ECLI:NL:RBROT:2025:12335

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2025
Publicatiedatum
21 oktober 2025
Zaaknummer
ROT 25/7429
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening voor paspoortaanvraag minderjarige geboren via draagmoederschap

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de aanvraag van verzoekers om een paspoort voor hun minderjarige kind, geboren via een draagmoederschapconstructie. Verzoekers, die de Nederlandse nationaliteit bezitten en in Nederland wonen, hebben op 10 september 2025 een aanvraag ingediend voor een paspoort voor hun kind. De minister van Buitenlandse Zaken heeft deze aanvraag op 11 september 2025 niet in behandeling genomen, omdat de identiteit en Nederlandse nationaliteit van het kind niet konden worden vastgesteld. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft in deze uitspraak geoordeeld dat de minister een laissez-passer moet verstrekken, zodat het kind naar Nederland kan reizen. De voorzieningenrechter overweegt dat de minister zich niet verzet tegen het afgeven van een laissez-passer, nu kan worden aangenomen dat de verzoeker de biologische vader van het kind is. De voorzieningenrechter heeft ook in aanmerking genomen dat het onwenselijk zou zijn als het kind alleen in Georgië achterblijft, nu de draagmoeder heeft verklaard geen betrokkenheid te willen hebben.

De voorzieningenrechter heeft de minister opgedragen om binnen één week na de uitspraak een laissez-passer te verstrekken en heeft de minister veroordeeld in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 907,-. De uitspraak is gedaan op 20 oktober 2025 en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/7429

uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 oktober 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] en [verzoeker ], uit Rotterdam, verzoekers

(gemachtigde: mr. O. Sener),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, de minister

(gemachtigde: mr. R. Geraedts).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van verzoekers om een paspoort voor de minderjarige [minderjarige]. Verzoekers zijn het niet eens met dit besluit. De voorzieningenrechter treft in deze uitspraak de voorlopige voorziening dat de minister een laissez-passer moet afgeven, zodat [minderjarige] naar Nederland kan reizen.

Procesverloop

2.1.
Verzoekers hebben op 10 september 2025 een aanvraag ingediend voor een paspoort voor het minderjarige kind [minderjarige]. De minister heeft deze aanvraag met een besluit van 11 september 2025 niet in behandeling genomen. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2.2.
De minister heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift. Verzoekers hebben nadere stukken ingediend. De minister heeft hierop een nadere reactie ingediend.
2.3.
Partijen hebben de voorzieningenrechter toestemming gegeven zonder zitting uitspraak te doen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

De besluitvorming en de achtergronden daarvan
3. Verzoekers hebben de Nederlandse nationaliteit, wonen in Nederland en zijn met elkaar gehuwd. Zij zijn met de kliniek New Life in Georgië een traject voor hoogtechnologisch draagmoederschap aangegaan. Zij zijn op die wijze in contact gekomen met een draagmoeder. Tijdens de zwangerschap heeft de draagmoeder [verzoeker ] gemachtigd om het ongeboren kind te erkennen. Op 14 augustus 2025 heeft verzoeker bij de gemeente Rotterdam het ongeboren kind erkend. De draagmoeder is op [datum] bevallen van een dochter, [minderjarige]. Op de Georgische geboorteakte staan verzoekers als ouders vermeld. Op 1 september 2025 heeft de draagmoeder schriftelijk verklaard dat zij geen betrokkenheid bij [minderjarige] wenst. In een rapport van Verilabs van 3 oktober 2025 is geconcludeerd dat [verzoeker ] met een waarschijnlijkheid van 99,99% de biologische vader van [minderjarige] is.
4. Met het besluit van 11 september 2025 heeft de minister de aanvraag van verzoekers om een paspoort voor [minderjarige] niet in behandeling genomen omdat haar identiteit en Nederlandse nationaliteit niet kunnen worden vastgesteld. [verzoekster] staat op de geboorteakte als moeder vermeld, maar volgens Nederlands recht is de draagmoeder de juridische moeder. Volgens de minister is de geboorteakte daarom inhoudelijk onjuist. Volgens de minister zal eerst de Nederlandse civiele rechter zich moeten buigen over de draagmoederschapconstructie voordat een Nederlands reisdocument kan worden afgegeven. Hoewel volgens de minister voor het afgeven van een laissez-passer geen grondslag bestaat, verzet hij zich niet tegen een opdracht van de voorzieningenrechter om een laissez-passer te verstrekken, nu aangenomen kan worden dat [verzoeker ] de biologische vader van [minderjarige] is.
Standpunt verzoekers
5. Verzoekers zijn het niet eens met het besluit van 11 september 2025. Volgens verzoekers heeft [minderjarige] wel recht op een paspoort, aangezien zij de Nederlandse nationaliteit heeft. Verzoekers zullen in Nederland de noodzakelijk civielrechtelijke procedures starten met als doel het ouderschap van verzoekers over [minderjarige] volledig erkend te krijgen. Op dit moment verblijven [verzoeker ] en [minderjarige] echter nog in Georgië. Verzoekers willen met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat de minister een laissez-passer afgeeft, zodat [verzoeker ] en [minderjarige] zo snel mogelijk naar Nederland kunnen reizen en zich kunnen voegen bij [verzoekster] en het andere kind van verzoekers.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe
6. De voorzieningenrechter zal op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht een voorlopige voorziening treffen en de minister opdragen ten behoeve van [minderjarige] een laissez-passer te verstrekken. De voorzieningenrechter neemt daarbij in de eerste plaats in aanmerking dat de minister zich niet tegen het afgeven van een laissez-passer verzet, nu kan worden aangenomen dat [verzoeker ] de biologische vader van [minderjarige] is. In de tweede plaats is het, nu van het vaderschap van [verzoeker ] kan worden uitgegaan, aannemelijk dat te zijner tijd, eventueel na het doorlopen van een civielrechtelijke procedure, [1] het verzoek om een paspoort voor [minderjarige] alsnog toegewezen kan worden omdat haar Nederlandse nationaliteit (en haar identiteit) voldoende zijn komen vast te staan. De voorzieningenrechter weegt tot slot mee dat, indien het verzoek om een voorlopige voorziening zou worden afgewezen, de onwenselijke situatie zou ontstaan dat verzoekers mogelijk langdurig in Georgië zullen moeten blijven, terwijl hun gewone leven zich in Nederland bevindt. Het is ook onwenselijk als [minderjarige] alleen (dus zonder verzoekers) achterblijft in Georgië, nu immers de draagmoeder heeft verklaard dat zij geen betrokkenheid bij [minderjarige] wenst.

Conclusie en gevolgen

7. De voorzieningenrechter zal de voorlopige voorziening treffen dat de minister zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden, een laissez-passer moet verstrekken ten behoeve van [minderjarige], waarmee zij naar Nederland kan reizen.
8. De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat verzoekers geen recht hebben op een proceskostenvergoeding omdat verzoekers wisten dat pas zij pas na een positieve beoordeling van deze draagmoederschapconstructie door de Nederlandse civiele rechter met [minderjarige] naar Nederland zouden kunnen reizen. De voorzieningenrechter volgt de minister niet in dit standpunt. Verzoekers hebben zich tot de voorzieningenrechter gewend nadat de minister hun aanvraag voor een reisdocument niet in behandeling heeft genomen. In deze uitspraak wordt de gevraagde voorziening toegewezen. De voorzieningenrechter ziet in deze omstandigheden voldoende aanleiding de minister te veroordelen in de proceskosten van verzoekers. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 907,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 907,-, en wegingsfactor 1). Ook zal de voorzieningenrechter de minister opdragen het griffierecht aan verzoekers te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- draagt de minister op om verzoekers zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden, een laissez-passer te verstrekken ten behoeve van [minderjarige], geboren op [datum] te [plaatsnaam], op grond waarvan zij naar Nederland kan reizen;
- bepaalt dat de minister het griffierecht van € 194,- aan verzoekers moet vergoeden;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 907,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W.D.F. Oskam, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie voor een voorbeeld van een zo’n procedure de uitspraak van de rechtbank Limburg van 17 januari 2025, ECLI:NL:RBLIM:2025:287.