ECLI:NL:RBROT:2025:12351

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 augustus 2025
Publicatiedatum
21 oktober 2025
Zaaknummer
22-004091-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde met 365 dagen

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 18 augustus 2025 uitspraak gedaan over de vordering tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde. De veroordeelde, geboren in 1984 te Curaçao, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar en had een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd gekregen. Na zijn voorwaardelijke invrijheidstelling op 14 augustus 2022, zijn er verschillende herroeping van de v.i. geweest, waarbij de rechtbank de v.i. op 21 mei 2024 en 30 januari 2025 gedeeltelijk herroept. De veroordeelde is op 15 augustus 2025 opnieuw voorwaardelijk in vrijheid gesteld, met een proeftijd die afloopt op 7 oktober 2025. De officier van justitie heeft op 29 juli 2025 een vordering ingediend tot verlenging van de proeftijd met 365 dagen, gebaseerd op een rapport van de reclassering. De reclassering adviseert deze verlenging om de veroordeelde de kans te geven aan gedragsverandering te werken, gezien zijn eerdere onvoldoende medewerking aan behandeling. Tijdens de zitting op 18 augustus 2025 zijn zowel de officier van justitie als de raadsman gehoord, waarbij de raadsman de vordering heeft ondersteund. De rechtbank heeft, na het horen van de betrokken partijen en het advies van de reclassering, geoordeeld dat de verlenging van de proeftijd noodzakelijk en proportioneel is om het recidiverisico te beperken. De rechtbank heeft de vordering tot verlenging van de proeftijd met 365 dagen toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
VI-zaaknummer: 99-001132-21
Parketnummer: 22-004091-18
Datum uitspraak: 18 augustus 2025
Beslissingvan de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam in de zaak betreffende de veroordeelde
[veroordeelde]
geboren op [geboortedatum 1] 1984 te Curaçao (Nederlandse Antillen),
feitelijk verblijvende op het adres:
[adres 1],
raadsman mr. J.E.F.K Liauw, advocaat te Rotterdam.

1.Procesverloop

1.1.
Voorgaande veroordeling
Bij arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Den Haag van 26 september 2019 is aan de veroordeelde een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 6 jaren, met aftrek van voorarrest, en een vrijheidsbeperkende maatregel.
1.2.
Voorwaardelijke invrijheidstelling
Op 14 augustus 2022 is de veroordeelde voorwaardelijk in vrijheid gesteld en is de proeftijd gestart. Op 21 mei 2024 heeft de rechtbank Rotterdam de voorwaardelijke invrijheidstelling (hierna: v.i.) herroepen voor de duur van 180 dagen. Op 23 oktober 2024 is de veroordeelde opnieuw voorwaardelijk in vrijheid gesteld. Op 30 januari 2025 heeft de rechtbank Rotterdam de v.i. opnieuw gedeeltelijk herroepen voor de duur van 240 dagen.
De veroordeelde is op 15 augustus 2025 feitelijk opnieuw voorwaardelijk in vrijheid gesteld. Op dat moment is de proeftijd weer gaan lopen, met een strafrestant van 310 dagen. Aan de v.i. zijn conform het wijzigingsbesluit voorwaardelijke invrijheidstelling van 9 juli 2025 de volgende voorwaarden verbonden:
algemene voorwaarden
  • de veroordeelde zal zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maken aan enig strafbaar feit;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 op de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
bijzondere voorwaarden
  • de veroordeelde zal op geen enkele wijze – direct of indirect – contant hebben of zoeken met: [naam 1], geboren [geboortedatum 2] 1990 te [geboorteplaats];
  • de veroordeelde zal zich niet bevinden in Rotterdam, zoals weergegeven op de grafische kaart in de aan deze uitspraak gehechte bijlage;
  • de veroordeelde zal binnen 3 werkdagen na invrijheidstelling telefonisch melden bij Reclassering Nederland te Roermond. De veroordeelde zal zich melden bij de reclassering, zolang, zo vaak en op de wijze als de reclassering dat nodig vindt;
  • de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, laten opnemen in de FPA op het terrein van Vincent van Gogh, gevestigd aan [adres 2]. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, zal de veroordeelde meewerken aan de indicatiestelling en plaatsing;
  • indien geïndiceerd zal de veroordeelde zich laten behandelen door een forensische ambulante behandelinstelling, te bepalen door de reclassering, en zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die in het kader van de behandeling door of namens de behandelaar aan hem worden gegeven Indien daartoe aanleiding is, zoals bij een terugval in middelengebruik, bij overmatig middelengebruik of in geval van ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring van het Openbaar Ministerie, laten opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt 7 weken of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt;
  • de veroordeelde zal aansluitend aan de klinische behandeling verblijven in een nader door de reclassering te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang buiten de regio Rotterdam, en zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen en het dagprogramma die de instelling heeft opgesteld;
  • de veroordeelde zal zich inzetten voor het verkrijgen/behouden van een zinvolle dagbesteding en een stabiele financiële situatie. De veroordeelde zal de reclassering inzage geven in de activiteiten die hij onderneemt en de resultaten die hij boekt. Indien geïndiceerd door de toezichthouder zal de veroordeelde medewerking verlenen aan hulp door derden, bijvoorbeeld gericht op arbeidstoeleiding/ budgetbeheer.
  • de veroordeelde zal inzage geven in zijn sociale contacten en informeert de reclassering als sprake is van (het ontstaan van) een nieuwe partnerrelatie;
  • de veroordeelde zal een open, gemotiveerde en meewerkende houding tonen met betrekking tot het toezicht en de bijzondere voorwaarden.
De proeftijd zal aflopen op 7 oktober 2025.
1.3.
Vordering
Op 29 juli 2025 heeft de officier van justitie een vordering ingediend tot verlenging van de proeftijd - met 365 dagen - van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de opgelegde gevangenisstraf.
Bij de vordering is het rapport genaamd Verlengingsadvies v.i. van 18 juli 2025 (hierna: het rapport) van Stichting Verslavingsreclassering GGZ Nederland (hierna: de reclassering) overgelegd. De reclassering adviseert de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling te verlengen voor de duur van minimaal twaalf maanden met de al geldende voorwaarden. De veroordeelde is vanaf de nieuwe startdatum van de v.i., op 15 augustus 2025, geplaatst bij de FPA de Rooyse Wissel in Oostrum voor een klinische behandeling. De opname duurt maximaal één jaar. Daarna zal de veroordeelde doorstromen in een ambulant kader, zoals beschermd wonen. De reclassering acht het noodzakelijk dat de veroordeelde deze tijd (de rechtbank begrijpt dat hiermee wordt bedoeld, de periode van in ieder geval één jaar) krijgt om aan gedragsverandering te werken. Hij werkte eerder onvoldoende mee en daardoor kon er ook onvoldoende gewerkt worden aan gedragsverandering en risicobeperking. Hij heeft na detentie geen vangnet. Zonder hulpverlening zal de veroordeelde nergens terecht kunnen en onbehandeld naar buiten komen. De reclassering acht dit zeer onwenselijk. De veroordeelde heeft te kennen gegeven nu wel gemotiveerd te zijn voor het traject. Verlenging van de proeftijd zal het recidiverisico kunnen verlagen.
1.4.
Onderzoek op de terechtzitting
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 augustus 2025.
De officier van justitie mr. C.G.T. van de Weerd en de raadsman zijn gehoord. Verder is de deskundige [naam 2], werkzaam als reclasseringswerker bij Stichting Verslavingsreclassering GGZ Nederland, gehoord.
De deskundige heeft ter terechtzitting het door haar opgestelde rapport nader toegelicht:
De veroordeelde is afgelopen vrijdag, 15 augustus 2025, aangekomen in [naam instelling]. Na het opmaken van het rapport heeft de veroordeelde mevrouw Brullemans meerdere keren gebeld. Hij heeft toen aangegeven de behandeling graag te willen starten. Hij vindt het fijn dat hij de kans krijgt om met de voorwaarden aan de slag te gaan. Deze laatste kans wil hij aangrijpen.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot verlenging van de proeftijd met 365 dagen en heeft daarbij het advies van de reclassering in aanmerking genomen. Zij vult aan dat er in detentie weinig aan behandeling is gedaan. De verlenging is nodig om het recidiverisico in te perken.
De raadsman heeft verzocht de vordering toe te wijzen. De veroordeelde wil zich klinisch laten behandelen en is bereid mee te blijven werken aan de opgelegde voorwaarden. Een verlenging van de proeftijd is daarbij nodig.

2.Beoordeling

De rechtbank is – mede gelet op het advies van de reclassering en de daarop ter zitting gegeven toelichting – van oordeel dat het noodzakelijk en proportioneel is de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling te verlengen met 365 dagen. De verlenging van de proeftijd met deze duur is nodig om door middel van een klinische behandeling en daarna doorstroming in een ambulant kader een gedragsverandering bij de veroordeelde te bewerkstelligen. Hierdoor kan het recidiverisico worden beperkt.

3.Beslissing

De rechtbank wijst de vordering toe en
verlengt de proeftijd met 365 (driehonderdvijfenzestig) dagen.
Deze beslissing is genomen door mr. J.F. Koekebakker, voorzitter,
en mrs. A.J.P. van Essen en J.C. Tijink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.J.H. Mooren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting.
Bijlage