ECLI:NL:RBROT:2025:12235

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 september 2025
Publicatiedatum
20 oktober 2025
Zaaknummer
C/10/699753 / JE RK 25-997
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 29 september 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2012. De zaak betreft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die betrokken is bij de zorg voor de minderjarige. De moeder heeft het ouderlijk gezag, terwijl de minderjarige bij haar woont. De kinderrechter heeft eerder de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd tot 14 januari 2026 en de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader, die geen gezag heeft, verlengd tot 3 oktober 2025. Tijdens de zitting op 29 september 2025 was de vader aanwezig, maar de moeder was niet verschenen, ondanks dat zij correct was opgeroepen. De kinderrechter heeft de minderjarige gehoord en de aanwezigen hebben kunnen reageren op wat de minderjarige heeft verteld.

De gecertificeerde instelling verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige bij de vader te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. Echter, ter zitting trok de GI het aangehouden deel van het verzoek in, omdat de minderjarige sinds de zomervakantie weer bij de moeder woont en er positieve ontwikkelingen zijn. De vader uitte zijn onvrede over de ondersteuning van de GI en vroeg om een vervanger, omdat hij van mening is dat de minderjarige het best bij hem kan wonen. De kinderrechter concludeerde dat, omdat de GI het verzoek introk, de gronden daarvan niet verder konden worden onderzocht en wees het aangehouden deel van het verzoek af. De kinderrechter merkte op dat de opvoedsituatie bij de moeder eerder onvoldoende was gebleken en dat de samenwerking tussen de vader en de GI was gestagneerd, wat van invloed was op de plaatsing van de minderjarige bij de vader. De kinderrechter benadrukte het belang van het welzijn van de minderjarige en dat er gekeken moet worden naar de mogelijkheden voor verbetering van de samenwerking voordat er een definitieve beslissing wordt genomen over de woonsituatie van de minderjarige.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/699753 / JE RK 25-997
Datum uitspraak: 29 september 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2012 in [geboorteplaats], hierna te noemen: [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats 1],
[naam vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats 2].

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 23 juni 2025, met de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de briefrapportage van de GI van 23 september 2025.
1.2.
Op 29 september 2025 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam].
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
[minderjarige] woont bij zijn moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 2 januari 2025 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 14 januari 2026.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 23 juni 2025 de machtiging verlengd [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de ouder zonder gezag, te weten bij de vader tot 3 oktober 2025 en is het verzoek voor het overige aangehouden.

3.Het aangehouden verzoek

3.1.
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de ouder zonder gezag, te weten de vader, te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Over de periode tot 3 oktober 2025 is al beslist. Nu moet nog worden beslist over de periode tot 14 januari 2026.
3.2.
De GI trekt ter zitting het aangehouden deel van het verzoek in. [minderjarige] woont sinds de zomervakantie weer bij zijn moeder, waar sprake is van een prille positieve ontwikkeling. De GI wil aankijken hoe de plaatsing bij de moeder verloopt, vanwege de (grote) zorgen die er in het verleden waren over de opvoedsituatie. Het is belangrijk dat [minderjarige] snel naar school kan. Er is inmiddels een school voor hem gevonden, maar omdat de moeder [minderjarige] niet kan brengen moet het taxivervoer nog worden geregeld. De GI betreurt dat de samenwerking met de vader verstoord is geraakt. Dit maakt dat er op dit moment geen communicatie plaatsvindt tussen de jeugdbeschermer en de vader.

4.De standpunten

4.1.
De vader heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij veel hulp gevraagd heeft aan de GI toen [minderjarige] bij hem thuis woonde, maar deze niet heeft gekregen. De vader is ontevreden over de betrokken jeugdbeschermer en wil een vervanger. De vader had graag meer ondersteuning gehad vanuit de GI, omdat hij van mening is dat [minderjarige] het best bij hem kan wonen. De vader uit zijn zorgen over de thuissituatie bij de moeder.

5.De beoordeling

5.1.
Nu de GI ter zitting het aangehouden deel van het verzoek tot een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de ouder zonder gezag, te weten de vader intrekt, kunnen de gronden daarvan niet verder worden onderzocht. De kinderrechter zal daarom het aangehouden deel van het verzoek afwijzen.
5.2.
De kinderrechter merkt op dat de opvoedsituatie bij de moeder eerder onvoldoende gebleken is. De opvoedsituatie bij de vader leek goed genoeg, maar de plaatsing is niet succesvol verlopen waarna [minderjarige] bij de moeder is gaan wonen. De samenwerking tussen de vader en de GI is gestagneerd, hetgeen van invloed is geweest op de plaatsing van [minderjarige] bij de vader. Het is de kinderrechter onduidelijk of de gestagneerde samenwerking met de GI berust op misverstanden of op onmacht van de vader. In het belang van [minderjarige] moet gekeken worden of hieraan nog iets gedaan kan worden, voordat de GI een beslissing neemt over waar [minderjarige] het best kan opgroeien.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek af, voor zover hier niet eerder op is beslist.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2025 door mr. A.J. van Dijk, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. V. Versteeg en mr. M. Henschen als griffiers, en op schrift gesteld op 20 oktober 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.