ECLI:NL:RBROT:2025:12348

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2025
Publicatiedatum
21 oktober 2025
Zaaknummer
ROT 24/9622
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing lichte toets op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de afwijzing van de Dienst Toeslagen om in aanmerking te komen voor een forfaitair bedrag van € 30.000,- op basis van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). De rechtbank heeft op 20 oktober 2025 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep ongegrond is verklaard. Eiseres had eerder een aanvraag ingediend die door de Dienst Toeslagen op 29 augustus 2022 was afgewezen. Dit besluit werd later door de Dienst Toeslagen bevestigd in een bestreden besluit van 30 september 2024, waarin het bezwaar van eiseres ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep ontvankelijk is, omdat de integrale beoordeling van de aanvraag van eiseres nog niet in rechte vaststaat. De rechtbank oordeelde dat de Dienst Toeslagen voldoende gemotiveerd had aangegeven waarom eiseres niet in aanmerking kwam voor het forfaitaire bedrag. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de Dienst Toeslagen terecht heeft vastgesteld dat eiseres geen gedupeerde is en dat de afwijzing van haar aanvraag voor compensatie bij de lichte toets terecht was. Eiseres heeft aangevoerd dat zij onterecht als oplichter is behandeld en dat haar dossier incompleet is, maar de rechtbank oordeelde dat de Dienst Toeslagen aan de wettelijke eisen heeft voldaan. De uitspraak houdt in dat het bestreden besluit in stand blijft en dat eiseres geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/9622

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. I. van Baaren),
en

Dienst Toeslagen

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Samenvatting

1. Eiseres komt volgens de Dienst Toeslagen bij de lichte toets niet in aanmerking voor een forfaitair bedrag van € 30.000,- op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). Het beroep is ontvankelijk omdat het besluit van de integrale beoordeling nog niet in rechte vaststaat. Het bestreden besluit is voldoende gemotiveerd en de relevante stukken zijn overgelegd. Het beroep is ongegrond.

Procesverloop

2. Met een besluit van 29 augustus 2022 heeft de Dienst Toeslagen vastgesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor een forfaitair bedrag van € 30.000,- op grond van artikel 2.7 van de Wht.
2.1.
Met een besluit van 30 september 2024 (het bestreden besluit) heeft de Dienst Toeslagen het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 29 augustus 2022 ongegrond verklaard.
2.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De Dienst Toeslagen heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 29 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van de Dienst Toeslagen deelgenomen. Eiseres en haar gemachtigde zijn met bericht vooraf niet tijdens de zitting verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

3. Eiseres heeft een aanvraag gedaan om compensatie op grond van de Wht.
4. De Dienst Toeslagen heeft in het bestreden besluit gesteld dat het bezwaar kennelijk ongegrond is. De situatie van eiseres is inmiddels integraal beoordeeld. Deze beoordeling is bij het besluit van 26 september 2024 aan eiseres medegedeeld. Uit deze beoordeling blijkt dat eiseres geen gedupeerde is en daarom ook geen recht heeft op compensatie. Omdat bij de integrale beoordeling ook de onderdelen van de eerste toets opnieuw worden beoordeeld, kan met een beoordeling van het bezwaar tegen de eerste toets volgens de Dienst Toeslagen niet worden bereikt dat eiseres alsnog als gedupeerde wordt aangemerkt. De uitkomst van de eerste toets is vastgesteld aan de hand van de gegevens die de Dienst Toeslagen tot haar beschikking had (voorschotbeschikkingen, definitieve beschikkingen en wijzigingsmeldingen van de kinderopvangtoeslag). Conform het kader dat geldt bij de lichte toets is daarbij vastgesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor het forfaitaire bedrag van € 30.000,- omdat er ten aanzien van de jaren 2005, 2006, 2008 en 2009 geen neerwaartse correcties van haar kinderopvangtoeslag hebben plaatsgevonden en de correcties ten aanzien van de jaren 2007, 2010, 2011 en 2012 te maken hebben met door eiseres doorgevoerde wijziging in opvanguren, een hoger vastgesteld toetsingsinkomen of stopzetting van kinderopvangtoeslag. Het gaat hier om reguliere correcties en niet om wijzigingen als gevolg van vooringenomen handelen van de belastingdienst.
4.1.
De Dienst Toeslagen heeft zich ter zitting onder verwijzing naar uitspraken van andere rechtbanken primair op het standpunt gesteld dat eiseres geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep tegen het bestreden besluit, nu de Dienst Toeslagen inmiddels met een besluit van 26 september 2024 de aanvraag van eiseres om compensatie heeft afgewezen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de integrale beoordeling, neergelegd in het besluit van 26 september 2024. Deze procedure loopt nog. Subsidiair vindt Dienst Toeslagen dat het beroep ongegrond is.
4.2.
Voor de ontvankelijkheid in beroep is vereist dat eiseres voldoende procesbelang heeft. Daarvan is sprake als het resultaat dat eiseres nastreeft daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor eiseres ook feitelijk betekenis kan hebben. [1]
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep van eiseres ontvankelijk. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit over de integrale beoordeling van 26 september 2024. Dat besluit staat nog niet in rechte vast. De rechtbank is daarom niet gebonden aan de vaststelling van de Dienst Toeslagen in dat besluit dat eiseres niet in aanmerking komt voor compensatie als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Wht. De rechtbank kan in deze zaak oordelen dat de Dienst Toeslagen ten onrechte heeft vastgesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7, vierde lid, van de Wht. In dat geval zou de Dienst Toeslagen aan eiseres een forfaitair bedrag van € 30.000,- moeten betalen. Het resultaat dat eiseres nastreeft, kan dus daadwerkelijk worden bereikt en dat resultaat heeft voor haar feitelijk betekenis. [2]
5. Eiseres stelt dat de Dienst Toeslagen ten onrechte haar aanvraag voor compensatie bij de lichte toets heeft afgewezen. Ze voert aan dat ze € 6.000,- aan de Belastingdienst moest terugbetalen en daarvoor geen betalingsregeling kon treffen. Verder stelt zij dat de belastingdienst haar onterecht als oplichter heeft behandeld, wat ernstige gevolgen heeft gehad voor haar persoonlijke leven. Daarnaast stelt eiseres dat haar dossier incompleet is.
5.1.
Bij de lichte toets wordt aan de hand van een data-analyse in de systemen van Dienst Toeslagen beoordeeld of een ouder ten onrechte kinderopvangtoeslag heeft moeten terugbetalen. Indien dit het geval is wordt een ouder aangemerkt als gedupeerde en heeft de ouder recht op een forfaitair bedrag van € 30.000,-. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de lichte toets bedoeld is als snelle maar beperkte beoordeling, waarbij wordt vastgesteld of een ouder gedupeerd is. Bij deze toets worden niet alle op de zaak betrekking hebbende feiten en omstandigheden getoetst. Toetsen op alle feiten en omstandigheden zou een snelle toekenning van het forfaitaire bedrag belemmeren. [3] Na de lichte toets volgt een integrale beoordeling, waarin het verhaal van de ouder en alle relevante omstandigheden worden onderzocht en er een uitgebreider onderzoek naar de situatie van de ouder plaatsvindt.
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Dienst Toeslagen met inachtneming van het geschetste karakter van de lichte toets terecht vastgesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor het forfaitaire bedrag van € 30.000,-. De Dienst Toeslagen heeft gemotiveerd toegelicht waar de wijzigingen en stopzettingen van kinderopvangtoeslag vandaan kwamen en waarom dit in de beperkte, lichte toets niet leidt tot toekenning van het forfaitaire bedrag. De argumenten die eiseres in deze procedure naar voren brengt kunnen aan bod komen in de procedure over de integrale beoordeling. Ten aanzien van het betoog van eiseres dat het dossier incompleet is overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van artikel 8:42 van de Awb moet de Dienst Toeslagen in deze procedure de op de zaak betrekking hebbende stukken overleggen, in dit geval de stukken die relevant zijn om te beoordelen of eiseres in aanmerking komt voor de Catshuisregeling. Aan die eis is voldaan. De Dienst Toeslagen heeft stukken overlegd waaruit de wijzigingen van kinderopvangtoeslag zijn terug te vinden en heeft hiermee het besluit onderbouwd.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van Spengen, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J. Huisman, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2025.
De rechter is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ABRvS 17 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:325, r.o. 3.
2.Zie ook Rb. Rotterdam 16 april 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:3348, r.o. 11.