Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- de dagvaarding van 21 juni 2024, met producties 1 tot en met 25 en beslagstukken;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties 1 tot en met 16;
- de brief van de rechtbank van 8 oktober 2024, waarin partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling;
- de brief van de rechtbank van 8 april 2025, met een zittingsagenda;
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties 26 tot en met 41;
- de brief van de rechtbank van 15 april 2025, met een aanvullende zittingsagenda;
- de akte overlegging producties alsmede vermeerdering van eis van [gedaagde] , met productie 17;
- de e-mail van CST van 21 april 2025, met drie bijlagen;
- de mondelinge behandeling van 22 april 2025 en de door beide partijen overgelegde spreekaantekeningen.
3.De feiten
Agreement for Services’ (hierna: overeenkomst van opdracht) gesloten. Op grond van de overeenkomst van opdracht verleende [gedaagde] diensten aan CST tegen een vergoeding van € 75,00 per uur. In Annex I bij deze overeenkomst staat als algemene omschrijving van de aard van de dienstverlening:
“refund of down payments made on this project”.
Letter of Intent’ (hierna: intentieverklaring) ondertekend. In de intentieverklaring staat onder meer het volgende:
Purchase Price and Form of Consideration: [gedaagde] and CST jointly invest and equally fund the development, and Beta testing for a product line of Internal Floating Roofs for the Industrial, Oil and Gas and Potable Water markets. Purchaser proposes to acquire substantially all of the ("Assets") of the seller listed below for a total consideration of $647,946 ("Purchase Price") (see Exhibit A).
Non-Binding Proposal; Binding Provisions: This Proposal does not, nor does any course of conduct between CST, or its shareholders constitute, nor is intended to constitute, any commitment by the Parties or any of their respective affiliates. A binding commitment with respect to this Proposal will result only from the execution of definitive agreements pertaining thereto and will be subject to the satisfaction of several conditions, including among others, those outlined in Section 4 (Diligence and Conditions to Close) above. This Proposal does not contain all matters upon which an agreement must be reached in order to consummate the Transaction and does not create any rights in favor of either Party, except for Sections 8 (Confidentiality), 9 (Non-Binding Proposal, Binding Provisions), 10 (Termination), 11 (Costs) and 12 (Exclusivity), each of which is fully binding and enforceable.
4.Het geschil
in conventie
- op 18 juni 2021 en 27 oktober 2021 heeft CST twee facturen met een totaalbedrag van USD 439.000,00 verstuurd aan [gedaagde] voor het project VTTI-ETT5;
- op 23 juni 2021 en 22 februari 2022 heeft CST twee facturen met een totaalbedrag van USD 132.400,00 verstuurd aan [gedaagde] voor het project BP Verwater;
- op 28 april 2022 heeft CST een factuur van USD 113.320,06 verstuurd aan [gedaagde] voor het VTTV Cyprus-project;
- op voornoemde bedragen strekt in mindering een bedrag van USD 248.349,57 ter zake van door [gedaagde] geleverde en gefactureerde diensten tot en met 2022 op grond van de overeenkomst van opdracht;
- aldus resteert een door [gedaagde] aan CST te betalen bedrag van USD 436.370,49. Uitgaande van een wisselkoers van 1 USD = € 0,93 levert dit een vordering in euro’s op van € 405.824,56.
- CST heeft recht op betaling van vier facturen voor de projecten VTTI-ETT5 en BP Verwater van in totaal van USD 571.400,00; uitgaande van een wisselkoers van 1 USD = € 0,93 is dat een bedrag in euro’s van € 531.402,00;
- [gedaagde] heeft recht op betaling van openstaande facturen van USD 248.349,57 / € 230.965,10 op grond van de overeenkomst van opdracht over de periode tot en met 2022;
- [gedaagde] heeft recht op betaling van openstaande facturen van USD 84.960,00 / € 79.012,80 op grond van de overeenkomst van opdracht over de periode december 2023 tot en met mei 2024;
- [gedaagde] heeft recht op betaling van openstaande facturen van € 37.754,00 inzake door CST gebruikte software op grond van een mondelinge overeenkomst;
- [gedaagde] heeft recht op betaling van haar factuur van € 27.340,00 inzake de kosten voor deelname aan de Stocexpo 2024;
- [gedaagde] heeft recht op betaling van het in de intentieverklaring afgesproken bedrag van USD 115.000,00 / € 106.950,00 inzake het VTTI-ETT5-project;
- [gedaagde] heeft recht op betaling van een bedrag van € 78.009,63 inzake door haar geleden schade in het kader van het VTTV Cyprus-project;
- na verrekening van voornoemde bedragen resteert een door CST aan [gedaagde] te betalen bedrag van € 28.629,53;
- daarbij moet worden opgeteld een bedrag van € 137.326,00 aan schadevergoeding als gevolg van de wanprestatie van CST inzake de projecten VTTI-ETT5 en BP Verwater;
- daarbij moet worden opgeteld een bedrag van USD 514.604,00 / € 478.581,72 aan schadevergoeding als gevolg van onrechtmatig handelen door CST, dan wel ongerechtvaardigde verrijking van CST;
- aldus resteert een door CST aan [gedaagde] te betalen bedrag van € 644.537,25.
5.De beoordeling
€ 105.387,66 nog aanspraak op € 78.009,63). Op de zitting heeft [gedaagde] desgevraagd bevestigd dat zij het bedrag van € 105.387,66 heeft verrekend met haar schadevordering. Nu [gedaagde] niet betwist dat zij dit bedrag moet terugbetalen staat de verschuldigdheid daarvan vast.
internal floating roofvoor een opslagtank van VTTV op Cyprus. CST was dus de contractspartij van VTTV en droeg het risico voor het project, aldus [gedaagde] . [gedaagde] onderhield echter het contact met VTTV. Ook zou [gedaagde] de materialen voor het project leveren, in welk kader een overeenkomst is gesloten tussen CST en [gedaagde] . [gedaagde] stelt dat CST toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van die laatstbedoelde overeenkomst, door op 29 april 2022 de opdracht aan [gedaagde] te annuleren, terwijl [gedaagde] op dat moment alle aan CST te leveren materialen al had klaarliggen. [gedaagde] stelt dat CST aansprakelijk is voor de schade die zij als gevolg daarvan heeft geleden. Die schade bestaat uit gemaakte kosten van € 120.469,77 en gederfde winst van € 62.927,52. Opgeteld gaat het om een bedrag van € 183.397,29 (waarop het hiervoor onder 5.9 bedoelde bedrag van € 105.387,66 in mindering strekt), aldus [gedaagde] .
order confirmationaan CST gestuurd, die moet worden beschouwd als een soort financieringsovereenkomst. CST heeft vervolgens op 16 juli 2021 en 6 augustus 2021 twee betalingen ter hoogte van in totaal (omgerekend) € 105.387,66 verricht aan [gedaagde] . CST heeft daarmee voldaan aan haar verplichtingen jegens [gedaagde] , zodat van wanprestatie geen sprake kan zijn. CST ging er aanvankelijk van uit dat het VTTV Cyprus-project helemaal niet was doorgegaan. Uit de e-mailberichten die CST op 21 april 2025 in het geding heeft gebracht, leidt zij echter af dat [gedaagde] en VTTV wel uitvoering hebben gegeven aan het project, maar dat VTTV niet tevreden was over de kwaliteit van de door [gedaagde] geleverde materialen en dat VTTV het project daarom heeft stopgezet. CST concludeert dat zij niet aansprakelijk kan zijn voor enige vermeende schade van [gedaagde] als gevolg van het stuklopen van het VTTV Cyprus-project.
[gedaagde] heeft daarmee de stelling van CST bevestigd dat het project is geannuleerd als gevolg van onvrede van VTTV over de kwaliteit van de door [gedaagde] geleverde materialen. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat en waarom CST in de gegeven omstandigheden aansprakelijk zou zijn voor de schade die [gedaagde] stelt te hebben geleden als gevolg van de annulering van het project door VTTV.
I have cancelled the VTT Vasilikos order with an order value $256,300 (…)” werpt geen ander licht op de zaak. Immers, dat CST, nadat VTTV het project had stopgezet, ook haar (financiële) verplichtingen jegens [gedaagde] op grond van de
order confirmationheeft geannuleerd, ligt voor de hand en levert geen wanprestatie op. Dat het bericht van CST ziet op de terugbetaling van het door haar voorgefinancierde bedrag blijkt ook uit het vervolg van de e-mail, waarin staat “
CST has issued an invoice attached ( [nummer] ) $113,110 for [gedaagde] to repay the down payments made by CST to [gedaagde]”. Ook in zoverre kan dus geen sprake zijn van een grondslag voor de door [gedaagde] gevorderde schadevergoeding.
.[gedaagde] stelt dat zij in de periode december 2023 tot en met mei 2024 werkzaamheden ten behoeve van CST is blijven verrichten op grond van de overeenkomst van opdracht. Zij maakt in dat kader aanspraak op betaling van deze facturen. In de tweede plaats gaat het om facturen die optellen tot € 37.754,00. [gedaagde] stelt dat zij in de betreffende periode ook software ter beschikking heeft gesteld aan CST en deze software op verzoek van CST is blijven ontwikkelen en onderhouden. Ook de in dat kader verzonden facturen zijn onbetaald gebleven.
We need to talk today on [gedaagde]”. [gedaagde] heeft niet weersproken dat partijen vervolgens ook daadwerkelijk met elkaar hebben gesproken, maar alleen daaruit kan niet worden afgeleid dat CST de samenwerking toen ook daadwerkelijk heeft opgeschort.
Op grond van deze feiten en omstandigheden in onderling verband stelt de rechtbank vast dat de opdracht is gegeven, zoals door [gedaagde] is gesteld.
bijdragein de kosten is afgesproken ligt meer voor de hand dan de volledige kosten, omdat aannemelijk is dat de aankondiging van de overname in het belang van beide partijen was, dit bedrag door [gedaagde] als eerste is genoemd en zij niet heeft verklaard waarom meer dan het eerst genoemde bedrag verschuldigd zou zijn. Gelet hierop gaat de rechtbank voorbij aan het bewijsaanbod van [gedaagde] in dit kader.
VTTI Poject accomidation $ 115,000”). Volgens [gedaagde] betreft dit een tegemoetkoming ten laste van CST, in verband met de tegenvallers die [gedaagde] in het project VTTI-ETT5 voor haar kiezen had gekregen vanwege het tekortschieten van CST.
€ 271.057,76(€ 405.824,56 minus € 116.766,80 minus € 18.000,00).
Vervolgens moet nog worden beoordeeld of de door [gedaagde] gevorderde posten h) en i) toewijsbaar zijn en kunnen worden verrekend met de vordering van CST.
purchase ordersvan [gedaagde] . In de verhouding tussen CST en [gedaagde] is CST in beginsel aansprakelijk voor eventuele non-conformiteit van de geleverde materialen.
- [gedaagde] heeft onvoldoende onderbouwd op welke vlakken CST in gebreke zou zijn gebleven;
- als de materialen ondeugdelijk waren kan dat niet zijn veroorzaakt door CST;
- als de materialen ondeugdelijk waren is CST niet aansprakelijk want er is Ex Works geleverd;
- als de materialen al ondeugdelijk waren is CST niet aansprakelijk want [gedaagde] heeft de tekeningen met specificaties en afmetingen goedgekeurd en CST heeft zich daaraan gehouden;
- zij betwist de omvang van de gevorderde schade.
de klachten bestonden uit vertragingen in de levering en verkeerde materialen of materialen van onvoldoende kwaliteit.” en “
[d]it ondanks dat CST tot in detail op de hoogte was geweest van de klanteisen en -specificaties en de kwaliteit van de materialen nota bene had gegarandeerd.”
domes. CST heeft het gelaten bij deze enkele stelling en dit in het geheel niet toegelicht, laat staan onderbouwd. Dit verweer slaagt daarom niet.
domesop 18 juni 2021 heeft goedgekeurd en dat CST zich vervolgens aan de opgegeven specificaties en afmetingen heeft gehouden. Daarom, aldus CST, is zij niet aansprakelijk. De rechtbank laat in het midden of [gedaagde] de tekeningen heeft goedgekeurd, wat zij betwist. Ook als [gedaagde] die tekeningen wel heeft goedgekeurd slaagt het verweer van CST namelijk niet.
I am sure that the original drawings were accurate and refabricating them according to the drawings would solve the problem.”
domesworden gemonteerd, en niet, zoals gebruikelijk is, op de grond. Dit duurt langer en leidde, zo begrijpt de rechtbank, tot extra kosten. Daartoe verwijst zij naar de door haar overgelegde facturen van AltunMontage.
- zij in verband met het VTTI-ETT5 project kosten moet maken voor het vervangen van de rubbers a € 6.500,00 per tank;
- de kosten in de facturen van [bedrijf] , Atreus en AltunMontage zijn gemaakt voor het BP Verwater project en het gevolg zijn van de niet passende panelen, defecte schoenbeugels en onjuiste boorgaten.
internal floating roof (IFR). CST is de intellectuele eigendommen van [gedaagde] zonder toestemming en zonder vergoeding gaan en/of blijven gebruiken en doorontwikkelen. CST beschikt over alle data en informatie betreffende de software en het dakontwerp maar heeft daarvoor geen vergoeding betaald, terwijl [gedaagde] haar software en dakontwerp ‘kwijt’ is. CST heeft daarvoor de enige werknemer van [gedaagde] in dienst genomen. CST weet dat deze werknemer haar geheimhoudings- en concurrentiebeding schendt en CST profiteert daarmee van de wanprestatie van deze werknemer jegens [gedaagde] . Deze handelwijze van CST is niet alleen onrechtmatig, maar levert ook ongerechtvaardigde verrijking op. CST heeft immers wel de beschikking gekregen over de intellectuele activa van [gedaagde] , maar daarvoor geen vergoeding betaald, aldus [gedaagde] . Zij begroot haar schade op het in bijlage A bij de intentieverklaring genoemde bedrag van USD 514.604,00.
IFRen de software van [gedaagde] niet gebruikt. Van inbreuk op intellectuele eigendomsrechten van [gedaagde] is volgens CST geen sprake.
IFRvoor olieopslagtanks. [gedaagde] heeft een octrooi verkregen op dit ontwerp, maar roept dat in deze procedure niet in. CST stelt dat zij na de beëindiging van de samenwerking geen
IFRvolgens het ontwerp van [gedaagde] op de markt heeft gebracht en dat zij sinds november 2024 een traditioneel ontwerp gebruikt, dat door een andere partij is ontwikkeld. Ter onderbouwing van dat standpunt verwijst zij naar haar brochure uit 2025. CST betwist ook dat aan haar technische en/of bedrijfsgevoelige informatie met betrekking tot het dakontwerp van [gedaagde] is verstrekt.
6.De beslissing
- zij in verband met het VTTI-ETT5 project kosten moet maken voor het vervangen van de rubbers a € 6.500,00 per tank;
- de kosten in de facturen van [bedrijf] , Atreus en AltunMontage zijn gemaakt voor het BP Verwater project en het gevolg zijn van de niet passende panelen, defecte schoenbeugels en onjuiste boorgaten;