ECLI:NL:RBROT:2025:12190

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 augustus 2025
Publicatiedatum
17 oktober 2025
Zaaknummer
11432512 CV EXPL 24-30484
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurkoop en identiteitsfraude in leaseovereenkomst

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, gaat het om een geschil tussen Hiltermann Lease B.V. en een gedaagde die onder de naam [handelsnaam] handelt. Hiltermann stelt dat de gedaagde een auto van hen heeft geleased en dat hij de maandelijkse leasebetalingen niet heeft voldaan. Hierdoor heeft Hiltermann de overeenkomst ontbonden en eist zij dat de gedaagde de auto teruggeeft, de achterstand betaalt en schadevergoeding vergoedt. De gedaagde betwist echter dat hij de auto heeft geleased en stelt dat hij op het moment van de vermeende overeenkomst in een zorginstelling verbleef. Hij beweert dat de handtekening op de overeenkomst niet van hem is en vermoedt identiteitsfraude, waarvoor hij aangifte heeft gedaan.

Tijdens de procedure heeft de gedaagde bewijsstukken overgelegd ter ondersteuning van zijn betwisting, waaronder een beschikking van de zorginstelling en zijn aangifte van identiteitsfraude. Hiltermann heeft niet voldoende bewijs kunnen leveren dat de gedaagde daadwerkelijk de overeenkomst heeft getekend. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de handtekening op de overeenkomst niet overeenkomt met die op het paspoort van de gedaagde, en dat de verklaring van de leverancier van de auto onvoldoende bewijs biedt voor de echtheid van de handtekening.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de eis van Hiltermann afgewezen, omdat niet vaststaat dat er een overeenkomst is gesloten. Hiltermann is veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de gedaagde, die zijn kosten op € 50,00 heeft begroot, aangezien de gedaagde niet door een gemachtigde is bijgestaan. Dit vonnis is uitgesproken op 29 augustus 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11432512 CV EXPL 24-30484
datum uitspraak: 29 augustus 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Hiltermann Lease B.V.,
vestigingsplaats: Hoofddorp,
eiseres,
gemachtigde: Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde], die handelt onder de naam [handelsnaam] ,
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Hiltermann’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 19 november 2024, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de repliek, met bijlagen;
  • de reactie van [gedaagde] ;
  • de mail van [gedaagde] van 19 mei 2025, met bijlagen;
  • de mail van [gedaagde] van 25 juli 2025, met een bijlage;
  • de mail van [gedaagde] van 31 juli 2025, met bijlagen;
  • de mail van Hiltermann van 31 juli 2025, met bijlagen.
1.2.
Op 31 juli 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • de heer [persoon A] , teammanager debiteurenbeheer bij Hiltermann, bijgestaan door de heer [persoon B] namens de gemachtigde;
  • [gedaagde] .

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
Volgens Hiltermann heeft [gedaagde] een auto van haar geleased. Hiltermann voert aan dat [gedaagde] elke maand een leasebedrag aan Hiltermann moest betalen, maar dat heeft hij niet gedaan. Hiltermann heeft daarom de overeenkomst ontbonden. Zij eist in deze procedure dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt de auto terug te geven, de achterstand te betalen en de schade van Hiltermann te vergoeden.
2.2.
[gedaagde] is het niet eens met de eis. Hij betwist dat hij een auto van Hiltermann heeft geleased. Rond de datum waarop de overeenkomst volgens Hiltermann is gesloten was [gedaagde] opgenomen in een zorginstelling. Pas toen hij een boete kreeg, ontdekte hij dat er een auto op zijn naam was geleased. Volgens [gedaagde] is de handtekening op de overeenkomst niet van hem. [gedaagde] vermoedt dat sprake is van identiteitsfraude en heeft aangifte bij de politie gedaan.
2.3.
De eis wordt afgewezen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Het staat niet vast dat [gedaagde] de overeenkomst heeft gesloten
2.4.
[gedaagde] heeft gemotiveerd betwist dat hij een overeenkomst met Hiltermann heeft gesloten. Hij heeft ter onderbouwing van zijn betwisting stukken overgelegd, zoals een beschikking waarin een zorgmachtiging is verleend, zijn aangifte bij de politie van identiteitsfraude en stukken van de RDW en de Belastingdienst waaruit blijkt dat zij zijn beroep op identiteitsfraude hebben gehonoreerd. Het ligt vervolgens op de weg van Hiltermann om nader te onderbouwen dat de overeenkomst daadwerkelijk met [gedaagde] is gesloten (artikel 150 Rv). Tijdens de zitting heeft Hiltermann nadere informatie naar de kantonrechter gemaild. [gedaagde] heeft daarop gereageerd. Hiltermann heeft vervolgens gevraagd om op basis van de overgelegde stukken een beslissing te nemen. Zij wil geen nader bewijs leveren.
2.5.
Op basis van de stukken die Hiltermann in het geding heeft gebracht, komt niet vast te staan dat [gedaagde] degene is die de overeenkomst getekend heeft. Het is duidelijk te zien dat de handtekening op de overeenkomst anders is dan de handtekening op het paspoort van [gedaagde] . Zo ontbreken op de overeenkomst de cijfers ‘010’ in de handtekening, die wel zichtbaar zijn op het paspoort van [gedaagde] en ook op het proces-verbaal van de aangifte van [gedaagde] bij de politie van 21 november 2024. Gelet op de stukken die door [gedaagde] zijn overgelegd, kan aan de verklaring van de leverancier van de auto dat hij bij het aangaan van de overeenkomst de identiteit van [gedaagde] heeft geverifieerd, geen waarde worden gehecht. Die verklaring is slechts in algemene bewoordingen opgesteld. Hierin ontbreken details, zoals bijvoorbeeld het type identiteitsbewijs of het nummer daarvan. Dat de handtekening op het machtigingsformulier van de RDW minder lijkt af te wijken van de handtekening op het paspoort, zegt niets over de echtheid van de handtekening op de overeenkomst. Hiltermann heeft ook niet kunnen aangeven of beide documenten op hetzelfde moment zijn getekend. Tot slot is ook het overgelegde bankafschrift van [naam] niet doorslaggevend, omdat [gedaagde] heeft betwist dat dit zijn bankrekening is.
2.6.
Omdat niet vast komt te staan dat partijen een overeenkomst met elkaar hebben gesloten, wordt de eis afgewezen.
Hiltermann moet de proceskosten betalen
2.7.
De proceskosten komen voor rekening van Hiltermann, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die Hiltermann aan [gedaagde] moet betalen op € 50,00, omdat hij in deze procedure niet is bijgestaan door een gemachtigde.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de eis af;
3.2.
veroordeelt Hiltermann in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde] worden begroot op € 50,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
43416