ECLI:NL:RBROT:2025:12089

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 september 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
FT RK 25/763
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek tot gedwongen schuldregeling wegens onvoldoende onderbouwing en niet voldoen aan inspanningsverplichting

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 september 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot een gedwongen schuldregeling van verzoekster, die in financiële problemen verkeert. Verzoekster heeft een verzoek ingediend op basis van artikel 287a lid 1 van de Faillissementswet, waarin zij een schuldregeling heeft aangeboden aan haar schuldeisers, waaronder Defam B.V. Defam heeft echter geweigerd in te stemmen met de aangeboden regeling, wat heeft geleid tot deze procedure.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster niet voldoende heeft onderbouwd waarom haar aanbod aan de schuldeisers acceptabel zou zijn. Tijdens de zitting is gebleken dat verzoekster een erfenis heeft ontvangen van naar schatting € 20.000 tot € 40.000, maar deze heeft zij niet aangewend om haar schulden te voldoen. In plaats daarvan heeft zij verklaard dat zij het geld grotendeels heeft vergokt en een deel heeft besteed aan een nieuw interieur. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat verzoekster niet aan haar inspanningsverplichting heeft voldaan, aangezien zij niet actief heeft gesolliciteerd naar een fulltime baan of aanvullende uren.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de belangen van Defam, die een aanzienlijk deel van de totale schuldenlast vertegenwoordigt, zwaarder wegen dan die van verzoekster. Het verzoek om Defam te bevelen in te stemmen met de schuldregeling is dan ook afgewezen. De rechtbank zal in een aparte beslissing oordelen over het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 8 september 2025
afwijzen gedwongen schuldregeling
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 12 mei 2025, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a lid 1 Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten:
- Defam B.V., hierna te noemen: Defam,
die weigert mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Defam heeft voorafgaand aan de zitting op 15 augustus 2025 een verweerschrift ingediend. In dit verweerschrift is tevens aangegeven dat Defam verhinderd is fysiek ter zitting aanwezig te zijn.
Ter zitting van 25 augustus 2025 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw [persoon A] , werkzaam bij IJsselgemeenten (hierna te noemen schuldhulpverlening).
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift twee preferente schuldeisers en zeven concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van
€ 26.647,72 van verzoekster te vorderen. Verzoekster heeft bij brief van 16 oktober 2024 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 100 % aan de preferente schuldeisers en 52,89 % aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De aangeboden regeling is gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoekster heeft op basis van haar dienstbetrekking. Verzoekster werkt 32 uur per week en heeft een arbeidscontract voor onbepaalde tijd. Daarnaast verricht verzoekster vrijwilligerswerk voor 8 uur per week. Verzoekster stelt zich op het standpunt dat zij hiermee voldoet aan haar inspanningsverplichting. De vergoeding die zij ontvangt voor haar vrijwilligerswerk bedraagt circa € 350,-- per jaar en wordt meegenomen in de aflossing voor de schuldeisers. Verzoekster heeft getracht bij haar huidige werkgever het aantal uren uit te breiden, hetgeen niet mogelijk is gebleken. Verzoekster heeft niet aanvullend gesolliciteerd. Schuldhulpverlening heeft ter zitting verklaard dat de inspanningsverplichting met verzoekster is besproken.
Verzoekster heeft daarnaast ter zitting desgevraagd verklaard dat zij begin 2023 een erfenis van naar schatting een bedrag van ongeveer € 20.000 tot € 25.000,-- heeft ontvangen in verband met het overlijden van haar moeder. De omvang van deze erfenis werd ter zitting uiteindelijk bijgesteld door verzoekster tot ongeveer € 40.000,--. Er is aangifte erfbelasting gedaan. Verzoekster heeft de erfenis niet aangewend om haar schulden te voldoen. Zij heeft verklaard dat zij de erfenis grotendeels heeft vergokt en een deel van het geld heeft aangewend voor een nieuw interieur voor haar woning. Schuldhulpverlening heeft ter zitting verklaard dat verzoekster de ontvangst van de erfenis en de hoogte van de erfenis aan schuldhulpverlening heeft gemeld.
Ten slotte heeft verzoekster verklaard dat zij is verwikkeld in een procedure in verband met fraude. Verzoekster heeft verklaard gedupeerde te zijn van een piramidespel. De lening van onder meer Defam heeft zij aangewend om mee te kunnen doen met beleggingen. In totaal heeft verzoekster € 20.000,-- belegd. De zaak is bij het OM in behandeling. Verzoekster heeft diverse malen tevergeefs aan Defam verzocht om de incasso on hold te zetten. Verzoekster heeft de betalingen aan Defam gestaakt nadat de zaak bij het OM in behandeling is genomen.
De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan.
Acht schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Defam stemt hier niet mee in. Defam heeft een vordering van € 7.935,13 op verzoekster.

3.Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening en het verweerschrift dat Defam heeft ingediend, heeft Defam zich op het standpunt gesteld dat er van een uitzichtloze schuldensituatie geen sprake is. Verzoekster is heeft een aanzienlijke afloscapaciteit en kan haar schuldeisers voldoen. Er is toekomstperspectief, verzoekster werkt 32 uur en heeft een goed salaris. De schulden kunnen, gelet op de afloscapaciteit binnen vier jaar afgelost worden. Bovendien loopt de looptijd van de lening bij Defam pas in april 2028 af. Defam stelt zich op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Defam bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Defam in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
Vooropgesteld wordt dat de vordering van Defam een aanzienlijk aandeel vormt in de totale schuldenlast (te weten 29,78 % daarvan). Gelet daarop zal niet snel kunnen worden geoordeeld dat Defam in redelijkheid niet kon weigeren om met de schuldregeling in te stemmen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet kan worden vastgesteld dat het aanbod goed en controleerbaar is gedocumenteerd. Het verzoekschrift dwangakkoord en de achtergrond van de schulden is onvoldoende onderbouwd. Verzoekster heeft een aanzienlijke erfenis ontvangen van haar overleden moeder. Schuldhulpverlening was van deze erfenis op de hoogte, maar heeft hier geen melding van gemaakt in het verzoekschrift, de aanbiedingsbrieven aan en de correspondentie met de schuldeisers. Ter zitting heeft verzoekster erkend met de erfenis geen schulden te hebben afbetaald en dat zij haar volledige schuldenlast had kunnen voldoen. De rechtbank kan niet vaststellen wanneer de erfenis is ontvangen en hoe hoog de erfenis is geweest. De rechtbank is van oordeel dat verzoekster geen goed en betrouwbaar voorstel aan de schuldeisers heeft gedaan.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Verzoekster werkt 32 uur per week. Voor het vrijwilligerswerk dat verzoekster verricht ontvangt zij slechts een onkostenvergoeding en geen marktconform salaris. Verzoekster voldoet hiermee niet aan haar inspanningsverplichting. Schuldhulpverlening heeft ter zitting verklaard dat zij de inspanningsverplichting met verzoekster heeft besproken. Verzoekster heeft ter zitting erkend dat zij niet aanvullend heeft gesolliciteerd. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende gewaarborgd is dat verzoekster het maximale ten behoeve van de schuldeisers zal afdragen, nu verzoekster niet actief heeft gesolliciteerd naar een dienstbetrekking voor aanvullende uren, dan wel voor een fulltime baan.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de belangen van Defam als weigerende schuldeiser zwaarder wegen dan die van verzoekster.
Het verzoek om Defam te bevelen in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling wordt daarom afgewezen.
De rechtbank zal bij afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek om een gedwongen schuldregeling te bevelen.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Roos-van Toor rechter, en in aanwezigheid van
C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 8 september 2025. [1]