Op 8 oktober 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking uitgesproken over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2010, in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming, Rotterdam-Dordrecht. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De ouders, de moeder en de vader, zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de moeder heeft onvoldoende zicht op de situatie van [minderjarige]. De Raad heeft verzocht om [minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar, omdat er zorgen zijn over zijn toenemende politiecontacten, schoolverzuim en het beperkte contact met de vader. Tijdens de zitting op 8 oktober 2025 waren de moeder en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig, terwijl de vader niet is verschenen. De kinderrechter heeft de noodzaak van de ondertoezichtstelling onderbouwd door te verwijzen naar de ingrijpende gebeurtenissen in het leven van [minderjarige], waaronder de echtscheiding van de ouders en de psychische problemen van de moeder. De kinderrechter heeft besloten om [minderjarige] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, met ingang van 8 oktober 2025 tot 8 oktober 2026, en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Tegen deze beslissing is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag.