ECLI:NL:RBROT:2025:12179

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2025
Publicatiedatum
17 oktober 2025
Zaaknummer
11325910 CV EXPL 24-24546
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot betaling van jaarrekeningen voor geleverde energie door Tramhuis Vastgoed B.V.

In deze zaak heeft Tramhuis Vastgoed B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor de betaling van jaarrekeningen voor geleverde energie, specifiek elektriciteit en gas, voor de jaren 2021 en 2022. De totale vordering bedraagt € 10.324,48. Tramhuis Vastgoed stelt dat [gedaagde] als huurder van het bedrijfspand aan [adres 1] verantwoordelijk is voor deze kosten. Echter, [gedaagde] betwist deze vordering en stelt dat zij in de betreffende jaren geen huurder was van het pand en dat zij geen gas heeft afgenomen. Tevens heeft [gedaagde] een eigen energiecontract voor het bedrijfspand aan [adres 2].

Tijdens de zitting op 8 april 2025 is vastgesteld dat [gedaagde] niet op het adres [adres 1] is gevestigd, maar op [adres 2]. Tramhuis Vastgoed heeft niet kunnen aantonen dat het elektriciteitsverbruik voor [adres 1] door [gedaagde] moet worden voldaan. De kantonrechter heeft Tramhuis Vastgoed de gelegenheid gegeven om nader onderzoek te doen naar het gasverbruik, maar de eigenaar van het pand is niet verschenen om inlichtingen te geven. Hierdoor heeft Tramhuis Vastgoed niet voldoende onderbouwd dat [gedaagde] verantwoordelijk is voor de kosten.

De kantonrechter heeft de vordering van Tramhuis Vastgoed afgewezen en geoordeeld dat de proceskosten voor rekening van Tramhuis Vastgoed komen, omdat zij ongelijk heeft gekregen. De kosten zijn begroot op € 50,00 aan onkosten voor [gedaagde]. De beslissing is genomen door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11325910 CV EXPL 24-24546
datum uitspraak: 15 augustus 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Tramhuis Vastgoed B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen
[gedaagde], die handelt onder de naam
[handelsnaam],
woonplaats: Rotterdam,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Tramhuis Vastgoed’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 24 september 2024, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het mondelinge antwoord, met bijlagen;
  • de akte van Tramhuis Vastgoed van 5 juni 2025, met bijlage;
  • het e-mailbericht van [gedaagde] van 3 juli 2025, met bijlagen.
1.2.
Op 8 april 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren [naam 1] van Pitlo Vastgoed Beheer en de gemachtigde van Tramhuis Vastgoed aanwezig. Namens [gedaagde] was [naam 2] aanwezig met [naam 3] (administrateur).

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
Tramhuis Vastgoed heeft van Eneco voor de jaren 2021 en 2022 afrekeningen voor de levering van elektriciteit en gas aan het bedrijfspand aan [adres 1] ontvangen voor een bedrag van in totaal € 10.324,48. Tramhuis Vastgoed eist in deze procedure dat [gedaagde] als huurder van dit bedrijfspand deze afrekeningen, met rente en kosten, aan haar voldoet. [gedaagde] betwist deze eis, omdat zij in 2021 en 2022 geen huurder was van het bedrijfspand, zij geen gas heeft afgenomen en zij voor de levering van elektriciteit aan het door haar gehuurde bedrijfspand aan [adres 2] een door haarzelf afgesloten energiecontract heeft.
2.2.
Ter zitting is door de kantonrechter vastgesteld dat [gedaagde] niet is gevestigd op het adres [adres 1] dat is vermeld op de jaarnota’s van Eneco, die Tramhuis Vastgoed ter onderbouwing van haar vordering heeft overgelegd. [gedaagde] is gevestigd aan [adres 2] en huurt dit bedrijfspand met ingang van 1 juni 2020 van Tramhuis Vastgoed, zoals blijkt uit de door Tramhuis Vastgoed op de mondelinge behandeling overgelegde huurovereenkomst tussen partijen. Verder staat als niet weersproken vast dat [gedaagde] voor het door haar gehuurde bedrijfspand aan [adres 2] met ingang van 14 juli 2020 tot 13 juli 2023 zelf een contract met Eneco heeft gesloten voor de levering van elektriciteit. [gedaagde] heeft dit contract met Eneco ook in het geding gebracht. Gelet op het voorgaande heeft Tramhuis Vastgoed onvoldoende gesteld om aan te nemen dat het elektriciteitsverbruik voor het adres [adres 1] door [gedaagde] moet worden voldaan.
2.3.
[gedaagde] heeft erkend dat de adressen [adres 1] en [adres 2] in het verleden een gezamenlijke gasmeter hadden. [gedaagde] betwist in de jaren waarop de onderhavige vordering betrekking heeft, gas te hebben afgenomen. Uit de door Tramhuis Vastgoed overgelegde jaarnota’s van Eneco blijkt wel dat tot 8 april 2022 gas is geleverd, maar Tramhuis Vastgoed heeft desgevraagd op de mondelinge behandeling niet nader kunnen onderbouwen dat dit (mede) leveringen aan [gedaagde] betrof.
Tramhuis Vastgoed is door de kantonrechter in de gelegenheid gesteld om nader onderzoek te doen naar het gasverbruik en zich vervolgens daarover (schriftelijk) uit te laten. Tramhuis Vastgoed liet in dat kader weten dat de eigenaar van het gehuurde op de (rol)zitting van 5 juni 2025 zou verschijnen om mondeling inlichtingen te geven over de gasmeter. Hij is echter niet verschenen. Tramhuis Vastgoed heeft verzocht of een nieuwe zitting gepland kan worden, zodat de eigenaar van het pand alsnog inlichtingen kan verschaffen. De kantonrechter honoreert dit verzoek niet, omdat Tramhuis Vastgoed voldoende kansen heeft gehad om deugdelijk te onderbouwen dat het gasverbruik door [gedaagde] moet worden voldaan.
2.4.
De conclusie moet luiden dat Tramhuis Vastgoed, tegenover de gemotiveerde betwisting door [gedaagde], haar vordering onvoldoende heeft onderbouwd. De vordering van Tramhuis Vastgoed wordt dan ook afgewezen.
Tramhuis Vastgoed moet de proceskosten betalen
2.5.
De proceskosten komen voor rekening van Tramhuis Vastgoed, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die Tramhuis Vastgoed aan [gedaagde] moet betalen op € 50,00 aan onkosten (artikel 238 lid 1 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering van Tramhuis Vastgoed af;
3.2.
veroordeelt Tramhuis Vastgoed in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde] worden begroot op € 50,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken.
62574