ECLI:NL:RBROT:2025:12102

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
10/097086-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging opzetverkrachting en veroordeling opzetaanranding met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 6 oktober 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot opzetverkrachting en opzetaanranding. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot opzetverkrachting, omdat er onvoldoende bewijs was voor een begin van uitvoering gericht op seksueel binnendringen. De feiten, die zich op 23 maart 2025 in Dordrecht afspeelden, betroffen een aanranding waarbij de verdachte het slachtoffer op klaarlichte dag in een steegje meerdere keren bij haar kruis en billen heeft gepakt, met geweld, waardoor het slachtoffer niet kon ontkomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan opzetaanranding en legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en een contactverbod met het slachtoffer. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte €4.516,53 aan schadevergoeding moest betalen, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, die blijvende psychische schade had opgelopen door de aanranding. De verdachte werd ook onderworpen aan een maatregel tot beperking van zijn vrijheid voor de duur van twee jaar, met een gebieds- en contactverbod.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/097086-25
Datum uitspraak: 6 oktober 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum 1] 1999,
zonder vaste woon-of verblijfplaats hier te lande,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam P.I.] ,
raadsvrouw mr. N.C. Reehuis, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 september 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. X. van Balen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering;
  • oplegging van een maatregel strekkende tot vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), inhoudende een contact- en locatieverbod, waarbij per overtreding een week hechtenis opgelegd wordt, en de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak primair ten laste gelegde
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De poging opzetverkrachting kan wettig en overtuigend bewezen worden. De aanrakingen van de verdachte bleven niet alleen bij aanrakingen op de vagina van de aangeefster en gaan verder dan aanrandingshandelingen. De verdachte heeft namelijk ook de broek en onderbroek van de aangeefster tot aan haar stuitje naar beneden getrokken en heeft daarvoor de woorden: “
I wanna lick your pussy” en “
I’m going to get you” uitgesproken. Hij hield de aangeefster ook in een houdgreep en het was duidelijk dat hij nog niet klaar was. De handelingen van de verdachte kunnen daarom naar de uiterlijke verschijningsvorm niet anders gezien worden dan het begin van uitvoering van een verkrachting.
4.1.2.
Beoordeling
Op 23 maart 2025 liep de aangeefster in Dordrecht door een steegje richting het huis van haar moeder. Halverwege het steegje werd zij aangevallen door een man. Gelet op de DNA-match met een grote bewijskracht tussen de dadersporen en de verdachte, stelt de rechtbank vast dat de verdachte die man is geweest.
Op het moment dat de verdachte de aangeefster op de fiets passeerde, heeft hij haar via haar achterkant bij haar kruis gegrepen en is hij met zijn hand via de achterkant langs haar billen omhoog gegleden. Terwijl de verdachte dat deed, heeft hij tegen de aangeefster gezegd: “
I want to lick your pussy” en “
I’m going to get you”. De aangeefster heeft hem weggeduwd en gezegd dat hij van haar af moest blijven. De aangeefster heeft geprobeerd aan hem te ontkomen door hem te duwen en vuistslagen te geven. De verdachte is vervolgens van zijn fiets afgestapt, is voor de aangeefster gaan staan en heeft geprobeerd haar vast te pakken, terwijl hij de eerder genoemde seksueel getinte opmerkingen bleef maken. Ook toen heeft de aangeefster hem weggeduwd en vuistslagen gegeven. Ze rende daarna weg, maar de verdachte rende achter haar aan, greep haar aan de achterkant van haar broek en onderbroek vast en trok haar naar achteren. De verdachte heeft de broek van de aangeefster daarbij deels naar beneden getrokken tot net voorbij haar stuitje, waarna de aangeefster deze aan de achterkant weer omhoog heeft getrokken. Er ontstond een worsteling. Hierna heeft de verdachte de aangeefster in een houdgreep gehouden en heeft hij onder andere weer haar vagina over haar broek betast. De aangeefster is zich blijven verzetten en is hard om hulp gaan schreeuwen. Een omstander is op haar geschreeuw afgekomen, waarna de verdachte is gevlucht.
Deze feiten en omstandigheden hebben op de zitting niet ter discussie gestaan. Wat wel onderwerp van debat is geweest, is hoe dit handelen van de verdachte juridisch gekwalificeerd moet worden.
Voor een bewezenverklaring van een poging tot opzetverkrachting is vereist dat sprake is geweest van een begin van uitvoering gericht op het seksueel binnendringen van het lichaam van de aangeefster. De uitingen van de verdachte en het aan de achterkant vastgrijpen van de broek van de aangeefster en enkele centimeters naar beneden trekken daarvan, kunnen, hoe beangstigend en ernstig deze ook voor de aangeefster zijn geweest, op zichzelf beschouwd niet worden aangemerkt als handelingen die per definitie bedoeld zijn om het lichaam van de aangeefster seksueel binnen te dringen. Anders dan de officier van justitie heeft aangevoerd, kan het immers ook zo zijn dat deze handelingen op iets anders waren gericht, bijvoorbeeld aanranding.
4.1.3.
Conclusie
Dat de verdachte geprobeerd heeft de aangeefster te verkrachten, is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat hij van het primair tenlastegelegde wordt vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring subsidiair ten laste gelegde
De verdediging heeft geen bewijsverweren gevoerd. Het subsidiair ten laste gelegde zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op
of omstreeks23 maart 2025 te Dordrecht met een persoon, te weten [slachtoffer] een of meer seksuele handelingen heeft verricht, te weten
- die [slachtoffer] van achter bij haar kruis te grijpen en vervolgens zijn hand terug over haar billen te bewegen,
- die [slachtoffer] de woorden toe te voegen ‘i want to lick your pussy'
anden'i going to get you',
- (vervolgens) achter die [slachtoffer] aan te rennen en haar onverhoeds van achteren bij haar broek en onderbroek
en/of haar billente pakken en/of haar broek naar beneden te trekken,
- die [slachtoffer] haar hoofd in de hou
tdgreep te pakken en haar bij haar vagina vast te pakken/aan te raken,
terwijl hij, verdachte, wist, althans ernstige reden had om te vermoeden dat bij die [slachtoffer] daartoe de wil ontbrak.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
subsidiair:opzetaanranding.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf en maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft het slachtoffer op klaarlichte dag (rond 18:00 uur) in het openbaar aangerand door haar meerdere keren bij haar kruis en bij haar billen te pakken toen zij op straat liep. In een smal steegje heeft hij haar betast, is hij haar achterna gerend en heeft hij haar naar zich toe getrokken toen zij van hem weg probeerde te komen. De verdachte heeft haar uiteindelijk in een houdgreep gehouden en haar verder over haar kleding betast. Het slachtoffer heeft de verdachte geprobeerd van zich af te houden door hem meermaals te duwen en te slaan en door te schreeuwen. Zij heeft tijdens de worsteling het gevoel gehad dat zij moest blijven vechten omdat hij haar anders zou overmeesteren en ze niet weg zou kunnen komen. De verdachte is alleen gestopt omdat een omwonende alert heeft gereageerd op het geschreeuw van het slachtoffer en naar hen toe is gekomen.
De verdachte heeft door zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dit soort feiten vaak langdurige en ernstige psychische schade ondervinden. Uit de slachtofferverklaring blijkt dit ook. Tijdens de zitting is het gegaan over de impact van het gebeuren op het slachtoffer. Zij heeft invoelend toegelicht dat zij een gevoel van onveiligheid aan de aanranding heeft overgehouden en dat het haar leven ingrijpend heeft veranderd. Tot aan de dag van vandaag loopt zij met veel angst over straat. Dit soort feiten brengen bovendien niet alleen gevoelens van onrust en onveiligheid bij het slachtoffer teweeg, maar ook in de maatschappij in het algemeen. Dit wordt onderstreept door de aandacht in de media voor de dagelijkse onveiligheid die vrouwen voelen op straat. Deze gebeurtenis kan ook andere vrouwen angstiger maken om – zèlfs overdag – alleen over straat te lopen.
De verdachte heeft tijdens de zitting spijt betuigd, maar verder onvoldoende laten zien verantwoordelijkheid te (kunnen) nemen voor zijn handelen. Hij zegt door zijn alcoholgebruik voorafgaand aan de aanranding geen herinnering aan de aanranding te hebben en daarom weinig openheid van zaken te kunnen geven. Dit terwijl hij naar eigen zeggen bekend is met de gevolgen die overmatig alcoholgebruik op zijn gedrag kunnen hebben. Ook is opmerkelijk dat de verdachte zich wel de fietstocht direct voorafgaande aan de aanranding kan herinneren. De verdachte heeft in elk geval zelf de keuze gemaakt om dronken te worden en op de fiets te stappen. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij voor de negatieve gevolgen ten aanzien van het slachtoffer en de maatschappij geen oog heeft gehad en zich enkel heeft laten leiden door zijn eigen lustgevoelens.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 juni 2025 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Dit betekent dat het strafblad niet leidt tot een hogere straf.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt van 7 juli 2025. Hierin staat onder andere dat het positief is dat de verdachte een vaste dagbesteding, inkomen en woonplek heeft, maar dat er risicofactoren worden gezien op het gebied van seksualiteit, middelengebruik en psychosociaal functioneren. De verdachte kent een belast verleden, waarbij zijn vader agressief gedrag vertoonde onder invloed van alcohol en hij zelf het slachtoffer is geweest van fysiek geweld. De verdachte is op veertienjarige leeftijd begonnen met het drinken van alcohol en heeft dit periodes dagelijks gedaan. Onder invloed van alcohol zou zijn gedrag veranderen, waarbij hij agressief zou worden en geen controle meer zou hebben over zijn gedrag. Ook lijkt het in het leven van de verdachte te ontbreken aan een steunend netwerk. Reclassering Nederland schat het risico dat de verdachte zonder ingrijpen opnieuw een seksueel delict zal plegen in als bovengemiddeld en ziet meerwaarde voor een begeleidingstraject en het volgen van een ambulante behandeling. Zo nodig kan er verdiepingsdiagnostiek plaatsvinden om het gedrag en de eventueel onderliggende problematiek en het middelengebruik verder inzichtelijk te krijgen. De verdachte zegt mee te zullen werken aan de bijzondere voorwaarden die hem bij een veroordeling worden opgelegd en heeft dit ook op de zitting bevestigd.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de strafsoort en duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met straffen die in min of meer soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarbij heeft de rechtbank meegewogen dat het in deze zaak gaat om een heftige aanranding waarbij het slachtoffer moeilijk kon ontkomen en waarbij geweld is toegepast. Deze omstandigheden rechtvaardigen een hogere gevangenisstraf. De rechtbank komt tot een kortere duur van de gevangenisstraf dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat de verdachte wordt vrijgesproken van de poging opzetverkrachting, waarvan de officier van justitie bij de formulering van haar eis wel is uitgegaan. Gelet hierop wordt een gevangenisstraf van twaalf maanden opgelegd, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van twee jaren.
Vanwege het belang van verdere behandeling en begeleiding zullen de bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling, het meewerken aan middelencontrole en een contactverbod met de aangeefster worden opgelegd zoals geadviseerd door de reclassering. De voorwaardelijke straf heeft ook als doel te voorkomen dat de verdachte in de toekomst opnieuw een strafbaar feit pleegt.
Mede gelet op de door de reclassering genoemde problematiek en risico’s wordt ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van twee jaren opgelegd, inhoudende een gebiedsgebod voor de straten waarin het werk van de aangeefster is gelegen, namelijk het gebied tussen de Galvanistraat, Maxwellstraat en Stephensonstraat in Dordrecht en een contactverbod met de aangeefster. Elke keer dat dat de verdachte het gebieds- of contactverbod overtreedt, kan vervangende hechtenis worden toegepast van een week, met een totale duur van maximaal zes maanden. De hechtenis heft de verplichtingen op grond van de maatregel niet op.
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen, wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is. De maatregel zal daarom ook gelden als de verdachte in hoger beroep gaat. De verdachte kampt immers met problematisch alcoholgebruik, waardoor hij agressief wordt en ongecontroleerd gedrag vertoont, omstandigheden waarin ook de onderhavige aanranding is gepleegd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer] ter zake van het onder het subsidiair ten laste gelegde feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.285,- aan materiële schade en een vergoeding van € 5.500,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt verdediging
De benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in de gevorderde vergoeding van de vervanging van haar kleding en de gevorderde nader te onderbouwen schade. Gelet op de bepleite vrijspraak van het primair ten laste gelegde moet de gevorderde immateriële schadevergoeding worden gematigd.
8.2.
Beoordeling
Materiële schade
Aan de benadeelde partij is door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks (materiële) schade toegebracht. De vordering is voldoende onderbouwd en zal worden toegewezen voor zover deze ziet op de schadeposten reis- en parkeerkosten, vervangingskosten kleding en een deel van het betaalde eigen risico. De rechtbank overweegt dat voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij haar kleding die zij droeg ten tijde van de aanranding en die op DNA bemonsterd is, heeft moeten vervangen. De kosten die daarvoor zijn opgevoerd komen de rechtbank redelijk voor en zijn daarom voor toewijzing vatbaar. Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op het eigen risico van de zorgverzekering, wordt toegewezen tot een bedrag van € 366,53,-. De vordering dient voor het overige – een bedrag van € 18,47,- – niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat voldoende onderbouwing daarvan ontbreekt en de verdediging deze post heeft betwist. Aanhouding voor bewijslevering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de nader te onderbouwen schade, begroot op € 750,-, wordt afgewezen omdat deze kosten onvoldoende gemotiveerd zijn. De schadepost ziet op schade die zich nog niet heeft verwezenlijkt en waarvan de hoogte nog onbekend of toekomstig is in verband met een eventuele hoger beroep procedure. Een juridische grondslag ontbreekt voor het toewijzen van deze niet onderbouwde kosten.
Immateriële schade
Daarnaast is aan de benadeelde partij ook rechtstreeks immateriële schade toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 4.000,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De rechtbank heeft hierbij gelet op het door de benadeelde partij gestelde geestelijk letsel en onder andere als vertrekpunt genomen de ‘Rotterdamse Schaal’ (categorie 15.3 onder b met een bandbreedte van € 1.000,- tot € 5.000,-), een ordering van smartengeldenbedragen bij lichamelijk letsel en andere persoonsaantastingen. Daarbij weegt de rechtbank mee dat het gaat om betasting van met kleding bedekte geslachtsdelen, waarbij geweld is gebruikt waardoor zij zich niet aan de aanranding kon onttrekken. Ook houdt de rechtbank reden met de omstandigheden dat het op klaarlichte dag in een steegje gebeurde. Het resterende deel van de vordering wordt afgewezen.
8.3.
Conclusie
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 23 maart 2025.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 4.516,53,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w en 241 Sr.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
3 (drie) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd melden bij Reclassering Nederland op het adres Marconistraat 2 te Rotterdam en blijft zich vervolgens melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren [geboortedatum 2] 1993, en zolang het Openbaar Ministerie dat verbod nodig vindt;
de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen, door middel van urineonderzoek en/of een ademonderzoek (blaastest). De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
de veroordeelde laat zich behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling en werkt mee aan verdiepingsdiagnostiek indien dit noodzakelijk wordt geacht.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 2 (twee) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
1. zich niet op te houden in de Galvanistraat, Maxwellstraat en Stephensonstraat in Dordrecht en het gebied binnen deze aansluitende straten;
2. op geen enkele wijze direct of indirect contact te zoeken of te hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1993;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van
1 week, met een totale duur van ten hoogste
zes maanden;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 4.516,53,- (zegge: vierduizendvijfhonderdenzestien euro en drieënvijftig cent), bestaande uit € 516,53,- aan materiële schade en € 4.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 23 maart 2025 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering die ziet op vergoeding van het eigen risico; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
wijst af het resterende deel van de vordering van de benadeelde partij;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer] te betalen
€ 4.516,53(
zegge: vierduizendvijfhonderdenzestien euro en drieënvijftig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 maart 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 4.516,53niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
55 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Riemens voorzitter,
en mrs. E.M. Rocha en M.T.A. de Ridder, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Yenice, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 6 oktober 2025.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 23 maart 2025 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met een persoon, te weten [slachtoffer] een of meer seksuele handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam te verrichten terwijl hij, verdachte, wist dat bij die [slachtoffer] daartoe de wil ontbrak en deze poging tot opzetverkrachting te doen voorafgaan door, vergezellen van en/of volgen door dwang en geweld,
- die [slachtoffer] van achter bij haar kruis heeft gegrepen en vervolgens zijn hand terug over haar billen heeft bewogen,
- die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd 'i want to lick your pussy' and 'i going to get you'
- (vervolgens) achter die [slachtoffer] heeft aan gerend en haar onverhoeds van achteren bij haar broek en onderbroek en/of haar billen heeft gepakt en/of haar broek naar beneden heeft getrokken,
- die [slachtoffer] haar hoofd in de houdgreep heeft gepakt en haar bij haar vagina heeft vastgepakt/aangeraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 maart 2025 te Dordrecht met een persoon, te weten [slachtoffer] een of meer seksuele handelingen heeft verricht, te weten
- die [slachtoffer] van achter bij haar kruis te grijpen en vervolgens zijn hand terug over haar billen te bewegen,
- die [slachtoffer] de woorden toe te voegen ‘i want to lick your pussy' and 'i going to get you',
- (vervolgens) achter die [slachtoffer] aan te rennen en haar onverhoeds van achteren bij haar broek en onderbroek en/of haar billen te pakken en/of haar broek naar beneden te trekken,
- die [slachtoffer] haar hoofd in de houdgreep te pakken en haar bij haar vagina vast te pakken/aan te raken,
terwijl hij, verdachte, wist, althans ernstige reden had om te vermoeden dat bij die [slachtoffer] daartoe de wil ontbrak.