ECLI:NL:RBROT:2025:12520

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2025
Publicatiedatum
24 oktober 2025
Zaaknummer
10-049387-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor bedreiging met vuurwapen en veroordeling voor voorhanden hebben van vuurwapen en munitie na mislukte drugsdeal

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 oktober 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een mislukte drugsdeal op 27 februari 2019. De verdachte werd beschuldigd van bedreiging met een vuurwapen en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de bedreiging en een gevangenisstraf van 44 dagen. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de verdachte viermaal in zijn been was geschoten door een andere betrokkene, [slachtoffer 1], en dat er een schietpartij had plaatsgevonden waarbij ook [slachtoffer 2] betrokken was. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van [slachtoffer 1] over de bedreiging met het vuurwapen niet voldoende steun vond in ander bewijs, waardoor de verdachte werd vrijgesproken van de bedreiging. Wel werd bewezen verklaard dat de verdachte het vuurwapen en de munitie voorhanden had, wat leidde tot een veroordeling. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verwondingen en het tijdsverloop sinds de aanhouding, en legde een gevangenisstraf op die gelijk was aan de tijd die de verdachte al in voorarrest had doorgebracht. Het vuurwapen werd onttrokken aan het verkeer, gezien de ernst van het feit en de impact op de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-049387-19
Datum uitspraak: 20 oktober 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 oktober 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.E. Poutsma heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 44 dagen met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Het kan worden bewezenverklaard dat de verdachte [slachtoffer 1] heeft bedreigd met een vuurwapen. De ontkennende verklaring van de verdachte is ongeloofwaardig en staat lijnrecht tegenover de verklaring van [slachtoffer 1] . De verklaring van [slachtoffer 1] is wel geloofwaardig, omdat deze overeenkomt met het forensisch onderzoek. Zo is enkel het DNA van de verdachte op het vuurwapen aangetroffen, volgt uit het onderzoek dat, anders dan de verdachte verklaart, niet in de auto is geschoten en volgt uit het sporenbeeld dat de verdachte dat vuurwapen heeft weggegooid in de vuilcontainer.
Voor de bedreiging van [slachtoffer 2] vordert de officier van justitie partiële vrijspraak.
4.1.2.
Beoordeling
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting volgt dat op 27 februari 2019 rondom een drugsdeal een schietpartij heeft plaatsgevonden. De verdachte is daarbij viermaal in zijn been geschoten door [slachtoffer 1] . [slachtoffer 2] was daarbij ook aanwezig en heeft ook een schot gelost. De verdachte heeft op enig moment tijdens deze schietpartij ook een vuurwapen voorhanden gehad, dat kort daarna is aangetroffen in een nabijgelegen vuilcontainer. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de verdachte hem met dat vuurwapen heeft bedreigd door dit op hem te richten, maar deze verklaring vindt geen steun in andere verklaringen of objectief bewijsmateriaal. Dat de verdachte een vuurwapen voorhanden heeft gehad waarop alleen zijn DNA is aangetroffen, draagt, anders dan de officier van justitie meent, niet bij aan het bewijs dat hij daarmee ook iemand heeft bedreigd en dat geldt ook voor de omstandigheid dat de verklaring van de verdachte op specifieke onderdelen van wat er die dag is voorgevallen onjuist voorkomt. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de onder 1 ten laste gelegde bedreiging van [slachtoffer 1] .
Daarnaast spreekt de rechtbank de verdachte, gelet op het standpunt van de officier van justitie op dat punt, zonder motivering vrij van de bedreiging van [slachtoffer 2] .
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2
hij op
of omstreeks27 februari 2019 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 ° van de Wet
wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel l , onder 3° van die
wet in de vorm van een pistool, namelijk een pistool van het merk Bernardelli, type
60, kaliber 7,65 mm
en
/of
munitie in de zin van artikel 1 onder 4°, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de
Wet wapens en munitie, te weten vijf (5), bij voornoemd vuurwapen behorende,
kogelpatronen van het kaliber 7,65 mm,
voorhanden heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit en verdachte

Het bewezen feit levert op:
de eendaadse samenloop van
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Op de zitting heeft de raadsman het (alternatieve) scenario geschetst dat de verdachte het vuurwapen en de munitie slechts voorhanden heeft gehad omdat hij het heeft afgepakt van [slachtoffer 2] , nadat hij door zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] met vuurwapens werd bedreigd. De raadsman heeft verschillende redenen aangevoerd waarom het feit dan wel de verdachte onder die omstandigheden niet strafbaar zou zijn.
De verdachte heeft bekend dat hij een vuurwapen heeft vastgehad en dat in een vuilcontainer heeft gegooid. Op het vuurwapen dat daar is gevonden, is een DNA-profiel aangetroffen dat matcht met de verdachte. Uit het forensisch onderzoek volgt dat er tijdens de schietpartij met twee verschillende wapens is geschoten. Op grond van het aangetroffen DNA is het ene vuurwapen waarmee is geschoten te koppelen aan [slachtoffer 1] en het andere aan [slachtoffer 2] . Uit het onderzoek volgt verder dat geen van de aangetroffen hulzen of patronen is verschoten met het vuurwapen dat is gevonden in de vuilcontainer. Het DNA-profiel dat op dat wapen is aangetroffen matcht niet met een van de andere betrokkenen. De rechtbank stelt op basis van dit onderzoek vast dat er tijdens de schietpartij drie wapens in het spel waren en niet twee, zoals door de verdediging gesteld. Gelet daarop en omdat andere aanwijzingen in die richting ook ontbreken, is niet aannemelijk dat de verdachte het vuurwapen heeft afgepakt van [slachtoffer 2] . Daarom verwerpt de rechtbank deze verweren.
Ook voor het overige zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit en van de verdachte uitsluiten. Het feit en de verdachte zijn strafbaar.

6.Motivering straf

6.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
6.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op klaarlichte dag een vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden gehad op de openbare weg. Er waren omstanders, waaronder kinderen, in de buurt die hem met het vuurwapen hebben zien lopen nadat er schoten hadden geklonken.
Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens leidt tot het gebruik van die vuurwapens en vormt daardoor een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen. Vuurwapenbezit brengt daarnaast ernstige gevoelens van onveiligheid in de samenleving met zich. Uit de afgelegde getuigenverklaringen blijkt ook dat de buurt erg is geschrokken van dit incident. De verdachte heeft met zijn wapen in de hand daaraan bijgedragen.
6.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
6.3.1.
Strafblad
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 september 2025 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
6.3.2.
Rapportages
Het meest recente rapport van Reclassering Nederland over de verdachte dateert van 2 augustus 2021. Dit rapport houdt het volgende in. De maatschappelijke problemen van de verdachte zijn gerelateerd aan de gevolgen van het schietincident. Door zijn verwondingen heeft hij een aantal jaar niet kunnen werken. Ook heeft hij door het incident psychische/traumatische klachten opgelopen, waarvoor hij vrijwillig hulp heeft gezocht. De verdachte heeft verder een stabiele basis en geen grote schuldenlast. Er zijn geen aanwijzingen voor een crimineel netwerk of gedragsproblemen. De verdachte lijkt voldoende in staat om zijn leven delictvrij op te bouwen en te onderhouden. De reclassering adviseert om die redenen een straf zonder bijzondere voorwaarden. Ter zitting is gebleken dat die situatie in de kern herkenbaar is, maar verder is verbeterd.
6.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk delict is veroordeeld en ook na dit incident niet meer in aanraking is gekomen met politie of justitie. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat de verdachte tijdens het schietincident meermaals is geraakt in zijn been en met de gevolgen hiervan moet leven. De verdachte ondervindt ook jaren later nog, tot op de dag van vandaag, last van de opgelopen verwondingen, waardoor hij nog steeds regelmatig met de heftige gebeurtenis wordt geconfronteerd. Desondanks heeft de verdachte zijn leven op de rit. Hij is weer aan het werk, lost zijn schulden af en is op zoek naar een eigen woning. De rechtbank stelt verder vast dat sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn. Tot aan dit vonnis is een periode van meer dan zes jaar sinds de aanhouding van de verdachte verstreken.
De rechtbank zal daarom de eis van de officier van justitie volgen en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen die gelijk is aan de tijd die de verdachte al heeft doorgebracht in voorarrest.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

7.In beslag genomen voorwerpen

7.1.
Beoordeling
Het in beslag genomen pistool zal worden onttrokken aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang. Het bewezen verklaarde feit is met betrekking tot voornoemd voorwerp begaan.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36b, 36c, 55, 63 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 44 (vierenveertig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. STK Pistool (Omschrijving: [proces-verbaalnummer] , Bernardelli 60, chassisnr: [nummer] ).
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
en mrs. R.H. Kroon en T. Urbanus, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Bezemer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 27 februari 2019 te Rotterdam
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/ of met zware mishandeling,
door
- een vuurwapen aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te tonen en/of
- ( vervolgens) dat/ een vuurwapen op die [slachtoffer 1] en/ of [slachtoffer 2] te richten;
2
hij op of omstreeks 27 februari 2019 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 ° van de Wet
wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel l , onder 3° van die
wet in de vorm van een pistool, namelijk een pistool van het merk Bernardelli, type
60, kaliber 7,65 mm
en/of
munitie in de zin van artikel 1 onder 4°, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de
Wet wapens en munitie, te weten vijf (5), bij voornoemd vuurwapen behorende,
kogelpatronen van het kaliber 7,65 mm,
voorhanden heeft gehad;