In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 augustus 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De zaak betreft de vraag of [gedaagde 1], die in dienst was bij [eiseres], in strijd heeft gehandeld met een concurrentie- en relatiebeding na beëindiging van zijn dienstverband. Tevens wordt de vraag behandeld of [gedaagde 1] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres] door gebruik te maken van kennis en ervaring opgedaan tijdens zijn dienstverband. De kantonrechter heeft vastgesteld dat partijen in een vaststellingsovereenkomst finale kwijting zijn overeengekomen, waardoor [eiseres] geen beroep kan doen op overtredingen van het nevenbeding of onrechtmatig handelen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen concurrentiebeding meer geldt na het beëindigen van het dienstverband van [gedaagde 1], omdat dit in de vaststellingsovereenkomst is vastgelegd. De vorderingen van [eiseres] zijn afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde 1] en [gedaagde 2].