ECLI:NL:RBROT:2025:12488

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
23 oktober 2025
Zaaknummer
C/10/707281/KG ZA 25-962
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van voertuigen in kort geding met betrekking tot leaseovereenkomsten

In deze zaak heeft de besloten vennootschap BEEQUIP EQUIPMENT B.V. (hierna: Beequip) een kort geding aangespannen tegen de besloten vennootschap [gedaagde 1] B.V. en [gedaagde 2], die niet verschenen zijn. Beequip vordert de afgifte van vier voertuigen (vrachtwagens) die aan [gedaagde 1] ter beschikking zijn gesteld op basis van leaseovereenkomsten. Beequip stelt dat [gedaagde 1] al geruime tijd niet aan haar betalingsverplichtingen voldoet en heeft de leaseovereenkomsten ontbonden. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang en dat de vordering tot afgifte van de voertuigen niet onrechtmatig of ongegrond is. De vordering is toegewezen, evenals de gevorderde dwangsom van € 10.000,00 per dag tot een maximum van € 200.000,00. Daarnaast is [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 2.143,47. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de gevorderde juridische kosten van € 7.500,00 niet volledig toewijsbaar zijn, omdat een deel van deze kosten niet als buitengerechtelijke kosten kan worden gekwalificeerd. Het vonnis is uitgesproken op 14 oktober 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam

Team handel en haven
Zaaknummer: C/10/707281 / KG ZA 25-962
Vonnis in kort geding van 14 oktober 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BEEQUIP EQUIPMENT B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat: mr. J. Smael,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 1] B.V.,
gevestigd te [plaats] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [plaats] ,
gedaagden,
niet verschenen.
Eiseres wordt hierna Beequip genoemd. Gedaagden worden [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 29 september 2025, met producties 1 tot en met 12,
- de nadere productie 13 van Beequip,
- de namens [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op 6 oktober 2025 ingediende productie,
- de mondelinge behandeling van 7 oktober 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Beequip vordert – samengevat – dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk veroordeelt tot afgifte van de voertuigen (vrachtwagens) met de kentekens [kenteken 1] , [kenteken 2] , [kenteken 3] en [kenteken 4] (hierna: de voertuigen), binnen 48 uur na de datum van het vonnis op een door Beequip aan te wijzen locatie binnen Nederland, een en ander of straffe van een (hoofdelijke) dwangsom van € 10.000,00 per dag of gedeelte van een dag met een maximum van € 200.000,00,
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] (hoofdelijk) veroordeelt in de door Beequip gemaakte (juridische) kosten op grond van artikel 11 van de algemene bepalingen, voorlopig begroot op € 7.500,00, althans subsidiair [gedaagde 1] en [gedaagde 2] (hoofdelijk) veroordeelt in de gemaakte (juridische) kosten van € 7.500,00 van Beequip op grond van artikel 237 lid 1 Rv, althans meer subsidiair Beequip te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met rente en nakosten.
2.2.
Beequip legt hieraan – samengevat – het volgende ten grondslag. Tussen Beequip en [gedaagde 1] bestonden leaseovereenkomsten op grond waarvan Beequip de voertuigen aan [gedaagde 1] ter beschikking heeft gesteld. [gedaagde 1] voldoet al geruime tijd niet aan haar betalingsverplichtingen uit hoofde van deze leaseovereenkomsten. Beequip heeft de leaseovereenkomsten daarom bij brief van 11 juni 2025 ontbonden, nadat zij [gedaagde 1] meerdere aanmaningen had gestuurd en de ontbinding bij brief van 23 mei 2025 aan [gedaagde 1] had aangekondigd. Omdat de leaseovereenkomsten zijn ontbonden, moet [gedaagde 1] de voertuigen bij [gedaagde 1] inleveren. [gedaagde 1] weigert echter daaraan mee te werken. Zij weigert ook bekend te maken waar de voertuigen zich bevinden. [gedaagde 2] is enig aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde 1] en handelt als bestuurder van [gedaagde 1] onrechtmatig tegenover Beequip, omdat hij bewust verhindert dat de voertuigen worden ingeleverd. [gedaagde 2] treft daarvan persoonlijk een ernstig verwijt.
Beequip stelt tot slot dat [gedaagde 1] op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden gehouden is de volledige juridische kosten van Beequip te vergoeden. Deze kosten zijn voorlopig begroot op € 7.500,00.

3.De beoordeling

3.1.
De voorzieningenrechter verleent verstek tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . Zij zijn niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling, terwijl bij hun oproeping alle wettelijke termijnen en regels in acht zijn genomen.
3.2.
Het spoedeisend belang volgt uit de stellingen van Beequip.
3.3.
De vordering tot afgifte van de voertuigen komt de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor. Deze vordering wordt daarom toegewezen (artikel 139 Rv). Datzelfde geldt voor de medegevorderde dwangsom.
3.4.
Over de vordering tot betaling van de juridische kosten van Beequip van € 7.500,00, oordeelt de voorzieningenrechter als volgt.
3.5.
Beequip baseert haar vordering op artikel 11 van haar algemene voorwaarden. Deze bepaling bevat een beding over (buitengerechtelijke) kosten. Omdat de hoofdvordering (de vordering tot afgifte van de voertuigen) niet onder het toepassingsbereik van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) valt, moet de voorzieningenrechter de gevorderde vergoeding toetsen aan het Rapport Voorwerk II, met inachtneming van het Rapport BGK-integraal 2013.
3.6.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kwalificeert artikel 11 van de algemene voorwaarden van Beequip niet als boetebeding, want er is geen vast bedrag aan kosten overeengekomen ongeacht of (buitengerechtelijke) kosten zijn gemaakt. Nu geen sprake is van een boetebeding, moet de voorzieningenrechter beoordelen of Beequip voldoende (onderbouwd) heeft gesteld of zij daadwerkelijk buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt en of de kosten waarvan zij vergoeding vordert, kunnen worden beschouwd als buitengerechtelijke kosten.
3.7.
Uit de specificatie van de gevorderde kosten in de dagvaarding blijkt dat een bedrag van € 6.000,00 ziet op kosten waarvoor de artikelen 237 tot en met 240 Rv een vergoeding plegen in te sluiten. Het gaat namelijk om kosten gemoeid met het opstellen van de dagvaarding, inclusief contacten met rechtbank, deurwaarder etc. (€ 3.000,00), deurwaarderskosten (€ 500,00) en kosten gemoeid met voorbereiding van de mondelinge behandeling en mondelinge behandeling (€ 1.500,00). Deze kosten komen bij de proceskostenveroordeling aan de orde.
3.8.
Het restant van € 1.500,00 ziet volgens Beequip op kosten gemoeid met de eerdere aanvraag van het faillissement van [gedaagde 1] . De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze kosten niet kwalificeren als buitengerechtelijke kosten. Die kosten zijn namelijk niet gemaakt ten behoeve van de onderhavige procedure, maar ten behoeve van de faillissementsprocedure. In die procedure is het door Beequip aangevraagde faillissement van [gedaagde 1] afgewezen, zodat Beequip de kosten van die procedure zelf zal moeten dragen. Het bedrag van € 1.500,00 komt daarom niet voor toewijzing in aanmerking.
3.9.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk worden veroordeeld in de proceskosten. De voorzieningenrechter ziet onvoldoende grond voor een veroordeling in de werkelijke proceskosten. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn namelijk niet in de procedure verschenen en hebben geen verweer gevoerd. Volgens vaste rechtspraak is een vordering tot vergoeding van volledige proceskosten alleen toewijsbaar in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering of het voeren van verweer, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven [1] . Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure of het voeren van verweer past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM.
3.10.
De kosten aan de zijde van Beequip worden begroot op:
- dagvaarding € 144,47
- griffierecht € 714,00
- salaris advocaat € 1.107,00 (tarief gemiddeld complexe zaak)
- nakosten
€ 178,00 [2]
Totaal € 2.143,47
3.11.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk tot afgifte van de voertuigen met de kentekens [kenteken 1] , [kenteken 2] , [kenteken 3] en [kenteken 4] , binnen 48 uur na de datum van dit vonnis op een door Beequip aan te wijzen locatie binnen Nederland,
4.2.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk om, na betekening van dit vonnis, aan Beequip een dwangsom te betalen van € 1.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet aan de veroordeling onder 4.1 voldoen, tot een maximum van in totaal € 200.000,00 is bereikt.
4.3.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk in de proceskosten van € 2.143,47, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde 1] c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten [gedaagde 1] c.s. € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
4.4.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. de Geus en in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2025.
[2083/638]

Voetnoten

1.HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828 en HR 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2360
2.plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing