ECLI:NL:RBROT:2025:12302

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 augustus 2025
Publicatiedatum
20 oktober 2025
Zaaknummer
11652312 \ CV EXPL 25-1562
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering en overuren in arbeidsovereenkomst met maandurensystematiek

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 augustus 2025 uitspraak gedaan in een loonvordering van eiser, die werkzaam is als Surveyor bij gedaagde, een inspectiebedrijf. Eiser stelt dat hij recht heeft op betaling van achterstallig loon wegens niet correct uitbetaalde overuren. Gedaagde betwist dit en stelt dat de overeengekomen contractuele uren zijn betaald en dat er geen recht op overwerktoeslag van 150% bestaat. De procedure omvatte een zitting op 14 augustus 2025, waar beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst van eiser een maandurensystematiek hanteert, waarbij overwerk alleen wordt vergoed als de maandelijkse arbeidsduur van 173,33 uur wordt overschreden. Eiser heeft niet aangetoond dat er een andere afspraak is gemaakt over de verdeling van de werkuren of dat hij recht heeft op een overwerktoeslag. De kantonrechter heeft de eis van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.221,-. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 11652312 \ CV EXPL 25-1562
datum uitspraak: 28 augustus 2025 (bij vervroeging)
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: [woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde: mr. R.J. Michielsen,
tegen
[gedaagde],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M. van der Chijs.
De partijen worden ‘ [eiser] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 4 april 2025, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen.
1.2.
Op 14 augustus 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. [eiser] was daarbij aanwezig, bijgestaan door mr. R.J. Michielsen. Namens [gedaagde] was aanwezig [persoon A] , bijgestaan door mr. M. van der Chijs.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[eiser] werkt bij [gedaagde] en stelt zich op het standpunt dat hij een loonvordering heeft op [gedaagde] , omdat [gedaagde] zijn overuren gedurende meerdere jaren niet op de juiste wijze heeft uitbetaald. [gedaagde] is het hier niet mee eens. De kantonrechter wijst de eis van [eiser] af. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Wat is er gebeurd?
2.2.
[gedaagde] is een inspectiebedrijf gespecialiseerd in de inspectie van bulkgoederen, zoals soda-as en natriumbicarbonaat. Medewerkers van [gedaagde] moeten inspecties en controles doen van schepen, zowel in Nederland als in het buitenland.
2.3.
[eiser] is op 1 januari 2021 in dienst getreden bij [gedaagde] in de functie van Surveyor. Met ingang van 1 juli 2021 heeft [eiser] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. In de arbeidsovereenkomst is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:

Artikel 2 ARBEIDSTIJD
De werknemer treedt in dienst voor een fulltime dienstverband van 40 uur per week verdeeld over 5 dagen. (…)
Artikel 17 – OVERWERK
Indien de omstandigheden binnen de onderneming overwerk noodzakelijk maken en de werkgever aan werknemer een verzoek richt om overwerk te verrichten, is werknemer verplicht om over te werken. Er is sprake van overwerk wanneer de overeengekomen maandelijkse arbeidsduur wordt overschreven. Dit overwerk zal nimmer leiden tot een blijvende verhoging van het aantal uren per week.
2.4.
[eiser] eist dat [gedaagde] wordt veroordeeld om aan hem te betalen € 19.958,47 bruto aan achterstallig loon, bestaande uit overuren, te vermeerderen met 50% wettelijke verhoging (artikel 7:625 BW) en te vermeerderen met de wettelijke rente over het achterstallig loon en de wettelijke verhoging. Ook eist [eiser] dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten en dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. [eiser] behoudt zich het recht voor om een deel van zijn vordering nog te vermeerderen met een overwerkfactor van 150%. Dit moet hij nog nader specificeren.
2.5.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat de eis moet worden afgewezen, omdat de overeengekomen contractuele uren zijn betaald, de gewerkte overuren zijn betaald en van een overwerktoeslag van 150% geen sprake is.
[eiser] heeft geen recht op loon
2.6.
De kantonrechter volgt [eiser] niet in zijn standpunt dat hij recht heeft op loon wegens te weinig uitbetaalde overuren. Hierna wordt dit toegelicht.
2.7.
[eiser] stelt dat hij met [gedaagde] is overeengekomen dat hij 40 uur per week werkt, verdeeld over de dagen maandag tot en met vrijdag. Hij heeft recht op uitbetaling van loon voor 40 uren op deze vijf doordeweekse dagen, afgezien van de vraag of hij op deze dagen te werk wordt gesteld. Als [gedaagde] hem op deze dagen niet te werk stelt, komt dit voor haar risico en moet zij hem op grond van artikel 7:628 BW wel voor 8 uur per dag uitbetalen. Daarnaast heeft [eiser] , naar hij stelt, recht op uitbetaling van overuren als hij op doordeweekse dagen meer dan 8 uur werkt of in het weekend of ’s nachts. Op basis van deze uitgangspunten heeft [gedaagde] 1502,38 uur te weinig loon betaald.
2.8.
[gedaagde] stelt dat partijen zijn overeengekomen dat [eiser] in dienst is getreden voor 40 uur per week, dat geen afspraken zijn gemaakt over een werkweek van maandag tot en met vrijdag en dat sprake is van overwerk als de maandelijkse arbeidsduur van 173,33 uur wordt overschreden (maandurensystematiek). Dit betekent dat als [eiser] in een maand (waar ook de weekenden onder vallen) meer dan 173,33 uur werkt, het meerwerk als overuren wordt uitbetaald. Als [eiser] in aan maand minder dan 173,33 uur werkt, wat regelmatig is voorgekomen, wordt hij wel voor 173,33 uur uitbetaald.
2.9.
Overwogen wordt als volgt. In de arbeidsovereenkomst is opgenomen dat [eiser] voor 40 uur per week in dienst is bij [gedaagde] verdeeld over 5 dagen per week. Hieruit volgt niet dat deze 5 dagen moeten worden verdeeld over de dagen maandag tot en met vrijdag.
Uit de toelichtingen van partijen volgt evenmin dat de arbeidsovereenkomst op deze manier moet worden uitgelegd. Het werk van [eiser] houdt namelijk in dat hij op elke dag van de week, dus ook in het weekend, kan worden opgeroepen om schepen te inspecteren en te controleren. Dit zijn soms lange dagen (van 16 of 20 uur), maar dat komt ook omdat hier reisuren en wachturen in zitten. Ter zitting heeft [eiser] bevestigd dat dit de werkwijze, inherent aan deze baan, is en dat deze werkwijze bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst ook met hem is besproken. [eiser] heeft ook meegelopen voordat hij bij [gedaagde] in dienst trad en heeft op zitting toegelicht dat hij toen heeft ervaren wat het werk inhield, namelijk flexibel werk, zoals hij dat nu ook heeft. Gelet hierop kan [eiser] niet gevolgd worden in zijn standpunt dat is overeengekomen dat zijn werk verdeeld moest worden over de dagen maandag tot en met vrijdag. Dit betekent ook dat [eiser] niet gevolgd kan worden in zijn standpunt dat zodra hij meer dan 8 uur per dag of in het weekend werkt sprake is van overwerk. De uitgangspunten waarop hij zijn vordering baseert, zijn dus onjuist.
2.10.
[gedaagde] heeft voldoende onderbouwd dat tussen partijen een maandurensystematiek is overeengekomen, wat inhoudt dat sprake is van overwerk als [eiser] meer dan 173,33 uur per maand werkt. De blote stelling van [eiser] , dat de maandurensystematiek in strijd is met de arbeidstijdenwet of het arbeidstijdenbesluit, is op geen enkele wijze onderbouwd, zodat de kantonrechter hieraan voorbij gaat. Niet in geschil is dat [gedaagde] volgens deze maandurensystematiek al vier jaar de overuren van [eiser] heeft uitbetaald. Volgens [gedaagde] heeft zij bovendien aan [eiser] , gedurende de periode dat hij arbeidsgeschikt was, ook 1202 uren uitbetaald, die hij niet heeft gewerkt omdat hij voor die uren niet was ingedeeld. Daaruit blijkt volgens haar dat haar werkwijze ook gunstig voor haar werknemers uitpakt.
2.11.
Op grond van het voorgaande wordt de eis van [eiser] afgewezen. Daarom hoeft niet meer te worden ingegaan op het standpunt van [eiser] dat hij over een deel van het totaal aantal door hem gevorderde uren recht heeft op een overwerktoeslag van 150%. Overigens heeft [eiser] niet onderbouwd dat tussen partijen een overwerktoeslag van 150% is overeengekomen of dat hij hier desondanks recht op heeft.
[eiser] moet de proceskosten betalen
2.12.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [eiser] aan [gedaagde] moet betalen op € 1.086,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 543,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.221,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.13.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [gedaagde] dat eist en [eiser] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de eis van [eiser] af;
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde] worden begroot op € 1.221,-;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P.M. Jurgens en in het openbaar uitgesproken.
31688