ECLI:NL:RBROT:2025:12101

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
10-025414-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling van een aan zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 september 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van een minderjarige, aan wie hij zorg en waakzaamheid toevertrouwde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden, en een taakstraf van 120 uur. De zaak kwam aan het licht na meldingen van de moeder van het slachtoffer, die op verschillende momenten letsel bij haar kind constateerde na het oppassen door de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk geweld heeft uitgeoefend op het kind, wat resulteerde in lichamelijk letsel, waaronder gebroken botten. De verdediging voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor de schuld van de verdachte, maar de rechtbank oordeelde dat de aangifte van de moeder betrouwbaar was en dat de verdachte niet kon aantonen dat het letsel door andere oorzaken was ontstaan. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychologische problemen, en heeft besloten om de straf voorwaardelijk op te leggen, met de nadruk op behandeling en begeleiding.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-025414-24
Datum uitspraak: 30 september 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 1990,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres 1] , [postcode 1] [plaats 1] ,
verblijvende op het adres [adres 2] , [postcode 2] [plaats 2] ,
raadsvrouw mr. B.V. Rafaela, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
25 maart 2025 (bij de politierechter, met toepassing van artikel 377, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering) en van 16 september 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 25 maart 2025 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. Van Loon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 180 uur met aftrek van voorarrest, alsmede een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling bij een forensische polikliniek als De Waag of een soortgelijke instelling en begeleiding door Humanitas, alsook een contact- en locatieverbod, en de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte ontkent het feit te hebben gepleegd.
De verdediging heeft aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte het feit heeft gepleegd. De waarschijnlijkheidstermen (“iets waarschijnlijker”, “ongeveer even waarschijnlijk”) die worden gebruikt in de forensisch medische letselrapportage bieden onvoldoende grond voor een strafrechtelijke veroordeling. De alternatieve verklaring van de verdachte - letsel door kinderspel tussen twee peuters - is geloofwaardig, maar onvoldoende onderzocht. Dat geldt ook voor de overige door de verdachte aangevoerde alternatieve scenario’s. Deze onderzoeklacunes, gecombineerd met de reeds lage waarschijnlijkheidsgraden, maken dat er geen sprake kan zijn van de overtuiging dat de verdachte het feit heeft begaan. Ook het ontbreken van bewijs over het precieze tijdstip van het ontstaan van het letsel, in samenhang met de aanwezigheid van veel verschillende mensen in de woning, schept fundamentele twijfel over het daderschap van de verdachte.
De verdachte dient te worden vrijgesproken.
4.1.2.
Beoordeling
Vaststaande feiten
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 29 december 2023 zag de moeder van [slachtoffer] , nadat de verdachte had opgepast, rode krassen in de nek, en blauwe plekken op de rug, zij en heup van haar zoontje. Op 5 januari 2024 zag zij, weer nadat de verdachte had opgepast, dat het voorhoofd van [slachtoffer] blauw en dik was, en dat hij een grote, blauwe plek op zijn rug had. Ook zag ze dat zijn nek en borst onder de rode plekken zaten. Op 20 januari 2024 ten slotte constateerde de moeder van [slachtoffer] blauwe plekken op zijn elleboog, rug, hand en buik, en dat zijn rechterarm en -hand gezwollen waren. In het ziekenhuis bleek dat de rechterarm van [slachtoffer] op twee plaatsen was gebroken, en dat hij twee gebroken ribben had. Ook dit keer had de verdachte opgepast. Tijdens het oppassen was op alle drie de genoemde data ook de zoon van de verdachte, [minderjarige] , in de woning.
De moeder van [slachtoffer] heeft na alle drie de incidenten foto’s van het letsel gemaakt.
Beoordeling
De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de aangifte van de moeder van [slachtoffer] . Haar beschrijving van het letsel bij drie gelegenheden is gedetailleerd, en ondersteund door foto’s. De toevoeging van het gegeven dat dit letsel steeds tijdens het oppassen door de verdachte is toegebracht, maakt dat de verdenking in zijn richting gaat.
Contra-indicaties voor deze verdenking acht de rechtbank niet aanwezig. De respectievelijke mogelijke oorzaken die de verdachte zelf voor het letsel heeft gegeven (ze zouden zijn toegebracht door de iets oudere [minderjarige] , dan wel bij het spelen deels door [slachtoffer] zelf) acht de rechtbank onaannemelijk. Bij geen van die oorzaken heeft verdachte gezegd dat hij het toebrengen van het letsel heeft opgemerkt. Zijn verklaringen wisselen bovendien en kunnen bij nadere beschouwing de aard, de ernst en het diverse karakter van de letsels niet verklaren. De verdachte heeft ook buiten (de kleine) [minderjarige] en zichzelf niet iemand aangewezen die in de woning is geweest tijdens het ontstaan van die letsels.
Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn, dan dat de verdachte de letsels heeft toegebracht, toen hij alleen was met [slachtoffer] (en [minderjarige] ).
De raadsvrouw heeft – de rechtbank begrijpt: in het geval de verdachte schuldig wordt geacht - nog aangevoerd dat de verdachte geen (voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van het letsel omdat hij, zoals volgt uit het rapport van de psycholoog, de gevolgen van zijn handelen niet kan overzien. De rechtbank ziet in dit betoog geen aanleiding voor het oordeel dat de verdachte geen (voorwaardelijk) opzet kan hebben gehad op het toebrengen van letsel. Hierbij heeft de rechtbank mede betrokken het oordeel over de (verminderde) toerekenbaarheid van de verdachte, zoals hierna, mede op grond van het verrichte psychologisch onderzoek, onder 7.3 wordt overwogen. Dat oordeel vormt onvoldoende grond voor de conclusie dat de verdachte geen opzet kan hebben gehad op het uitgeoefende geweld op dit zeer jonge en kwetsbare slachtoffer.
Naar het oordeel van de rechtbank is het letsel, gelet op de uitgangspunten in het overzichtsarrest van de HR van 3 juli 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1051), niet te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel. De verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.1.3.
Conclusie
De ten laste gelegde mishandeling begaan tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in
of omstreeksde periode van 30 december 2023 tot en met 20 januari 2024 te [geboorteplaats 2],
althans in Nederland[slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2022), zijnde een kind dat
hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin en/of dataan zijn zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd, heeft mishandeld door
meermalen, althans eenmaal,opzettelijk geweld uit te oefenen op de rug, de borst, buik, flanken, het voorhoofd, de nek, de linker oksel, het rechterbeen en
/ofde rechterarm,
althans het lichaam,van die [slachtoffer] , terwijl het feit
zwaar lichamelijk letsel, te weteneen
meervoudiggebroken onderarm, een gebroken
bovenarm/elleboog en
/of tenminstetwee gebroken ribben
, althans lichamelijk letselten gevolge heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van de kleinzoon van zijn vriendin. Het jongetje was bijna 2 jaar oud en op dat moment aan de zorg en de waakzaamheid van de verdachte toevertrouwd. Op drie verschillende momenten waarop de verdachte aan het oppassen was, heeft het jongetje lichamelijk letsel opgelopen, bestaande uit blauwe plekken, een op twee plaatsen gebroken arm en twee gebroken ribben.
Dit is een ernstig feit. De mishandeling vond plaats in de woning waar het slachtoffer zich veilig zou moeten kunnen voelen. De verdachte heeft zijn plicht om het jonge kind in zijn kwetsbare positie de juiste zorg te bieden, ernstig verzaakt en zich schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van huiselijk geweld. De ervaring leert dat de slachtoffers van huiselijk geweld, ook wanneer zij nog zeer jong zijn, hiervan geruime tijd, en al dan niet op een later moment, klachten kunnen ondervinden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 september 2025, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen jaren niet is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
[GZ-psycholoog]heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 juni 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Er is bij de verdachte sprake van zwakbegaafdheid, een borderline persoonlijkheidsstoornis en een lichte stoornis in cannabisgebruik. Aannemelijk is dat de verdachte situaties niet adequaat heeft kunnen inschatten en mogelijke gevolgen minder goed dan anderen heeft kunnen overzien. Als gevolg van zijn borderline persoonlijkheidsstoornis kan onder hoge druk of stress sprake zijn geweest van agressieve
acting out. Mogelijk werd de verdachte ernstig overvraagd en kon hij daar niet op adequate wijze mee omgaan. In het geval van een bewezenverklaring wordt geadviseerd de verdachte het feit in verminderde mate toe te rekenen.
Er is sprake van een laag tot matig recidiverisico.
Om stabiliteit voor de toekomst te waarborgen en adequaat functioneren binnen intieme relaties te bevorderen, is naast de huidige begeleiding ook behandeling van de borderline problematiek geïndiceerd.
De psycholoog adviseert de huidige begeleiding voort te zetten en aan te vullen met een individuele behandeling binnen een forensische polikliniek als bij De Waag, waarbij rekening wordt gehouden met het lage denkniveau van de verdachte. De begeleiding en behandeling kunnen worden opgenomen als bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf.
Reclassering Nederlandheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 22 december 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte is geschorst uit de voorlopige hechtenis en heeft een schorsingstoezicht bij Reclassering Nederland. Er is sprake van een contact -en locatieverbod, waardoor de verdachte momenteel bij zijn moeder moet verblijven totdat hij zelfstandige huisvesting heeft. Hij heeft inkomsten vanuit werk, maar er zijn wel schulden waarmee hij geholpen wordt door Humanitas. De reclassering ziet het werk van de verdachte, en zijn motivatie om wat van zijn leven te maken met hulp van de hulpverlening als beschermend. Gelet op de ontkennende houding is het lastig om uitspraken te doen wat betreft de risico’s. De verdachte is zeer afspraaktrouw bij de reclassering, hij stelt zich open op en werkt goed mee aan de begeleiding en behandeling van Humanitas. Als de verdachte wordt veroordeeld ziet de reclassering de noodzaak om de begeleiding vanuit Humanitas en het toezicht bij de reclassering voort te zetten.
De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke zorgverlener, ambulante (praktische) begeleiding door Humanitas Homerun en een contact- en locatieverbod.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psycholoog gedragen worden door de bevindingen en door hetgeen op de terechtzitting is gebleken, volgt de rechtbank die conclusies. Het bewezen verklaarde feit wordt de verdachte dan ook in verminderde mate toegerekend.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal deze gevangenisstraf echter, zoals ook door de officier van justitie is geëist, geheel voorwaardelijk opleggen. Hierbij is rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zijn baan en motivatie om mee te werken aan de door de psycholoog en de reclassering geadviseerde begeleiding en behandeling.
De voorwaardelijke straf moet helpen voorkomen dat de verdachte in de toekomst opnieuw strafbare feiten pleegt.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding om de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. De verdachte heeft zich vanaf het moment dat zijn voorlopige hechtenis op 25 januari 2025 is geschorst, steeds aan alle schorsingsvoorwaarden gehouden, en heeft gezegd dit ook in de toekomst te zullen blijven doen. De rechtbank is van oordeel dat aan de vereisten voor het opleggen van de maatregel van dadelijke uitvoerbaarheid niet wordt voldaan.
Daarnaast zal de rechtbank vanwege de ernst van het feit een forse taakstraf opleggen. Deze is lager dan door de officier van justitie is geëist, nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzijde rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als de reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde laat zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is reeds gestart. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. de veroordeelde laat zich begeleiden bij zijn praktische zaken door Humanitas-Homerun zo lang de reclassering dit nodig acht;
4. de veroordeelde zal zich individueel laten behandelen binnen een forensische polikliniek als bij De Waag (waarbij rekening wordt gehouden met het lage denkniveau van de veroordeelde), te bepalen door de reclassering, zolang de reclassering de behandeling nodig vindt. De zorgverlener bepaalt de wijze van behandeling;
5. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 2] 2022 te [geboorteplaats 2] en met [persoon A], geboren op [geboortedatum 3] 2003, wonende aan [adres 3], [postcode 3] te [geboorteplaats 2], zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
6. de veroordeelde zal zich niet bevinden in/op/rondom de woning aan [adres 3], [postcode 3] te [geboorteplaats 2], zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
114 (honderdveertien) urente verrichten taakstraf resteren;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
57 (zevenenvijftig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, welk bevel bij een eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. A. Boer en L. den Teuling, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat te tekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 30 december 2023 tot en met 20 januari 2024 te [geboorteplaats 2], althans in Nederland [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2022), zijnde een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin en/of dat aan zijn zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd, heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal, opzettelijk geweld uit te oefenen op de rug, de borst, buik, flanken, het voorhoofd, de nek, de linker oksel, het rechterbeen en/of de rechterarm, althans het lichaam, van die [slachtoffer] , terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een meervoudig gebroken onderarm, een gebroken bovenarm/elleboog en/of tenminste twee gebroken ribben, althans lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad.