ECLI:NL:RBROT:2025:12188

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 september 2025
Publicatiedatum
17 oktober 2025
Zaaknummer
11413148 CV EXPL 24-29335
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurkoopovereenkomst ontbonden; aansprakelijkheid bestuurders voor schade

In deze zaak heeft Hiltermann Lease B.V. een huurkoopovereenkomst gesloten met [gedaagde 1] voor een Opel Corsa. De overeenkomst werd ontbonden omdat de leasetermijnen niet tijdig waren betaald. Hiltermann vordert dat de kantonrechter de gedaagden veroordeelt tot betaling van de achterstand en een verklaring voor recht dat de huurkoopovereenkomst is ontbonden. Gedaagden erkennen de ontbinding, maar betwisten de aansprakelijkheid en de hoogte van de vorderingen. De kantonrechter oordeelt dat de huurkoopovereenkomst is ontbonden en dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] als bestuurders van [gedaagde 1] aansprakelijk zijn voor de schade van Hiltermann. De vordering tot afgifte van de auto wordt afgewezen, omdat gedaagden niet in staat zijn de auto terug te geven. De kantonrechter wijst de hoofdsom van € 28.189,85 toe, evenals de buitengerechtelijke incassokosten en rente. De proceskosten worden ook aan gedaagden opgelegd. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11413148 CV EXPL 24-29335
datum uitspraak: 5 september 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Hiltermann Lease B.V.,
vestigingsplaats: Hoofddorp,
eiseres,
gemachtigde: mr. M. Beuting,
tegen

1.[gedaagde 1],

2. [gedaagde 2],

vestigingsplaats: Rotterdam,

3. [gedaagde 3],

woonplaats: Rotterdam
gedaagden,
gemachtigde: L.R. Doran.
De partijen worden hierna ‘Hiltermann’, ‘[gedaagde 1]’, ‘[gedaagde 2]’ en ‘[gedaagde 3]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 25 oktober 2024, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen.
1.2.
Op 17 juli 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam], teammanager debiteurenbeheer bij Hiltermann, bijgestaan door de gemachtigde;
  • [gedaagde 3] en zijn gemachtigde.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
Hiltermann heeft op grond van een huurkoopovereenkomst (financiële leaseovereenkomst) een Opel Corsa met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) aan [gedaagde 1] ter beschikking gesteld. [gedaagde 2] is de bestuurder van [gedaagde 1] en [gedaagde 3] is de bestuurder van [gedaagde 2]. Hiltermann heeft de overeenkomst op 19 juni 2024 ontbonden, omdat de leasetermijnen niet op tijd zijn betaald. Zij eist in deze procedure dat de kantonrechter gedaagden veroordeelt om de achterstand te betalen. Ook eist Hiltermann een verklaring voor recht dat de huurkoopovereenkomst met betrekking tot de auto is ontbonden, dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] als (indirect) bestuurders van [gedaagde 1] eveneens aansprakelijk zijn voor de schade van Hiltermann, dat gedaagden worden veroordeeld de auto terug te geven op straffe van een dwangsom en dat zij de schade van Hiltermann vergoeden. Hiltermann vraagt ook een voorlopige voorziening.
2.2.
Gedaagden erkennen dat de overeenkomst is ontbonden. Voor het overige zijn zij het niet eens met de eisen van Hiltermann. Daartoe hebben zij het volgende aangevoerd. Het wordt niet betwist dat [gedaagde 1] de huurkoopovereenkomst is aangegaan, maar [gedaagde 3] was daar feitelijk niet bij betrokken. Een kwaadwillende persoon heeft dat in zijn naam gedaan zonder dat hij daarvan wist, aldus [gedaagde 3]. Die persoon zou hem helpen om aan werk te komen in ruil voor medewerking van [gedaagde 3] aan het oprichten van vennootschappen. [gedaagde 3] is opgelicht heeft daarvan aangifte gedaan bij de politie. De persoon die hem heeft opgelicht zit inmiddels vast. Gedaagden zijn niet in staat de geëiste bedragen te betalen en de auto kan niet worden teruggegeven, omdat onbekend is waar de auto zich bevindt.
2.3.
De eis van Hiltermann wordt grotendeels toegewezen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
In de hoofdzaak
De overeenkomst is ontbonden
2.4.
De kantonrechter verklaart voor recht dat de huurkoopovereenkomst over de auto is ontbonden, omdat gedaagden dat niet hebben betwist.
Bestuurdersaansprakelijkheid
2.5.
Niet alleen [gedaagde 1] (de contractspartij van Hiltermann), maar ook [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn aansprakelijk voor de schade van Hiltermann. De kantonrechter vindt namelijk dat [gedaagde 3] en [gedaagde 2] zodanig gehandeld hebben dat hen persoonlijk een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt. [gedaagde 3] heeft meegewerkt aan de oprichting van de beide vennootschappen. Vervolgens heeft hij een kopie van zijn legitimatiebewijs ter beschikking gesteld aan derden, waardoor er door die derden op naam van [gedaagde 1] een bankrekening kon worden geopend. De bankpasjes, die naar zijn huisadres werden gestuurd, heeft hij aan die derden afgegeven. De derden hebben daarna gebruik gemaakt van een bankpasje om de leaseovereenkomst met Hiltermann digitaal te ondertekenen namens [gedaagde 1]. [gedaagde 3] had redelijkerwijze moeten weten of behoren te begrijpen dat hij het door zijn handelwijze mogelijk maakte dat derden namens [gedaagde 1] verplichtingen zouden aangaan die de vennootschap niet zou nakomen en dat de vennootschap ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan opgetreden schade. De kantonrechter verklaart daarom voor recht dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] als (indirect) bestuurders van [gedaagde 1] mede aansprakelijk zijn voor de door Hiltermann geleden schade.
De vorderingen tot afgifte van de auto en betaling van de kosten inname auto en aangifte politie worden afgewezen
2.6.
De eis tot afgifte van de auto wordt afgewezen. Gedaagden hebben aangevoerd dat de auto niet in hun macht is en dat ook nooit is geweest. Mogelijk bevindt de auto zich in het buitenland, maar de politie heeft de auto nog niet kunnen opsporen. De kantonrechter gaat uit van de juistheid van deze stelling van gedaagden, omdat Hiltermann dat niet heeft betwist. Dat betekent dat het voor gedaagden feitelijk onmogelijk is om de auto terug te geven aan Hiltermann. Onder die omstandigheid kan de vordering tot afgifte van de auto niet worden toegewezen [1] .
2.7.
Gelet op het voorgaande worden de kosten voor inname van de auto en aangifte bij de politie eveneens afgewezen.
Gedaagden moeten de hoofdsom van € 28.189,85 betalen
2.8.
De geëiste hoofdsom wordt toegewezen, omdat gedaagden niet hebben betwist dat zij dit bedrag verschuldigd zijn. Dat het voor gedaagden financieel niet makkelijk is, is geen reden om niet te hoeven betalen. Ook de omstandigheid dat [gedaagde 3] mogelijk als katvanger is gebruikt, kan niet voor rekening en risico van Hiltermann komen. Wel geldt dat, indien de auto wordt ingeleverd en vervolgens verkocht door Hiltermann, de verkoopopbrengst in mindering wordt gebracht op de openstaande vordering.
Gedaagden moeten incassokosten van € 1.056,90 betalen
2.9.
De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen tot een bedrag van € 1.056,90, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om een vergoeding voor deze kosten te krijgen (artikel 6:96 BW). De kantonrechter ziet aanleiding om deze vergoeding te matigen tot het bedrag waarop Hiltermann recht heeft volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (artikel 242 Rv). Hiltermann heeft niet gesteld dat de werkelijke kosten hoger waren dan dat bedrag en dat het redelijk was om die hogere kosten te maken.
Gedaagden moeten rente betalen
2.10.
[gedaagde 1] wordt veroordeeld tot betaling van de contractuele rente van 1,5% per maand tot de dag van ontbinding van de huurkoopovereenkomst (19 juni 2024), omdat Hiltermann genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en gedaagden dat niet hebben betwist. De subsidiair geëiste wettelijke handelsrente op grond van artikel 6:119a BW wordt toegewezen vanaf de dag waarop de overeenkomst ontbonden is (19 juni 2024) tot de dag dat gedaagden volledig hebben betaald. Rente die betaald wordt door [gedaagde 2] en/of [gedaagde 3] (zie hierna onder 2.11) zal in mindering strekken op het bedrag dat [gedaagde 1] aan rente verschuldigd zal zijn.
2.11.
[gedaagde 2] en [gedaagde 3] waren geen partij bij de leaseovereenkomst. Zij worden daarom gezamenlijk veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW, met dien verstande dat rente die betaald zal worden door [gedaagde 1] in mindering zal strekken op het bedrag dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] aan rente verschuldigd zullen zijn.
Als de auto wordt ingenomen, dan moeten gedaagden de kosten van inname betalen
2.12.
Hiltermann vordert vergoeding van de kosten die zij moet maken in het geval dat de auto alsnog kan worden ingenomen, voor zover die niet onder de executiekosten van de deurwaarder vallen. Zij begroot die kosten op € 1.040,60. Gedaagden hebben hiertegen geen verweer gevoerd en er is ook overigens niet gebleken van omstandigheden die aan toewijzing in de weg staan. De vordering wordt daarom toegewezen.
Gedaagden moeten de kosten van aangifte betalen
2.13.
Hiltermann vordert vergoeding van de kosten die zij heeft moeten maken voor het doen van aangifte bij de politie. Die kosten belopen volgens haar € 217,80. Gedaagden hebben een en ander niet betwist en er is ook overigens niet gebleken van omstandigheden die aan toewijzing in de weg staan. De vordering wordt daarom toegewezen.
Gedaagden moeten de proceskosten betalen
2.14.
Gedaagden moeten de proceskosten betalen, omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgen (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van Hiltermann op € 119,24 aan dagvaardingskosten, € 1.409,-,- aan griffierecht, € 1.086,-,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten × € 543,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 2.749,24. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.15.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Hiltermann dat eist en gedaagden daar geen bezwaar tegen hebben gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.
In het incident
2.16.
Hiltermann heeft geen belang meer bij het treffen van een voorlopige voorziening, omdat in dit vonnis een eindbeslissing wordt gegeven over de eisen in de hoofdzaak. Hiltermann wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard in haar incidentele eis. De proceskosten voor de voorlopige voorziening worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De kantonrechter:
In het incident
3.1.
verklaart Hiltermann niet-ontvankelijk in haar eis;
3.2.
compenseert de proceskosten, in die zin dat partijen ieder de eigen kosten dragen;
In de hoofdzaak
3.3.
verklaart voor recht dat de huurkoopovereenkomst tussen Hiltermann en [gedaagde 1] met betrekking tot de Opel Corsa met kenteken [kenteken] is ontbonden;
3.4.
verklaart voor recht dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] als (indirect) bestuurders van [gedaagde 1] aansprakelijk zijn voor de door Hiltermann geleden schade;
3.5.
veroordeelt:
3.5.1.
gedaagden om aan Hiltermann te betalen € 28.189,85 aan hoofdsom;
3.5.2.
[gedaagde 1] om aan Hiltermann te betalen de contractuele rente (1,5% per maand) over de hoofdsom die na iedere wijziging heeft opengestaan tot 19 juni 2024 en met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 119a BW over de hoofdsom die na iedere wijziging heeft opengestaan vanaf 19 juni 2024 tot de dag dat volledig is betaald, met dien verstande dat rente die betaald wordt door [gedaagde 2] en/of [gedaagde 3] in mindering zal strekken op het bedrag dat [gedaagde 1] aan rente verschuldigd zal zijn;
3.5.3.
[gedaagde 2] en [gedaagde 3] om aan Hiltermann te betalen de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over de hoofdsom die na iedere wijziging heeft opengestaan tot de dag dat volledig is betaald, met dien verstande dat rente die betaald wordt door [gedaagde 1] in mindering zal strekken op het bedrag dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] aan rente verschuldigd zullen zijn;
en bepaalt dat als de auto in de macht van Hiltermann komt en en Hiltermann de auto vervolgens verkoopt, de opbrengst afgaat van het bedrag dat gedaagden moeten betalen;
3.6.
veroordeelt gedaagde om aan Hiltermann te betalen € 1.056,90 aan buitengerechtelijke kosten, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag nadat dit vonnis is betekend tot de dag dat volledig is betaald;
3.7.
veroordeelt om aan Hiltermann te betalen € 1.040,60, indien Hiltermann tot inname van de auto overgaat;
3.8.
veroordeelt gedaagden om aan Hiltermann te betalen € 217,80;
3.9.
veroordeelt gedaagden in de proceskosten, die aan de kant van Hiltermann worden begroot op € 2.749,24 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag nadat dit vonnis is betekend tot de dag dat volledig is betaald;
3.10.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
3.11.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
43416

Voetnoten