In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 januari 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonbron en een gedaagde huurder. Woonbron vorderde ontruiming van de woning van de gedaagde, omdat deze structureel ernstige overlast veroorzaakte aan omwonenden en bovendien een huurachterstand had van € 3.418,20. De gedaagde was sinds juli 2024 in gebreke met het betalen van de huur en veroorzaakte overlast door geluidsoverlast, agressief gedrag, en andere verstoringen. De kantonrechter oordeelde dat Woonbron een spoedeisend belang had bij de ontruiming, gezien de ernst van de overlast en de detentie van de gedaagde, die het voor onbepaalde tijd onmogelijk maakte om de woning te bewonen. De rechter wees de vorderingen van Woonbron toe, waardoor de gedaagde verplicht werd de woning te ontruimen en de huurachterstand te betalen. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot het betalen van de proceskosten en werd het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.