Op 28 augustus 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen, [voornaam minderjarige 1], [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3]. De kinderrechter heeft de Raad voor de Kinderbescherming, gevestigd te Rotterdam, als verzoeker gehoord, evenals de ouders van de minderjarigen en de bijzondere curatoren. De Raad verzocht om de kinderen onder toezicht te stellen voor een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing voor zes maanden. De moeder en vader hebben verschillende standpunten ingenomen over de verzoeken van de Raad. De moeder stemde in met de ondertoezichtstelling, maar verzocht om een andere gecertificeerde instelling dan de GI JBw, terwijl de vader instemde met de ondertoezichtstelling maar niet met de uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat de ouders niet in staat zijn om dit te verbeteren zonder hulp. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling toegewezen, maar de machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen, omdat dit als een uiterste redmiddel wordt beschouwd. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De uitspraak is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 15 september 2025.