwogen. Daarop mag de vrouw – alleen vertegenwoordigd door een advocaat (artikel 79 lid 2 Rv) – op een termijn van twee weken bij akte reageren.
3.9.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 29 oktober 2025voor het nemen van een akte door de man zoals bedoeld in rechtsoverwegingen 3.3, 3.6 en 3.7,
4.2.
bepaalt dat de vrouw een termijn van twee weken krijgt om op de akte van de man te reageren,
4.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2025.
3961/2083/1980