In deze zaak heeft eiser, woonachtig in Kortgene, aanvankelijk gevorderd dat ProMedia Group Services B.V. onder druk van een dwangsom zou worden veroordeeld om zijn naam uit alle artikelen en commentaren op een door ProMedia geëxploiteerde website te verwijderen. ProMedia heeft deze vordering vlak voor de mondelinge behandeling ingewilligd, maar partijen konden geen overeenstemming bereiken over de proceskosten. Eiser heeft zijn vordering verminderd en vordert nu enkel nog een proceskostenveroordeling. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat ProMedia de proceskosten van eiser moet vergoeden, omdat ProMedia in het ongelijk was gesteld als de oorspronkelijke vordering was gehandhaafd.
De procedure begon met een dagvaarding op 2 oktober 2025, gevolgd door een mondelinge behandeling op 10 oktober 2025. Eiser heeft betoogd dat hij veel nadeel ondervindt van de publicatie van zijn naam in verband met het faillissement van zijn onderneming in 2011, wat zijn kansen op het verkrijgen van financiering voor een nieuwe onderneming belemmert. ProMedia heeft aangevoerd dat de artikelen over het faillissement nog steeds nieuwswaarde hebben, maar de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het belang van eiser bij verwijdering van zijn naam zwaarder weegt dan het belang van ProMedia bij handhaving daarvan.
De voorzieningenrechter heeft de proceskosten van eiser begroot op € 1.371,92 en deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard. ProMedia moet deze kosten binnen veertien dagen na aanschrijving betalen, anders komen er extra kosten bij.