ECLI:NL:RBROT:2025:12112

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
FT RK 25/1534 – FT RK 25/1535
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.P. van Eeden-van Harskamp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een moratoriumverzoek in het kader van de Faillissementswet met betrekking tot huurbetalingen en schuldhulpverlening

Op 2 oktober 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, mevrouw A. Sardjoe, een voorlopige voorziening heeft aangevraagd op grond van artikel 287b van de Faillissementswet. Verzoekster had op 26 augustus 2025 een verzoekschrift ingediend om een moratorium te verkrijgen voor een periode van zes maanden, om te voorkomen dat verweerster, Stichting Qua Wonen, het vonnis van 17 juni 2025 tot ontruiming van haar huurwoning ten uitvoer zou leggen. Tijdens de zitting op 24 september 2025 werd duidelijk dat verzoekster haar huurachterstand had opgebouwd door een opleiding, maar inmiddels fulltime werkt en haar huurtermijnen weer kan voldoen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist door de wet, en dat verzoekster voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij in staat is om de lopende huurtermijnen te voldoen. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toegewezen, met de voorwaarde dat de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, omdat het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond. De uitspraak biedt verzoekster de kans om haar financiële situatie te stabiliseren en haar schulden aan te pakken met hulp van schuldhulpverlening.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummers]
uitspraakdatum: 2 oktober 2025
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 26 augustus 2025, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 27 augustus 2025 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 24 september 2025.
Ter zitting van 24 september 2025 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw A. Sardjoe, werkzaam bij IJsselgemeenten (hierna: schuldhulpverlening).
De beschermingsbewindvoerder Zonder Zorgen Advies & Bewind heeft voorafgaand aan de zitting bij brief van 15 september 2025 meegedeeld dat zij verhinderd is ter zitting te verschijnen. In voornoemde brief is meegedeeld dat de huur van september 2025 is voldaan en dat er geen problemen zijn de lopende huurtermijnen te voldoen.
Flanderijn Legal heeft namens Stichting Qua wonen (hierna: verweerster) voorafgaand aan de zitting aan de rechtbank op 17 september 2025 een verweerschrift toegezonden. In dit verweerschrift heeft Flanderijn Legal meegedeeld dat verweerster niet ter zitting zal verschijnen.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 17 juni 2025 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster ten uitvoer te leggen.
Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat de huurachterstand is ontstaan doordat zij een opleiding volgde. Inmiddels heeft zij de opleiding gestaakt en werkt zij fulltime. Haar inkomsten bedragen € 1.100,-- bruto per maand. De inwonende broer van verzoekster heeft inkomen uit arbeid en draagt maandelijks € 450,-- bij aan de vaste lasten. Deze inkomsten zijn voldoende om de lopende maandelijkse huurtermijnen van € 669,92 te voldoen. Sinds 18 augustus 2025 staat verzoekster onder beschermingsbewind. De beschermingsbewindvoerder is bezig om het beschermingsbewind op te starten en bankrekeningen te openen. Tot het moment waarop beschermingsbewind volledig is opgestart, draagt verzoekster zelf zorg voor betaling van de huurtermijnen. Ter zitting zijn betalingsbewijzen overgelegd waaruit blijkt dat de huur over de maanden augustus, september en oktober 2025 is voldaan. Schuldhulpverlening verwacht binnen twee maanden het schuldhulpverleningstraject te kunnen aanvangen. De beschermingsbewindvoerder moet nog enkele stukken aanleveren. Schuldhulpverlening ziet verder geen belemmeringen en zal inzetten op schuldbemiddeling.

3.Het verweer

Verweerster stelt zich in haar verweerschrift op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen. De huurachterstand bedraagt € 4.035,04 tot en met september 2025. Uit het verzoekschrift blijkt niet of verzoekster de lopende huurtermijnen tijdig en volledig kan voldoen. Verweerster heeft geen enkel inzicht gegeven in haar financiële situatie. Bovendien is verzoekster pas gaan betalen na betekening van het vonnis. De huurachterstand bestaat sinds juli 2023. Verzoekster is eind 2023 ook al aangemeld bij de gemeentelijke schuldhulpverlening. De huurachterstand is alleen maar toegenomen. Daarnaast is ook sprake van een achterstand in de betaling van de maandelijkse voorschotbedragen voor de servicekosten. Verzoekster komt de gemaakte betalingsregeling voor deze voorschotbedragen niet na. Van verweerster kan niet worden gevergd om verzoekster nog langer in de woning te laten verblijven.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoekster een kopie van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 17 juni 2025 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster en een kopie van het exploot van 23 juli 2025 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 1 september 2025 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoekster, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoekster enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoekster bestaat erin dat zij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoekster kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 17 juni 2025 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoekster heeft haar opleiding gestaakt en werkt inmiddels fulltime en haar inwonende broer draagt bij aan de vaste lasten. De inkomsten van verzoekster zijn thans voldoende om de lopende huurtermijnen te voldoen. Gebleken is dat de huur over de maanden augustus, september en oktober 2025 is voldaan. Bovendien staat verzoekster sinds 18 augustus 2025 onder beschermingsbewind. De beschermingsbewindvoerder heeft verklaard in haar brief van 15 september 2025 dat het budgetplan stabiel is. Door het beschermingsbewind is de betaling van toekomstige huurtermijnen voldoende gewaarborgd. Verzoekster heeft aangetoond dat zij met ingang van 14 augustus 2025 hulp krijgt van schuldhulpverlening bij het oplossen van haar schulden. Het schuldhulpverleningstraject zal op korte termijn worden opgestart. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoekster zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoekster gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoekster te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 17 juni 2025 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoekster gelegen aan [adres], voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf
27 augustus 2025;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoekster de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P. van Eeden-van Harskamp, rechter, en in aanwezigheid van C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2025.