ECLI:NL:RBROT:2025:12290

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
20 oktober 2025
Zaaknummer
10/147715-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens overtreding van de Wegenverkeerswet 1994 met eendaadse samenloop

Op 15 oktober 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 17 oktober 2023 betrokken was bij een verkeersongeval op de Rijksweg A16 in Rotterdam. De verdachte, geboren in 2002, reed met een snelheid van ongeveer 90 km/u, terwijl de maximumsnelheid op dat moment 50 km/u was. Hij negeerde de matrixborden die de snelheidsbeperkingen aangaven en kwam in botsing met een stilstaande auto, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor drie inzittenden, waaronder zijn moeder. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich roekeloos en onoplettend had gedragen, wat leidde tot de aanrijding. De officier van justitie had een taakstraf van 240 uren geëist, maar de rechtbank legde een taakstraf van 120 uren op, zonder een ontzegging van de rijbevoegdheid. De rechtbank weegt de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee, waaronder zijn studie en werk, en concludeert dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De verdachte toonde berouw en verleende hulp na het ongeval. De rechtbank verklaarde de verdachte schuldig aan overtredingen van artikel 5 en 6 van de Wegenverkeerswet 1994, maar sprak hem vrij van andere tenlasteleggingen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/147715-24
Datum uitspraak: 15 oktober 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2002,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. T. Altindag, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 oktober 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. Hem wordt verweten dat door zijn schuld een aanrijding heeft plaatsgevonden waarbij drie personen zwaar letsel hebben opgelopen en dat hij gevaarlijk heeft gereden. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W. ten Have heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar.

4.Waardering van het bewijs (feit 1 en 2)

4.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Niet kan worden bewezen dat de verdachte zijn telefoon kort voor of tijdens het ongeval heeft gebruikt. Evenmin kan worden bewezen dat hij een forse snelheidsovertreding heeft begaan. Door een ongelukkige samenloop van omstandigheden heeft het ongeval plaatsgevonden. Daarmee is geen sprake van een aanmerkelijke mate van verwijtbaarheid van de verdachte en kan schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) niet worden bewezen. Subsidiair kan hooguit worden gesproken van een moment van onoplettendheid, hetgeen evenmin schuld in de zin van artikel 6 WVW oplevert. Daarnaast heeft de verdachte zich niet zodanig gedragen dat door zijn handelen gevaar op de weg is veroorzaakt.
4.2.
Beoordeling
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte tijdens het rijden gebruik heeft gemaakt van zijn telefoon.
In dit kader overweegt de rechtbank dat het onderzoek aan de telefoon van de verdachte slechts rapporteert over aantallen schermaanrakingen. Op zichzelf bezien levert dat onvoldoende bewijs op dat, en op welke wijze, de verdachte ook daadwerkelijk met zijn telefoon bezig was. Ook de rechtbank is onduidelijk waarop de enorme aantallen aanrakingen in één seconde – de in het rapport opgenomen tabel noemt aantallen van 117, 140 en 180 – duiden, nu dergelijke aantallen fysiek niet mogelijk zijn. Deze resultaten kunnen dan ook niet dienen als bewijs voor het gebruik van de telefoon door de verdachte kort voor het ongeval. Ander bewijs daarvoor ontbreekt. Integendeel, op grond van het voorliggende dossier kan niet worden uitgesloten dat, als de telefoon van de verdachte al gebruikt is, dit is gedaan door de bijrijder, de moeder van de verdachte. Wat dit deel van de tenlastelegging betreft zal de verdachte dan ook worden vrijgesproken. Aan het voorwaardelijke verzoek van de verdediging om op dit punt nader onderzoek te laten doen, komt de rechtbank daarom niet toe.
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank wel het volgende vast. Op 17 oktober 2023 reed de verdachte als bestuurder van een personenauto, een Toyota Aygo, op de Rijksweg A16 in Rotterdam. De moeder van de verdachte, [slachtoffer 1] , zat als bijrijder naast hem. De verdachte is op de A16 omstreeks 16.45 uur in botsing gekomen met de auto voor hem, een Citroën C1. Als gevolg van deze botsing is de Citroën in botsing gekomen met de auto dáárvoor. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , passagiers van de Citroën C1, en [slachtoffer 1] hebben als gevolg van de botsing zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Uit de verkeersongevallenanalyse blijkt dat op de A16 matrixborden zijn aangebracht. Die gaven voor de verdachte maximaal toegestane snelheden aan, over een afstand vanaf 1335 meter tot de aanrijding, aflopend van 90 naar 70 naar 50 km/u. De snelheidsbeperking van 50 kilometer per uur gold vanaf 235 meter voor de aanrijding en werd met knipperlichten getoond. Uit het onderzoek naar de telefoon van de verdachte blijkt dat kort voor het ongeval zijn snelheid 90 kilometer per uur was. Daarnaast heeft de verdachte zelf op de zitting verklaard dat hij vlak voor het ongeval ongeveer 80 à 90 kilometer per uur heeft gereden.
De verdachte heeft dus over enige afstand de toegestane maximumsnelheid op de matrixborden genegeerd. Daarnaast heeft de verdachte het voor hem rijdende en tot stilstand gekomen verkeer niet tijdig waargenomen. Hij kwam vanaf de Brienenoordbrug, met een lichte helling naar beneden, en geeft ook zelf aan dat hij goed zicht had. De inzittenden van de aangereden Citroën verklaren dat zij de file al vanaf de brug zagen.
Deze gedragingen in samenhang bezien, leveren, anders dan de verdediging stelt, meer op dan een enkel moment van onoplettendheid. De rechtbank merkt dit rijgedrag aan als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend. Daarmee is sprake van schuld in de zin van artikel 6 WVW. De aanrijding werd daardoor veroorzaakt.
De rechtbank is verder van oordeel dat de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte eveneens – en tegelijkertijd – gevaar hebben veroorzaakt op de weg in de zin van artikel 5 WVW.
4.3.
Conclusie
De overige verweren worden verworpen en de rechtbank vindt bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op
of omstreeks17 oktober 2023 te Rotterdam als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te
wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door met dat motorrijtuig
roekeloos,
in elk geval zeer, althansaanmerkelijk onvoorzichtig en
/ofonoplettend
en/of
onachtzaam en/of met verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheidte
rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A16,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl hij, verdachte, een stilstaande, althans langzaam rijdende, file naderde en
/of
(inmiddels) één of meer portalen met matrixborden waarop een maximumsnelheid
van 50 km/u was aangegeven was gepasseerd,
- met een snelheid van ongeveer 90 km/u,
in ieder geval met een hogere snelheid
dan ter plaatse was toegestaan,heeft gereden
en/of is blijven rijdenen
/of
- ( aldus rijdende) zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in
staat was dat door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de
afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was
en
/of
- een of meer mobiele telefoon(s) heeft bediend en/of zijn blik (continu) gericht
hield op die mobiele telefoon(s) en/of (aldus doende) zijn aandacht niet
voortdurend op de weg vóór zich heeft gehouden en/of
- niet (tijdig) heeft opgemerkt dat een voor hem rijdend motorrijtuig (personenauto,
merk Citroën) (inmiddels) stilstond en
/of
- ( vervolgens) tegen die Citroën is aangebotst of is aangereden,
waardoor die Citroën werd opgeduwd tegen de vóór die Citroën stilstaande
personenauto,
als gevolg waarvan [slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 2] (inzittenden Citroën) en
/of[slachtoffer 1]
(bijrijder van verdachte) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk
letsel werd
(en)toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, te weten:
Bij [slachtoffer 3] :
- een bloeduitstorting tussen schedel en hersenen en
/ofbloed tussen de
hersenvliezen en
/of
- letsel van de zenuwen in de centrale hersenen en
/of
- een longkneuzing van de linker- en
/ofrechterlong;
Bij [slachtoffer 2] :
- breuken in borstwervels 1 tot en met 5, breuken in ribben 2 tot en met 5 aan de
linkerzijde, breuken in ribben 4, 5, 8 en 9 aan de rechterzijde, breuken in het
borstbeen, breuken in het rechter schouderblad en
/ofbreuken in de oogkas en
/of
- een verhoging van de hartenzymen in het bloed, mogelijk passend bij een
kneuzing van het hart;
Bij [slachtoffer 1] :
- een breuk van het borstbeen met daarachter een bloeduitstorting en
/ofbreuken
van rib 3, 4, 5 en
/of6 aan de linkerzijde van de borstkas;
2
hij op
of omstreeks17 oktober 2023 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de voor
het verkeer openstaande weg, de Rijksweg A16, zich zodanig heeft gedragen dat
gevaar op die weg
/wegenwerd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakten
/of
het verkeer op die weg
/wegenwerd gehinderd,
althans kon worden gehinderd,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl hij, verdachte, een stilstaande, althans langzaam rijdende, file naderde en
/of
(inmiddels) één of meer portalen met matrixborden waarop een maximumsnelheid
van 50 km/u was aangegeven was gepasseerd,
- met een snelheid van ongeveer 90 km/u,
in ieder geval met een hogere snelheid
dan ter plaatse was toegestaan,heeft gereden
en/of is blijven rijdenen
/of
- ( aldus rijdende) zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in
staat was dat door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de
afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was
en
/of
- een of meer mobiele telefoon(s) heeft bediend en/of zijn blik (continu) gericht
hield op die mobiele telefoon(s) en/of (aldus doende) zijn aandacht niet
voortdurend op de weg vóór zich heeft gehouden en/of
- niet (tijdig) heeft opgemerkt dat een voor hem rijdend motorrijtuig (personenauto,
merk Citroën) (inmiddels) stilstond en
/of
- ( vervolgens) tegen die Citroën is aangebotst of is aangereden,
waardoor die Citroën werd opgeduwd tegen de vóór die Citroën stilstaande
personenauto.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
de eendaadse samenloop van:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
en
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft een ongeval veroorzaakt. Hij heeft met een hogere snelheid dan was toegestaan op de A16 gereden en heeft de matrixborden en het langzaam rijdende en stilstaande verkeer voor hem niet (tijdig) opgemerkt. De verdachte is hierop met de auto voor hem in botsing gekomen, waardoor twee inzittenden van deze auto, alsmede de bijrijder van de verdachte (zijn moeder) zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen. Ter zitting heeft het slachtoffer [slachtoffer 2] op invoelbare wijze uiteengezet welke ingrijpende gevolgen het ongeval heeft gehad. Haar jonge neefje heeft een lang herstelproces moeten ondergaan en heeft aan het ongeval blijvende beperkingen overgehouden. Haar moeder heeft haar baan moeten opgeven en is dagelijks afhankelijk van zorg. Het ongeval heeft daarnaast diepe emotionele littekens achtergelaten, zo verklaart ze. Dit alles is door de verdachte veroorzaakt en kan hem strafrechtelijk worden verweten. Tegelijkertijd verliest de rechtbank niet uit het oog dat de verdachte nooit een aanrijding heeft willen veroorzaken. Hij heeft meteen na het ongeluk hulp verleend aan de slachtoffers. Daarnaast heeft de verdachte op de zitting berouw getoond.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De verdachte studeert Social Work aan de Hogeschool Rotterdam en werkt bij een zorgbureau. Hij heeft zijn rijbewijs nodig voor zijn werk. De rechtbank heeft in een uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 september 2025 gezien dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Ook na de aanrijding, nu twee jaar geleden, is hij niet meer met de politie in aanraking gekomen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies. Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
De rechtbank acht een taakstraf van 120 uren passend. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdverloop na de aanrijding ziet de rechtbank, anders dan door de officier van justitie, geen aanleiding om daarnaast nog een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat een afzonderlijke straf voor de overtreding van artikel 5 WVW (feit 2) niet passend is. De verdachte zal daarom wat dit feit betreft wel schuldig worden verklaard, maar er zal daarvoor geen afzonderlijke straf of maatregel worden opgelegd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikelen 9, 22c, 22d en 55 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 5, 6, 175 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en onder 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde feit tot een
taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
bepaalt dat ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde feit
geen straf of maatregelwordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. Havik, voorzitter, en
mr. A.M.G. van de Kragt en mr. L.B. Esser, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.H. Karakus, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 15 oktober 2025.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 17 oktober 2023 te Rotterdam als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te
wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door met dat motorrijtuig roekeloos,
in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of
onachtzaam en/of met verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te
rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A16,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl hij, verdachte, een stilstaande, althans langzaam rijdende, file naderde en/of
(inmiddels) één of meer portalen met matrixborden waarop een maximumsnelheid
van 50 km/u was aangegeven was gepasseerd,
- met een snelheid van ongeveer 90 km/u, in ieder geval met een hogere snelheid
dan ter plaatse was toegestaan, heeft gereden en/of is blijven rijden en/of
- ( aldus rijdende) zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in
staat was dat door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de
afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was
en/of
- een of meer mobiele telefoon(s) heeft bediend en/of zijn blik (continu) gericht
hield op die mobiele telefoon(s) en/of (aldus doende) zijn aandacht niet
voortdurend op de weg vóór zich heeft gehouden en/of
- niet (tijdig) heeft opgemerkt dat een voor hem rijdend motorrijtuig (personenauto,
merk Citroën) (inmiddels) stilstond en/of
- ( vervolgens) tegen die Citroën is aangebotst of is aangereden,
waardoor die Citroën werd opgeduwd tegen de vóór die Citroën stilstaande
personenauto,
als gevolg waarvan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] (inzittenden Citroën) en/of [slachtoffer 1]
(bijrijder van verdachte) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk
letsel werd(en) toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, te weten:
Bij [slachtoffer 3] :
- een bloeduitstorting tussen schedel en hersenen en/of bloed tussen de
hersenvliezen en/of
- letsel van de zenuwen in de centrale hersenen en/of
- een longkneuzing van de linker- en/of rechterlong;
Bij [slachtoffer 2] :
- breuken in borstwervels 1 tot en met 5, breuken in ribben 2 tot en met 5 aan de
linkerzijde, breuken in ribben 4, 5, 8 en 9 aan de rechterzijde, breuken in het
borstbeen, breuken in het rechter schouderblad en/of breuken in de oogkas en/of
- een verhoging van de hartenzymen in het bloed, mogelijk passend bij een
kneuzing van het hart;
Bij [slachtoffer 1] :
- een breuk van het borstbeen met daarachter een bloeduitstorting en/of breuken
van rib 3, 4, 5 en/of 6 aan de linkerzijde van de borstkas;
2
hij op of omstreeks 17 oktober 2023 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de voor
het verkeer openstaande weg, de Rijksweg A16, zich zodanig heeft gedragen dat
gevaar op die weg/wegen werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt en/of
het verkeer op die weg/wegen werd gehinderd, althans kon worden gehinderd,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl hij, verdachte, een stilstaande, althans langzaam rijdende, file naderde en/of
(inmiddels) één of meer portalen met matrixborden waarop een maximumsnelheid
van 50 km/u was aangegeven was gepasseerd,
- met een snelheid van ongeveer 90 km/u, in ieder geval met een hogere snelheid
dan ter plaatse was toegestaan, heeft gereden en/of is blijven rijden en/of
- ( aldus rijdende) zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in
staat was dat door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de
afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was
en/of
- een of meer mobiele telefoon(s) heeft bediend en/of zijn blik (continu) gericht
hield op die mobiele telefoon(s) en/of (aldus doende) zijn aandacht niet
voortdurend op de weg vóór zich heeft gehouden en/of
- niet (tijdig) heeft opgemerkt dat een voor hem rijdend motorrijtuig (personenauto,
merk Citroën) (inmiddels) stilstond en/of
- ( vervolgens) tegen die Citroën is aangebotst of is aangereden,
waardoor die Citroën werd opgeduwd tegen de vóór die Citroën stilstaande
personenauto.