ECLI:NL:RBROT:2025:12456

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2025
Publicatiedatum
23 oktober 2025
Zaaknummer
C/10/705813
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 13 oktober 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van een minderjarige, geboren in 2009, die onder toezicht is gesteld. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige verlengd, die eerder was verleend tot 27 oktober 2025. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond had verzocht om deze machtiging te verlengen in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Tijdens de zitting waren de ouders van de minderjarige aanwezig, die beiden instemden met het verzoek. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige eerder in een woongroep verbleef, maar dat dit niet goed ging vanwege een gebrek aan structuur. Momenteel verblijft de minderjarige weer bij zijn moeder, wat goed verloopt. De kinderrechter heeft ook rekening gehouden met de noodzaak van behandeling voor de minderjarige, die een ontwikkelingsachterstand heeft op sociaal emotioneel gebied. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De beschikking is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 23 oktober 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaaknummer: C/10/705813 / JE RK 25-1783
datum uitspraak: 13 oktober 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[naam vader],
hierna te noemen de vader, wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 27 augustus 2025, ontvangen op 28 augustus 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder;
- twee vertegenwoordigers van de GI, [naam 1] en [naam 2] .
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij zijn moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 27 januari 2025 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 27 januari 2026.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 27 januari 2025 een machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 27 oktober 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. [minderjarige] verbleef op de woongroep Gripzorg in Amsterdam, maar het ontbrak hier aan duidelijkheid en structuur, waardoor het hier niet goed ging met [minderjarige] . [minderjarige] verblijft hierdoor weer bij zijn moeder thuis. Het gaat nu goed met [minderjarige] , hij houdt zich aan de regel thuis, hij heeft een bijbaantje; hij bezorgt pizza’s, en Sterk en Zorgzaam is gestart met het bieden van een dagbesteding. [minderjarige] heeft een intake gehad bij Youz, de Fjord. Hier kan hem passende hulp geboden worden; een dagbesteding en behandeling. Het is de GI niet duidelijk wanneer hij precies geplaatst kan worden. Bij de Fjord zal tevens naar de noodzaak van zijn huidige medicatie gekeken worden.

4.De standpunten

4.1.
De moeder heeft ingestemd met het verzochte. Zij heeft naar voren gebracht dat [minderjarige] drie dagen naar de dagbesteding gaat en dit gaat goed. Het bijbaantje pizzabezorger bevalt [minderjarige] ook goed, hij kan hier zijn energie in kwijt. [minderjarige] deed Havo en hij zou nu in de examenklas zitten. Bij de Fjord kan hem onderwijs geboden worden, MBO 1 of VMBO-kader. Gelet op zijn leeftijd gaan ze proberen of hij met MBO 1 kan gaan meedraaien, maar eerst zal de focus bij de Fjord op psychische hulpverlening gelegd gaan worden.
4.2.
De vader heeft eveneens ingestemd met het verzochte.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt.
5.2.
[minderjarige] is in april 2025 bij de woongroep Gripzorg in Amsterdam geplaatst. Door het ontbreken van duidelijkheid en structuur op de groep ging het niet goed met [minderjarige] op deze groep. [minderjarige] verblijft nu bij zijn moeder en dit verloopt goed..
5.3.
Uit het onderzoek van de Waag (oktober 2024) is naar voren gekomen dat [minderjarige] een ontwikkelingsachterstand op sociaal emotioneel gebied heeft. Ondanks zijn hoog gemiddelde intelligentie heeft [minderjarige] moeite om zijn intellectuele capaciteiten te vertalen naar sociaal emotioneel leeftijdsadequaat gedrag. Dit resulteert in gedragsproblemen, impulsiviteit en buitenproportionele reacties op situaties die door hem als bedreigend worden ervaren en lijkt ook geleid te hebben tot zwart-wit denken en cognitieve vervorming die zijn relaties beïnvloeden.
5.4.
Een behandeling voor [minderjarige] is gelet op de bevindingen van de Waag noodzakelijk en locatie de Fjord van Youz, is een geschikt bevonden. [minderjarige] heeft hier een intake gehad en hij kan hier waarschijnlijk in oktober of november 2025 geplaatst worden. Het gaat om een behandeling van zes maanden. [minderjarige] heeft aangegeven dat hij positief is over deze plaatsing. Het is belangrijk dat [minderjarige] de behandeling krijgt die hij nodig heeft, omdat hij anders belemmerd wordt in zijn ontwikkeling. Verder is het belangrijk dat hij onderwijs kan volgen dan wel een andere passende dagbesteding heeft.
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 27 januari 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2025 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in aanwezigheid van J.A. van Soest als griffier, en op schrift gesteld op 23 oktober 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.