Uitspraak
RECHTBANK Rotterdam
1.De zaak in het kort
ter garantie van de verplichtingen van [ [bedrijf 1] ] op Overname Datum”(hierna ook: de garantie). [eisende partij] heeft de garantie ingeroepen, omdat [bedrijf 1] de nabetalingen niet voldoet. Tussen partijen is in geschil of de garantie ook ziet op de nabetalingsverplichtingen nu die op de overnamedatum nog niet opeisbaar waren. Volgens [eisende partij] is dat wel het geval. Volgens [gedaagde partij] niet.
2.De procedure
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 6,
- de brieven van de rechtbank van 2 juni 2025, waarbij partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling,
- de mondelinge behandeling op 8 september 2025 en de daarbij overgelegde spreekaantekeningen van [eisende partij] en [gedaagde partij] .
3.De feiten
[gedaagde partij] garandeert nakoming van de verplichtingen van Meester
“ [gedaagde partij] garandeert nakoming van de verplichtingen van Meester”verwijderd.
4.Het geschil
5.De beoordeling
“Ter garantie van de verplichtingen van Meester op Overname Datum”erop dat de nabetalingsverplichting ook onder de garantie valt. Naar [eisende partij] terecht stelt, bestond deze verplichting namelijk al op de in de overnameovereenkomst gedefinieerde overnamedatum (zie 3.10), maar was deze alleen nog niet opeisbaar. De nabetaling zou namelijk na facturatie in maandelijkse termijnen van € 10.000,00 gedurende 24 maanden worden betaald. De letterlijke tekst van de garantie stelt opeisbaarheid evenwel niet als voorwaarde voor het inroepen van de garantie.
“ [gedaagde partij] garandeert nakoming van de verplichtingen van Meester”. Tussen partijen is niet in geschil dat deze garantie een algehele garantie betrof, dat wil zeggen dat zij zag op alle verplichtingen uit de overeenkomst voor [bedrijf 1] of zij nu al opeisbaar waren of nog niet. [bestuurder 2] heeft die garantie in de volgende conceptovereenkomst van 5 januari 2024 evenwel verwijderd (zie 3.7). Ter zitting heeft hij toegelicht dat hij dat had geaan, omdat hij [gedaagde partij] geen algehele garantie wilde laten afgegeven. [gedaagde partij] voert verder aan dat de garantie zoals deze in de overnameovereenkomst staat (zie 3.10), in die overeenkomst is opgenomen naar aanleiding van een gesprek tussen partijen op 16 januari 2024. [eisende partij] heeft dat niet betwist. [bestuurder 2] heeft ter zitting toegelicht dat dat gesprek heeft plaatsgevonden via Teams en dat alleen [bestuurder 1] , [adviseur] en hijzelf daarbij aanwezig waren. [bestuurder 2] heeft verder verklaard dat [bestuurder 1] in dat gesprek heeft aangegeven dat hij risico liep, omdat [bedrijf 1] een lege vennootschap was en dat hij toen gevraagd heeft of [gedaagde partij] geen dekking kon geven voor de voorraad en de machines. [bestuurder 2] heeft toegelicht dat hij daarmee instemde, omdat de financiering voor de overname inmiddels rond was. Dit is ook verwerkt in de uiteindelijke overeenkomst van 24 januari 2024 (zie onder 3.10). De - beperktere - garantie die [gedaagde partij] wilde afgeven, zag alleen op bedragen die [bedrijf 1] op de overnamedatum moest betalen. Volgens [gedaagde partij] kan dat ook uit de tekst van de overnameovereenkomst worden afgeleid. Uit de tekst van de garantie blijkt dat [gedaagde partij] zich garant heeft gesteld voor de verplichtingen van [bedrijf 1]
“op Overname Datum”en uit de overnameovereenkomst volgt dat [bedrijf 1] op overnamedatum alleen de koopsom voor de voorraad en de koopsom voor de materiële en immateriële activa moest betalen (vgl. onder 3.10). De nabetalingsvergoeding was [bedrijf 1] in maandelijkse termijnen en pas na voorafgaande facturatie verschuldigd, aldus [gedaagde partij] . Ter onderbouwing van haar stellingen verwijst [gedaagde partij] ook nog naar de schriftelijke verklaring van [adviseur] van 24 september 2024, waarin [adviseur] schrijft:
“(…) De verkoper wilde graag een garantie van [gedaagde partij] voor de koopsommen. U was bereid om [gedaagde partij] mee te laten tekenen daarvoor, omdat u wist dat de koopsommen wel betaald zouden worden door de koper. De financiering daarvoor was geregeld. Er is nooit over gesproken dat [gedaagde partij] voor meer mee zou tekenen. Dat was ook niet de bedoeling. Het is zo besproken dat [gedaagde partij] alleen maar mee zou tekenen voor de koopsommen. Oftewel wat er op het moment van levering betaald moest worden. Zo is het besproken tussen u, de heer [bestuurder 1] en mij (…)”.
6.De beslissing
[2083/3455]