ECLI:NL:RBROT:2025:12286

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2025
Publicatiedatum
20 oktober 2025
Zaaknummer
C/10/706688 / KG ZA 25-927
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot levering van een stacaravan in kort geding

In deze zaak heeft Woning op Wielen B.V., mede handelend onder de naam ‘Stacaravan Inkoop Nederland’, een kort geding aangespannen tegen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] met als doel de levering van een stacaravan af te dwingen. Woning op Wielen stelt dat de gedaagden de stacaravan aan haar hebben verkocht, maar dat zij weigeren deze te leveren. De voorzieningenrechter heeft op 17 oktober 2025 geoordeeld dat de koopovereenkomst enkel tot stand is gekomen tussen Woning op Wielen en [gedaagde sub 1], terwijl [gedaagde sub 2] de overeenkomst op grond van artikel 1:88 lid 1 sub a BW in samenhang met artikel 1:89 lid 1 BW heeft kunnen vernietigen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de stacaravan als onroerende zaak moet worden gekwalificeerd, omdat deze duurzaam met de grond is verenigd en als tweede woonmilieu van de gedaagden fungeert. De vordering van Woning op Wielen is afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden, die zijn begroot op € 509,00. De proceskostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam

Team handel en haven
Zaaknummer / rolnummer: C/10/706688 / KG ZA 25-927
Vonnis in kort geding van 17 oktober 2025
in de zaak van
WONING OP WIELEN B.V., mede handelend onder de naam ‘Stacaravan Inkoop Nederland’,
vestigingsplaats: Alkmaar,
eiseres,
advocaat: mr. V. Goudriaan,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

2. [gedaagde sub 2],
woonplaats: [plaats] ,
gedaagden,
die zelf zijn verschenen.
Partijen worden hierna Woning op Wielen, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] worden hierna samen [gedaagde c.s.] genoemd.

1.De zaak in het kort

1.1.
[gedaagde c.s.] zijn eigenaar van een stacaravan. Volgens Woning op Wielen hebben [gedaagde c.s.] die stacaravan aan haar verkocht, maar weigeren [gedaagde c.s.] om de stacaravan aan haar te leveren. Daarom vordert Woning op Wielen dat [gedaagde c.s.] onder druk van een dwangsom worden veroordeeld om de stacaravan aan haar te leveren. [gedaagde c.s.] zijn het niet eens met de vordering van Woning op Wielen, onder meer omdat [gedaagde sub 2] de koopovereenkomst heeft vernietigd. De voorzieningenrechter wijst de vordering van Woning op Wielen af. Dit oordeel wordt hierna uitgelegd.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 september 2025, met bijlagen 1 tot en met 8;
  • de conclusie van antwoord, met bijlagen 1 tot en met 5;
  • de mondelinge behandeling op 3 oktober 2025;
  • de pleitnota van mr. Goudriaan.

3.De beoordeling

Het toetsingskader in een kort geding
3.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom beoordelen of Woning op Wielen ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Verder moet de voorzieningenrechter in dit kort geding beoordelen of de vordering in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt tot slot dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
[gedaagde c.s.] kunnen een beroep doen op vernietiging van de koopovereenkomst
3.2.
Het kan in het midden blijven of met betrekking tot de stacaravan een geldige koopovereenkomst tot stand is gekomen en, zo ja, of [gedaagde sub 1] bij het sluiten van die koopovereenkomst heeft gedwaald. Zelfs als komt vast te staan dat met betrekking tot de stacaravan een koopovereenkomst tot stand is gekomen en dat [gedaagde sub 1] geen beroep kan doen op dwaling, is de voorzieningenrechter namelijk voorlopig van oordeel dat de koopovereenkomst enkel tot stand is gekomen tussen Woning op Wielen en [gedaagde sub 1] en dat [gedaagde sub 2] de koopovereenkomst op grond van artikel 1:88 lid 1 sub a BW in samenhang met artikel 1:89 lid 1 BW heeft vernietigd. [gedaagde c.s.] hoeven de stacaravan dus niet (meer) aan Woning op Wielen te leveren. Voor dit oordeel is het volgende van belang.
3.3.
De voorzieningenrechter gaat voorbij aan de stelling van Woning op Wielen dat [gedaagde sub 1] weliswaar de koopovereenkomst heeft ondertekend en [gedaagde sub 2] niet, maar dat [gedaagde sub 2] daar via de telefoon akkoord op heeft gegeven. [gedaagde c.s.] hebben dit nadrukkelijk betwist en [gedaagde sub 2] heeft uitgebreid verteld wat in haar visie de gang van zaken rondom de totstandkoming van de koopovereenkomst is geweest. Die gang van zaken komt de voorzieningenrechter niet volstrekt onaannemelijk voor, maar net zo aannemelijk als de door Woning op Wielen geschetste gang van zaken. Daardoor valt op dit moment niet vast te stellen wie van partijen het op dit punt bij het juiste eind heeft. Daarvoor komt het aan op bewijslevering, maar daar is in een kort geding geen ruimte voor. Het is aan Woning op Wielen als eiseres om haar standpunt dat beide echtgenoten de overeenkomst met Woning op Wielen hebben gesloten zodanig te onderbouwen dat de voorzieningenrechter daarvan in het kader van een kort geding kan uitgaan. Daarin is Woning op Wielen in dit geval niet geslaagd. De voorzieningenrechter gaat er dan ook vanuit dat de overeenkomst alleen met [gedaagde sub 1] is gesloten. Anders dan Woning op Wielen kennelijk meent, is dit niet onredelijk; het gaat hier om een probleem dat zij eenvoudig had kunnen vermijden door gewoon te wachten totdat beide echtgenoten daadwerkelijk hadden getekend.
3.4.
De voorzieningenrechter volgt Woning op Wielen ook niet in haar stellingen dat de stacaravan een roerende zaak is en dat de stacaravan niet kwalificeert als een woning in de zin van artikel 1:88 lid 1 sub a BW.
3.5.
Roerende zaken zijn alle zaken die niet onroerend zijn (artikel 3:3 lid 2 BW). Onroerende zaken zijn de gebouwen en werken (waaronder in dit geval te verstaan: de stacaravan) die duurzaam met de grond zijn verenigd (artikel 3:3 lid 1 BW). Volgens vaste rechtspraak is van duurzame vereniging met de grond sprake als het betreffende bouwwerk naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven. Bij de beantwoording van de vraag of een bouwwerk bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven, moet onder meer worden gelet op de bedoeling van de bouwer voor zover deze naar buiten toe kenbaar is. Op grond van wat uit de processtukken (en dan met name de door [gedaagde c.s.] in het geding gebrachte foto’s, bijlage 2 van [gedaagde c.s.] ) blijkt en bovendien gelet op wat onweersproken door [gedaagde c.s.] tijdens de mondelinge behandeling is verklaard, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de stacaravan als geheel gekwalificeerd moet worden als een onroerende zaak. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat de stacaravan al negentien jaar op dezelfde plaats staat, is aangesloten op het gas-, water- en elektriciteitsnet en een aansluiting op de riolering heeft. Verder bevindt zich rondom de stacaravan een volledige tuin (met betegeling). Tot slot is de onderkant van de stacaravan helemaal dichtgetimmerd tot aan de grond, waardoor de stacaravan visueel één geheel met de grond vormt. Dit betekent naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat de stacaravan naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven, welke bestemming ook naar buiten toe kenbaar was. Anders dan Woning op Wielen meent, is niet van (doorslaggevend) belang dat technisch de mogelijkheid bestaat om de stacaravan te verplaatsen (zie onder meer overweging 3.3 van Hoge Raad 31 oktober 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2478,
Portacabin).
3.6.
In het licht van de onweersproken stellingen van [gedaagde c.s.] dat zij zeven à acht maanden per jaar, vier à vijf dagen per week in de stacaravan verblijven, is de voorzieningenrechter bovendien van oordeel dat de stacaravan op zijn minst kwalificeert als het tweede woonmilieu van [gedaagde c.s.] en dat een koopovereenkomst met betrekking tot de stacaravan om die reden onder het bereik van artikel 1:88 lid 1 sub a BW valt. Er is geen sprake van een slechts sporadisch bewoonde vakantiewoning.
3.7.
Het standpunt van Woning op Wielen dat [gedaagde sub 2] de vernietiging van de koopovereenkomst te laat heeft ingeroepen, volgens Woning op Wielen pas één jaar na het sluiten van de koopovereenkomst, stuit af op de door Woning op Wielen zelf in het geding gebrachte e-mails (bijlage 5 van Woning op Wielen). Uit die e-mails blijkt namelijk dat [gedaagde sub 2] vier dagen na het sluiten van de koopovereenkomst al schriftelijk aan Woning op Wielen heeft laten weten de koopovereenkomst te willen vernietigen.
3.8.
Concluderend is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter hoogstens sprake van een koopovereenkomst met betrekking tot de stacaravan tussen Woning op Wielen en [gedaagde sub 1] en heeft [gedaagde sub 2] die koopovereenkomst op grond van artikel 1:88 lid 1 sub a BW in samenhang met artikel 1:89 lid 1 BW kunnen vernietigen en ook daadwerkelijk vernietigd.
3.9.
De voorzieningenrechter voegt hieraan het volgende toe. Zelfs als anders zou worden geoordeeld over de toepasselijkheid van artikel 1:88 BW, dan acht de voorzieningenrechter de vordering ook niet toewijsbaar gelet op de onduidelijkheid over de gang van zaken rond de totstandkoming van de overeenkomst. Vast staat immers dat Woning op Wielen de stacaravan zo snel mogelijk zal doorverkopen, terwijl [gedaagde c.s.] de stacaravan zelf al aan een ander hebben verkocht, de koopprijs hebben ontvangen en de stacaravan aan die ander moeten leveren. Een belangenafweging brengt dan mee dat het belang van [gedaagde c.s.] bij het kunnen nakomen van de met die ander gesloten en voor een deel al uitgevoerde koopovereenkomst zwaarder weegt.
3.10.
De vordering van Woning op Wielen wordt om die reden afgewezen.
Woning op Wielen moet de proceskosten van [gedaagde c.s.] betalen
3.11.
Woning op Wielen is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde c.s.] worden begroot op:
- griffierecht € 331,00
- nakosten €
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 509,00
3.12.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
3.13.
De proceskostenveroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
4.1.
wijst de vordering af;
4.2.
veroordeelt Woning op Wielen in de proceskosten van € 509,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Woning op Wielen de proceskosten niet op tijd betaalt en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Woning op Wielen € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
4.3.
veroordeelt Woning op Wielen in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
4.4.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2025.
106 / 3349