ECLI:NL:RBROT:2025:12096

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
10/104633-25, 10/084680-25 en 13/292318-24 (gevoegd t.t.z.) / TUL: 10/192741-24 en 10/086862-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Veroordeling voor medeplegen van opzettelijk twee ontploffingen teweegbrengen, het voorhanden hebben van een molotovcocktail en diefstal in vereniging. Oplegging onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Vorderingen TUL afgewezen.

Op 30 september 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2007, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder het medeplegen van opzettelijk twee ontploffingen teweegbrengen, het voorhanden hebben van een molotovcocktail en diefstal in vereniging. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 11 september 2023 samen met een ander heeft geprobeerd een ontploffing te veroorzaken in Amsterdam, waarbij een molotovcocktail werd gebruikt. Dit leidde tot gemeen gevaar voor de aanwezige bewoners en omwonenden. Daarnaast heeft de verdachte op 3 april 2025 in Rotterdam een ontploffing teweeggebracht, wat resulteerde in schade aan een woning. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, gezien zijn jeugdige leeftijd en de ernst van de feiten. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder schadevergoeding voor materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen afgewezen, omdat de verdachte niet in staat is gebleken zich aan voorwaarden te houden. De rechtbank heeft de zaak behandeld met inachtneming van de rapportages van deskundigen, die de ernst van de problematiek van de verdachte onderstreepten en de noodzaak van langdurige behandeling in een justitiële jeugdinrichting benadrukten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Jeugd
Parketnummers: 10/104633-25, 10/084680-25 en 13/292318-24 (gevoegd t.t.z.)
Parketnummers vordering TUL: 10/192741-24 en 10/086862-23
Datum uitspraak: 30 september 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2007,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de [naam P.I.] te [detentieplaats] ,
raadsvrouw mr. W. van der Voet, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 16 september 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. Ter terechtzitting is een van de dagvaardingen overeenkomstig de vordering van de officier van justitie gewijzigd. De tekst van de (gewijzigde) tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D.P.L. ter Laak heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder parketnummers 10/104633-25, 10/084680-25 en 13/292318-24 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 181 dagen met aftrek van het voorarrest;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna:
  • oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel, in de vorm van een contactverbod met aangevers [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] , waarbij in geval van overtreding van het contactverbod 2 weken vervangende jeugddetentie geldt per overtreding, met een maximum van 6 maanden jeugddetentie, met een proeftijd van 2 jaren en dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/192741-24 en afwijzing van de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/086862-23.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder parketnummers 10/104633-25 (medeplegen teweegbrengen ontploffing) en 10/084680-25 (medeplegen diefstal scooter) ten laste gelegde is door de verdachte bekend. De verdediging heeft nadien geen vrijspraak bepleit. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummers 10/104633-25 en 10/084680-25 ten laste gelegde heeft begaan.
4.2.
Bewijswaardering parketnummer 13/292318-24
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft partiële vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde medeplegen van poging tot het teweegbrengen van een ontploffing. Uit het dossier volgt niet dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte in de voorbereiding of in de uitvoering. Volgens de verdediging wordt de verklaring van de verdachte ondersteund en die van de medeverdachte niet. De medeverdachte heeft een leidende en mogelijk zelfsturende rol gehad.
4.2.2.
Beoordeling en conclusie
Anders dan de verdediging, acht de rechtbank, op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen opgenomen in bijlage III, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 13/292318-24 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd en dat sprake is van medeplegen. De rechtbank volstaat hier met verwijzing naar de inhoud van die bewijsmiddelen. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
4.3.
Bewezenverklaring
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Parketnummer 10/104633-25
hij op
of omstreeks3 april 2025 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,
opzettelijk
brand heeft gesticht en/ofeen ontploffing teweeg heeft gebracht aan een woning,
gelegen aan de [adres 2] ,
door aldaar
een (chemisch) brandbare vloeistof te spuiten en (vervolgens)een
(mogelijk zelfgemaakt) (vuurwerk)explosief aan te steken
en/of (vervolgens) dit
explosief door de brievenbus te gooienen
/ofvoor de deur te zetten, als gevolg
waarvan brand is ontstaan
in/aan de brievenbus en
/ofvoordeur,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor dit pand en de aldaar aanwezige goederen
en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in dit pand
aanwezige personen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of diens kind, en/of
omwonenden, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
voor een ander of anderen
te duchten was.
Parketnummer 10/084680-25
hij op
of omstreeks17 maart 2025 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
een bromfiets (voorzien van kenteken [kentekennummer] ),
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 3] ,
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft
weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Parketnummer 13/292318-24
1
hij op
of omstreeks11 september 2023 te Amsterdam,
in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,
op/bij
/ter hoogte vaneen woning, gelegen aan [adres 3] ,
ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn
/haarmededader
(s)voorgenomen
misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen, waarvan gemeen gevaar
voor voornoemde woning en
/ofin de nabijheid gelegen woningen
enpand
(en
), en
/of
de in dat pand aanwezige goederen
en/of de
bovengelegen/naastgelegen/omringende woningen/pandenen
/ofde in die
bovengelegen/naastgelegen/omringende woningen/panden aanwezige goederen
en/of in elk geval gemeen gevaar voor goederenen
/of
levensgevaar voor personen die zich op het moment van de ontploffing in de
nabijheid en
/of de (naastgelegen
)omgeving van de plek waar de ontploffing zou
plaatsvinden bevonden,
in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen die zich op het moment van de
ontploffing in de nabijheid en/of de plek waar de ontploffing zou plaatsvinden
bevonden, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of
anderente duchten was,
-
meteen
(zelfgemaakte
)geïmproviseerde explosieve constructie, te weten een
molotovcocktail,
althans een fles met benzine of een andere brandbare stof daarin
en/of
- de voornoemde (zelfgemaakte) geïmproviseerde explosieve constructiedoor het
(slaapkamer
)raam te gooien
/werpen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op
of omstreeks11 september 2023 te Amsterdam,
in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging
met een anderalthans alleen, een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een molotovcocktail, zijnde een voorwerp
bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van
ontploffing voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover sprake is van kennelijke verschrijvingen in (een van) de bewezen verklaarde tenlastelegging(en) zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/104633-25
Medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Parketnummer 10/084680-25
Diefstal door twee of meer verenigde personen.
Parketnummer 13/292318-24
1.
Medeplegen van poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is;
2.
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en

munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II, onderdeel 7º.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich op vijftien- en zeventienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten.
Allereerst heeft de verdachte op 11 september 2023 samen met een ander geprobeerd om een ontploffing in een woning te veroorzaken. De verdachte en zijn medeverdachte zijn vanuit Rotterdam naar Amsterdam afgereisd en hadden tassen met een molotovcocktail en bakstenen bij zich. Met een baksteen is geprobeerd een raam van de woning te vernielen, om daarna de molotovcocktail naar binnen te gooien. Op deze manier hadden zij een ontploffing teweeg kunnen brengen die veel schade zou hebben veroorzaakt. Door oplettende buurtbewoners is dit voorkomen. Dergelijke explosies en het voorhanden hebben van molotovcocktails zijn gevaarlijk, bedreigend en beangstigend voor de bewoners van de betreffende woningen. Ook leiden dit soort feiten tot onrust en gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank vindt het zeer zorgelijk dat de verdachte bereid is om zulke ernstige strafbare feiten te plegen.
Daarnaast heeft de verdachte zich op 17 maart 2025 samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal van een scooter. De scooter van de aangever stond geparkeerd bij een winkelcentrum en de verdachte heeft deze doelgericht samen met anderen meegenomen. Door een oplettende getuige is de scooter teruggevonden. De scooter bleek uiteindelijk door het handelen van de verdachte en anderen te zijn vernield. Door de diefstal heeft de verdachte ervan blijk gegeven zich weinig aan te trekken van de eigendomsrechten van anderen.
Niet veel later, op 3 april 2025 heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het teweegbrengen van een ontploffing in Rotterdam. Hierdoor is schade aan de woning ontstaan en hebben de bewoners nog lange tijd de gevolgen van deze daad ondervonden. Het teweegbrengen van ontploffingen bij woningen leidt ook tot gevoelens van angst en onveiligheid bij omwonenden. Tevens leidt het, mede gezien de grote hoeveelheid aanslagen die de afgelopen tijd in Nederland heeft plaatsgevonden, tot veel onrust en gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank rekent het voorgaande de verdachte zwaar aan. Met deze strafbare feiten wordt bij de strafoplegging rekening gehouden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 september 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor (vergelijkbare) strafbare feiten. Zo is de verdachte op 10 december 2024 veroordeeld voor het voorbereiden van een ontploffing, bedreiging, openlijk geweld, diverse straatroven, het voorbereiden van een drugsdelict en het wederrechtelijk verblijf op een haventerrein. De verdachte heeft toen 270 dagen jeugddetentie en een voorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd gekregen.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
GZ-psycholoog [persoon A] en kinder- en jeugdpsychiater [persoon B]hebben een rapportage over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 augustus 2025. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De verdachte heeft een verstandelijke handicap en een psychische stoornis in de zin van een achterstand in de sociaal-emotionele en persoonlijkheidsontwikkeling, waaraan zowel aanlegfactoren (een cognitieve beperking) als omgevingsfactoren (in alle milieus onvoldoende tegemoetkomen aan de opvoedbehoefte, meemaken van ingrijpende gebeurtenissen, onder druk staan van ouder-kind-relatie) ten grondslag hebben gelegen. Daarnaast is sprake van een normoverschrijdende gedragsstoornis.
De problematiek van de verdachte maakt dat hij vastloopt op alle leefgebieden. Daarnaast zijn er zorgen om de veiligheid van de verdachte door het milieu waarin hij zich bevindt. Er zijn geen beschermende factoren te zien, waardoor het risico op gewelddadige recidive hoog wordt ingeschat. Ook het feit dat reeds eerder ingezette hulp (zoals jarenlang contact met hulpverlenende instanties, plaatsing op behandelgroepen en psychologische ondersteuning op school) binnen strakke juridische kaders niet heeft geleid tot een positief resultaat, maakt dat er veel zorgen zijn. Tot slot is nog geprobeerd om binnen een voorwaardelijke PIJ-maatregel passende hulp te bieden, maar dat is niet gelukt. Dit komt onder andere doordat de ouders niet open stonden voor een uithuisplaatsing en er geen (open) instelling bereid was om de verdachte op te nemen.
De deskundigen zijn van mening dat de verdachte behandeling en begeleiding nodig heeft om het recidiverisico te verlagen en om de ontwikkeling van de verdachte ten goede te keren. Er is een omgeving nodig waarbij de mogelijkheid om te onttrekken aan voorwaarden zo klein mogelijk wordt gemaakt. De deskundigen zijn van mening dat de ernst van de problematiek langdurige behandeling in een justitiële jeugdinrichting noodzakelijk maakt en wel binnen het kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel.
De Raad voor de Kinderbescherming(hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 29 augustus 2025. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De verdachte is snel beïnvloedbaar, impulsief, onvoldoende in staat om zijn grenzen aan te geven en is onvoldoende vaardig om probleemsituaties te herkennen en daar oplossingen voor te bedenken. Dit zorgt voor een verhoogd recidiverisico. Diverse behandelingen in het civiele en strafrechtelijke kader hebben helaas nog niet tot het gewenste resultaat geleid. Verder heeft de Raad zorgen over het netwerk waarin de verdachte zich bevindt. De Raad adviseert een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Naar het oordeel van de Raad is een voorwaardelijke PIJ-maatregel, gelet op de voorgeschiedenis en de zorgelijke ontwikkeling, een gepasseerd station.
De Raad, vertegenwoordigd door [persoon C] , heeft ter zitting toegelicht dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van de verdachte. Er zijn diverse kaders (ambulante begeleiding, uithuisplaatsing, ondertoezichtstelling) ingezet om de verdachte te helpen, maar tot nu toe heeft niets geholpen. Er zijn meerdere instanties benaderd om de verdachte te helpen, maar helaas wordt de verdachte afgewezen gelet op zijn houding en de delicten waarvan hij wordt verdacht. Het opleggen van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel lijkt op dit moment de enige oplossing om de ontwikkeling van de verdachte ten goede te kunnen keren.
De gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering(hierna: de jeugdreclassering) vertegenwoordigd door [persoon D] , heeft ter zitting toegelicht dat zij het rapport van de Raad ondersteunen. De zorgen zijn ernstig. In de RJJI zijn bijna wekelijks incidenten waarbij de verdachte betrokken is. De verdachte is een gesloten persoon en werkt niet goed mee. Het vinden van een passende plek waar de verdachte kan verblijven is niet mogelijk gebleken. Er zijn in de afgelopen periode veel instanties benaderd, maar zij geven allemaal aan door het gedrag van de verdachte en de zwaarte van de delicten geen passende plek te kunnen bieden. Ook kan de veiligheid van de verdachte niet worden gewaarborgd. De PIJ-maatregel lijkt momenteel de enige optie.
De rechtbank heeft acht geslagen op de rapporten en wat ter terechtzitting door de Raad en de jeugdreclassering naar voren is gebracht.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekeningsvatbaarheid
De conclusies van de psychiater en psycholoog worden gedragen door hun bevindingen. De rechtbank neemt die conclusies over en maakt die tot de hare. Nu bij de verdachte sprake is van een verstandelijke handicap en van een psychische stoornis die ook aanwezig waren ten tijde van het tenlastegelegde feit in de zaak met parketnummer 10/104633-25 (de ontploffing in Rotterdam) acht de rechtbank de verdachte voor dit feit verminderd toerekeningsvatbaar.
Oplegging van een PIJ-maatregel
Door de deskundigen wordt de oplegging van een PIJ-maatregel geadviseerd. Aan de wettelijke voorwaarden van artikel 77s, eerste lid, Sr voor oplegging van een PIJ-maatregel is, gelet op de bewezenverklaring en de conclusies van de deskundigen, voldaan.
De rechtbank stelt vast dat de gepleegde feiten misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Op grond van de inhoud van de rapporten van de psycholoog en de psychiater, de Raad en hetgeen ter zitting door deskundigen naar voren is gebracht, is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij de verdachte in elk geval ten tijde van het begaan van het misdrijf in de zaak met parketnummer 10/104633-25 een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Daarnaast eisen de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van een PIJ-maatregel. Ook is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
De verdachte is op jonge leeftijd in korte tijd sterk afgegleden en heeft ernstige misdrijven gepleegd, terwijl hij in een proeftijd liep, zich moest houden aan schorsingsvoorwaarden en hij toezicht vanuit de jeugdreclassering had. Eén van de opgelegde voorwaardelijke straffen was een PIJ-maatregel. Dit heeft de verdachte er echter niet van weerhouden om de onder parketnummers 10/104633-25 en 10/084680-25 bewezenverklaarde feiten te plegen. Het recidiverisico wordt door de deskundigen ingeschat als hoog. De deskundigen adviseren een langdurige intensieve behandeling in een klinische setting om het hoge recidiverisico te beperken. Behandeling binnen een strak kader is volgens hen de enige mogelijkheid om de forse gedragsproblemen te verhelpen en de verdachte te leren om de juiste keuzes te maken. Hiervoor is een lange adem van de therapeut nodig, omdat de kans bestaat dat de verdachte geen openheid geeft en niet wil meewerken.
De rechtbank is van oordeel dat een behandeling in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel niet haalbaar is, gelet op het beperkte inzicht van de verdachte in zijn problematiek, het hoge recidiverisico en het feit dat de verdachte zich eerder ook niet aan voorwaarden kon houden.
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de behandeling van de verdachte binnen een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel moet plaatsvinden. Een intensieve langdurende behandeling in een klinische setting met een hoog beveiligingsniveau is naar het oordeel van de rechtbank noodzakelijk ter beperking van het recidiverisico.
De rechtbank overweegt dat de PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Weliswaar is in dit geval niet bewezen dat de ontploffing in Rotterdam levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel kon opleveren, maar gelet op de feiten en omstandigheden in deze zaak, waaronder het gegeven dat het risico op gewelddadige recidive door de deskundigen als hoog wordt ingeschat, is hier sprake van een geweldsmisdrijf. Dit betekent dat verlenging van deze maatregel mogelijk is voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
Oplegging straf
Daarnaast acht de rechtbank een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 181 dagen, met aftrek van de periode dat de verdachte in voorarrest heeft gezeten, noodzakelijk. Bij de bepaling van de duur van die straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de mate waarin het feit aan de verdachte kan worden toegerekend enerzijds en de impact die het feit op de slachtoffers heeft gehad anderzijds. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat artikel 63 Sr van toepassing is en de overschrijding van de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, in de zaak met parketnummer 13/292318-24.
Alles afwegend acht de rechtbank de genoemde straf en maatregel passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
Parketnummer 10/104633-25: [benadeelde] .
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd, [benadeelde] ., ter zake van het tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 8.263,75 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.1.
Standpunt officier van justitie
Door de officier van justitie is verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verweer gevoerd ten aanzien van de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [persoon E] . Uit de stukken blijkt onvoldoende dat deze persoon bevoegd is om op te treden namens het bedrijf. De vordering dient om die reden niet-ontvankelijk te worden verklaard. De verdediging heeft ten aanzien van de inhoud van de vordering geen standpunt ingenomen.
8.1.3.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat uit de stukken voldoende blijkt dat [persoon E] vertegenwoordigingsbevoegd is. Deze persoon is volgens de uittreksels van de Kamer van Koophandel bevoegd om namens het bedrijf op te treden. De benadeelde partij kan om die reden worden ontvangen in de vordering. Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en door de verdachte verder de vordering inhoudelijk niet is weersproken, zal de vordering worden toegewezen.
Hoofdelijk
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met (een) mededader(s) heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader(s) de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde van deze betalingsverplichting bevrijd.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 3 april 2025.
Proceskosten
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.1.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 8.263,75, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
8.2.
Parketnummer 10/104633-25: [slachtoffer 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd, [slachtoffer 1] , ter zake van het tenlastegelegde feit, bijgestaan door mr. P.P.E. Buchele, advocaat in Arnhem. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 13.034,60 aan materiële schade en een bedrag van € 7.500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde bedragen voor de kosten psycholoog, investerings- en sloopkosten cinewall, investering raamdecoratie en behang, rekening houdende met waardevermindering, toewijsbaar zijn. De gevorderde toekomstige schade dient niet-ontvankelijk te worden verklaard vanwege onvoldoende onderbouwing. De hoogte van de immateriële schade dient te worden gematigd tot een door de rechtbank nader te bepalen bedrag. De officier van justitie heeft tot slot hoofdelijke aansprakelijkheid, wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
8.2.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw refereert zich wat betreft de kosten van de psycholoog aan het oordeel van de rechtbank. De overige materiële schade dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in verband met het ontbreken van een deugdelijke onderbouwing. De raadsvrouw heeft daarnaast verzocht de toekomstige medische kosten af te wijzen nu hier geen onderbouwing voor is. Tot slot verzoekt de raadsvrouw het immateriële schadebedrag te matigen.
8.2.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is wat betreft de kosten van de psycholoog genoegzaam onderbouwd. Dit deel van de vordering zal worden toegewezen.
De gevorderde toekomstige medische kosten betreffen kosten die nog niet bekend zijn en die zijn gevorderd met het oog op een eventuele procedure in hoger beroep. Dit onderdeel is onvoldoende onderbouwd. Ten aanzien van de overige materiële schade overweegt de rechtbank dat op grond van de in het geding gebrachte stukken onvoldoende kan worden vastgesteld dat er sprake is van een causaal verband. Verder onderzoek naar dat causaal verband en de omvang van de schade levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal voor dit gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan door de benadeelde partij slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Daarnaast is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.500,00. Het meer gevorderde wordt afgewezen.
Hoofdelijk
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met (een) mededader(s) heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader(s) de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 3 april 2025.
Proceskoten
Nu de vordering van de benadeelde partij (gedeeltelijk) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.2.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 1] een schadevergoeding betalen van € 1.951,50 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
Over een deel van de gevorderde materiële schade wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen en een deel van de immateriële schade wordt afgewezen.
8.3.
Parketnummer 10/104633-25: [slachtoffer 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd, [slachtoffer 2] , ter zake van het tenlastegelegde feit, bijgestaan door mr. P.P.E. Buchele, advocaat in Arnhem. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 14.291,64 aan materiële schade en een bedrag van € 7.500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde bedragen voor huurkosten tijdelijke woning, huurkosten opslagbox en advocaatkosten bestuursrechtelijke procedure (materiële schade) toewijsbaar zijn, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht te bepalen dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor deze kosten. Voor de overige materiële schade, te weten het gederfd woongenot en de huurkosten auto, heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren wegens onvoldoende onderbouwing.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank de verzochte immateriële schade te matigen en refereert zich voor wat betreft de hoogte hiervan aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat de kosten van de advocaat en de huurauto niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard omdat het causale verband tussen deze schadeposten en de gedragingen van de verdachte lastig zijn vast te stellen. De overige materiële schadeposten dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat een deugdelijke onderbouwing ontbreekt. De raadsvrouw verzoekt tot slot het immateriële schadebedrag te matigen.
8.3.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is voor wat betreft de schadepost ‘huurkosten tijdelijke woning’ genoegzaam onderbouwd en zal worden toegewezen.
De schadeposten ‘huurkosten auto’ en ‘huurkosten opslagbox’ zijn onvoldoende onderbouwd en worden niet-ontvankelijk verklaard. Ten aanzien van het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de kosten van de advocaat in een bestuursrechtelijke procedure overweegt de rechtbank dat op grond van de in het geding gebrachte stukken onvoldoende kan worden vastgesteld dat er sprake is van een causaal verband met het strafbare feit. Verder onderzoek naar dat causaal verband en de omvang van de schade levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal (ook) voor dit gedeelte niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan door de benadeelde partij slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Daarnaast is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op basis van de gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.500,00. Het meer gevorderde wordt afgewezen.
Hoofdelijk
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met (een) mededader(s) heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader(s) de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 3 april 2025.
Proceskosten
Nu de vordering van de benadeelde partij (gedeeltelijk) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 4.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
Over een deel van de gevorderde materiële schade wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen en een deel van de immateriële schade wordt afgewezen.
8.4.
Parketnummer 10/084680-25: [slachtoffer 3]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd, [slachtoffer 3] , ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 215,00 aan materiële schade en een bedrag van € 750,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.4.1.
Standpunt officier van justitie
Door de officier van justitie is verzocht het deel dat ziet op de materiële schade toe te wijzen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.4.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw refereert zich met betrekking tot de materiële schade aan het oordeel van de rechtbank. Daarnaast verzoekt de raadsvrouw de verzochte immateriële schade niet-ontvankelijk te verklaren wegens het ontbreken van een deugdelijke onderbouwing, te meer nu immateriële schade bij een vermogensdelict niet direct voor de hand ligt.
8.4.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding op dat punt de rechtbank ook niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt zal de vordering worden toegewezen.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de immateriële schade is onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij zal voor dat gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Hoofdelijk
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2025.
Proceskosten
Nu de vordering van de benadeelde partij (gedeeltelijk) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 215,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
8.5.
Parketnummer 13/292318-24: [slachtoffer 4]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd, [slachtoffer 4] , ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit, bijgestaan door mr. M.J.C. Verlaan, advocaat in Amsterdam. De benadeelde partij vordert ter zitting een lager bedrag dan in de schriftelijke vordering is opgenomen, te weten een bedrag van € 2.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.5.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de hoogte van het toe te wijzen bedrag aan immateriële schadevergoeding verzocht aansluiting te zoeken bij de uitspraak in de zaak van medeverdachte en heeft hoofdelijke aansprakelijkheid, wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
8.5.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering, indien deze hoofdelijk wordt toegewezen, te matigen tot € 500,00, gelet op het feit dat de medeverdachte al een bedrag van € 1.000,00 heeft voldaan aan de benadeelde partij.
8.5.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Uit de aard van het feit
en hetgeen is onderbouwd, kan geconcludeerd worden dat de benadeelde partij
psychische schade heeft ondervonden door het bewezenverklaarde feit. Die schade zal op dit moment op basis van de gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,00. Het meer gevorderde wordt afgewezen.
Hoofdelijk
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 september 2023.
Proceskosten
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.5.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

9.Vorderingen tenuitvoerlegging

9.1.
Parketnummer 10/192741-24
9.1.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 10 december 2024 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van meerdere strafbare feiten veroordeeld tot een jeugddetentie van 270 dagen en een voorwaardelijke PIJ-maatregel, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 25 december 2024 en eindigt op 29 december 2026.
9.1.2.
Standpunt officier van justitie en standpunt verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tenuitvoerlegging toe te wijzen. De verdediging heeft tot afwijzing van de vordering bepleit.
9.1.3.
Beoordeling
De onder parketnummers 10/104633-25 en 10/084860-25 bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van het vonnis van 25 december 2024 en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde PIJ-maatregel worden gelast. De rechtbank ziet echter aanleiding om de vordering van de officier van justitie af te wijzen. Gelet op de aan de verdachte op te leggen straf en maatregel acht de rechtbank het niet opportuun om deze voorwaardelijke straf ten uitvoer te leggen.
9.2.
Parketnummer 10/086862-23
9.2.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 15 juni 2023 van de kinderrechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van eenvoudige belediging van een ambtenaar in functie veroordeeld voor zover van belang tot een geheel voorwaardelijke taakstaf bestaande uit een werkstraf van 28 uren, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 29 juni 2023 en eindigt op 10 maart 2026.
9.2.2.
Standpunt officier van justitie en standpunt verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen. De verdediging heeft eveneens tot afwijzing van de vordering bepleit.
9.2.3.
Beoordeling
De rechtbank zal, zoals gevorderd door de officier van justitie en bepleit door de verdediging, de vordering afwijzen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 47, 63, 77a, 77g, 77i, 77s, 77gg, 157 en 310 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummers 10/104633-25, 10/084680-25 en 13/292318-24 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentie voor de duur van 181 (honderdeenentachtig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de verdachte op de
maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader(s), om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[benadeelde] ., te betalen een bedrag van
€ 8.263,75 (zegge: achtduizendtweehonderddrieënzestig euro en vijfenzeventig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 3 april 2025 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader(s), om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1], te betalen een bedrag van
€ 1.951,50 (zegge: negentienhonderdeenenvijftig euro en vijftig eurocent), bestaande uit materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 3 april 2025 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de materiële vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
wijst af het resterende deel van de immateriële vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader(s), om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2], te betalen een bedrag van
€ 4.500,00 (zegge: vierduizend vijfhonderd euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 3 april 2025 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de materiële vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
wijst af het resterende deel van de immateriële vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader(s) van de verdachte aan de benadeelde partijen [benadeelde] ., [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen [benadeelde] ., [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte, hoofdelijk samen met zijn mededader(s)
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde] . te betalen
€ 8.263,75(hoofdsom,
zegge:
achtduizendtweehonderddrieënzestig euro en vijfenzeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 april 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
legt aan de verdachte, hoofdelijk samen met zijn mededader(s)
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] te betalen
€ 1.951,50(hoofdsom,
zegge:
negentienhonderdeenenvijftig euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 april 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
legt aan de verdachte, hoofdelijk samen met zijn mededader(s)
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 4.500,00(hoofdsom,
zegge:
vierduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 april 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partijen [benadeelde] ., [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , waaronder begrepen betaling door zijn mededader(s), tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[slachtoffer 3], te betalen een bedrag van
€ 215,00 (zegge: tweehonderdvijftien euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 17 maart 2025 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader(s) van de verdachte aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer 3] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte, hoofdelijk samen met zijn mededaders
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 3] te betalen
€ 215,00(hoofdsom,
zegge:
tweehonderdvijftien euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] , waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader(s), om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[slachtoffer 4], te betalen een bedrag van
€ 1.000,00 (zegge: duizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 11 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het door de benadeelde partij [slachtoffer 4] meer of anders gevorderde;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader(s) van de verdachte aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer 4] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte, hoofdelijk samen met zijn mededader(s)
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 4] te betalen
€ 1.000,00(hoofdsom,
zegge:
duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 september 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] , waaronder begrepen betaling door zijn mededader(s), tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 10 december 2024 van de meervoudige kamer van deze rechtbank in de zaak met parketnummer 10/192741-24 aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke PIJ-maatregel;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij uitspraak van 15 juni 2023 van de kinderrechter van deze rechtbank in de zaak met parketnummer 10/086862-23 aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke taakstraf, bestaande uit een werkstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S. Jordaan, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. W.M. Stolk en R. van den Wildenberg, kinderrechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Cortenberghe - van Dam, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 september 2025.
De jongste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst (gewijzigde) tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/104633-25
hij op of omstreeks 3 april 2025 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
brand heeft gesticht en/of een ontploffing teweeg heeft gebracht aan een woning,
gelegen aan de [adres 2] ,
door aldaar een (chemisch) brandbare vloeistof te spuiten en (vervolgens) een
(mogelijk zelfgemaakt) (vuurwerk)explosief aan te steken en/of (vervolgens) dit
explosief door de brievenbus te gooien en/of voor de deur te zetten, als gevolg
waarvan brand is ontstaan in/aan de brievenbus en/of voordeur,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor dit pand en de aldaar aanwezige goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in dit pand
aanwezige personen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of diens kind, en/of
omwonenden, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
voor een ander of anderen
Parketnummer 10/084680-25
hij op of omstreeks 17 maart 2025 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een bromfiets (voorzien van kenteken [kentekennummer] ), in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft
weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Parketnummer 13/292318-24
1
hij op of omstreeks 11 september 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
op/bij/ter hoogte van een woning, gelegen aan [adres 3] ,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn/haar mededader(s) voorgenomen
misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen, waarvan gemeen gevaar
voor voornoemde woning en/of in de nabijheid gelegen woningen/pand(en), en/of
de in dat pand aanwezige goederen en/of de
bovengelegen/naastgelegen/omringende woningen/panden en/of de in die
bovengelegen/naastgelegen/omringende woningen/panden aanwezige goederen
en/of in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar voor personen die zich op het moment van de ontploffing in de
nabijheid en/of de (naastgelegen) omgeving van de plek waar de ontploffing zou
plaatsvinden bevonden, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen die zich op het moment van de
ontploffing in de nabijheid en/of de plek waar de ontploffing zou plaatsvinden
bevonden, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of
anderen te duchten was,
- met een (zelfgemaakte) geïmproviseerde explosieve constructie, te weten een
molotovcocktail, althans een fles met benzine of een andere brandbare stof daarin
en/of
- de voornoemde (zelfgemaakte) geïmproviseerde explosieve constructie door het
(slaapkamer)raam te gooien/werpen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 11 september 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging althans alleen, een wapen van categorie II, onder 7 van de
Wet wapens en munitie, te weten een molotovcocktail, zijnde een voorwerp
bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van
ontploffing voorhanden heeft gehad.