Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[handelsnaam],
1.De procedure
- de dagvaarding van 7 mei 2025, met bijlagen;
- het antwoord, met bijlagen;
- de repliek;
- de dupliek, met een bijlage.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak vordert eiser, woonachtig in Vlaardingen, betaling van € 423,- van gedaagde, die zelf procedeert en handelt onder een handelsnaam vanuit Heerlen. Eiser stelt dat hij op 1 oktober 2024 een bedrag van € 423,- contant heeft betaald aan gedaagde, onder de veronderstelling dat dit een aanbetaling voor een huurwoning betrof. Achteraf blijkt echter dat dit bedrag een voorschot was voor door gedaagde te verrichten werkzaamheden. Eiser stelt dat hij gedwaald heeft bij de betaling en daarom onverschuldigd heeft betaald, en vordert terugbetaling van het bedrag.
Gedaagde betwist de vordering en stelt dat er geen sprake is van dwaling. Gedaagde voert aan dat eiser op 1 oktober 2024 een overeenkomst en een voorschotverklaring heeft getekend, waarin de aard van de dienstverlening en de voorwaarden zijn vastgelegd. Gedaagde stelt dat de overeenkomst rechtsgeldig tot stand is gekomen en dat er daadwerkelijk werkzaamheden zijn verricht, waardoor er geen reden is om het bedrag terug te betalen.
De kantonrechter wijst de eis van eiser af. De rechter oordeelt dat eiser niet heeft aangetoond dat hij gedwaald heeft. Eiser heeft de overeenkomst en de voorschotverklaring getekend en zijn stelling dat hij niet wist wat hij tekende, is onvoldoende onderbouwd. De rechter concludeert dat er geen reden is om de overeenkomst te vernietigen en dat er dus geen sprake is van onverschuldigde betaling. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de kant van gedaagde worden begroot op nihil, omdat gedaagde zonder gemachtigde procedeert.