ECLI:NL:RBROT:2025:12584

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2025
Publicatiedatum
27 oktober 2025
Zaaknummer
FT RK 25/785 en FT RK 25/786
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een schuldregeling met betrekking tot een verzoekster en haar schuldeisers

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 oktober 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling door een verzoekster met meerdere schuldeisers. De verzoekster had op 14 mei 2025 een verzoek ingediend om een drietal schuldeisers, waaronder de Gemeente Rotterdam, Energiewacht B.V. en Collect Car B.V., te bevelen in te stemmen met een aangeboden schuldregeling. De schuldeisers weigerden echter mee te werken aan de regeling, die een nulaanbod inhield, wat leidde tot een juridische procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat twaalf van de vijftien schuldeisers akkoord gingen met de regeling, terwijl de weigerende schuldeisers gezamenlijk 31,6% van de totale schuldenlast vertegenwoordigen. De rechtbank heeft de argumenten van de weigerende schuldeisers, die zich beroepen op de 5%-regeling en de redelijkheid van het aanbod, zorgvuldig gewogen. Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat het belang van de verzoekster bij een schuldenvrije toekomst zwaarder weegt dan het belang van de weigerende schuldeisers. De rechtbank heeft daarom de verzoekster in het gelijk gesteld en de schuldeisers bevolen in te stemmen met de schuldregeling. Tevens zijn de kosten van de procedure aan de zijde van de weigerende schuldeisers begroot op nihil, aangezien er geen griffierecht verschuldigd was en de verzoekster niet door een advocaat was bijgestaan. De rechtbank heeft het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat er geen reëel perspectief was op afloscapaciteit binnen dat kader.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummers: [nummers]
uitspraakdatum: 9 oktober 2025
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats],
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 14 mei 2025, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een drietal schuldeisers, te weten:
  • Gemeente Rotterdam, afdeling Werk & Inkomen (hierna: Gemeente Rotterdam);
  • Energiewacht B.V., in behandeling bij LAVG Gerechtsdeurwaarders (hierna: Energiewacht);
  • Collect Car B.V. in behandeling bij BoitenLuhrs Gerechtsdeurwaarders (hierna: Collect Car)
die weigeren mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Energiewacht heeft voorafgaand aan de zitting een verweerschrift toegezonden.
Schuldhulpverlening heeft op 15 september 2025 aanvullende stukken aan de rechtbank doen toekomen.
Ter zitting van 25 september 2025 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw O. Karsters, werkzaam bij Geldplein (hierna: schuldhulpverlening);
  • mevrouw E.J.P. Gijssen, werkzaam bij 010 Bewindvoering (hierna: beschermingsbewindvoerder);
  • [naam], ambulant begeleider van verzoekster.
De weigerende schuldeisers zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift vijftien schuldeisers, waarvan één preferente schuldeiser met één vordering en veertien concurrente schuldeisers met vijftien vorderingen. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 21.276,30 van verzoekster te vorderen. Verzoekster heeft bij brief van 11 februari 2025 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, die inhoudt dat geen uitdeling zal plaatsvinden aan de schuldeisers en waarbij aan de schuldeisers verzocht wordt de betreffende schulden kwijt te schelden.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van haar Participatiewet-uitkering. Verzoekster is tot en met
14 september 2026 ontheven van de inspanningsverplichting. Schuldhulpverlening heeft ter zitting verklaard dat zij niet verwachten dat de afloscapaciteit binnen afzienbare tijd zal toenemen. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar budgetbeheerder voldaan.
Twaalf schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Gemeente Rotterdam, Energiewacht en Collect Car stemmen hier niet mee in. Zij hebben een vordering van respectievelijk € 2.668,51, € 1.927,61 en € 2.134,62 op verzoekster, welke 12,5%, 9,1% en 10% van de totale schuldenlast belopen.

3.Het verweer

In haar verweerschrift heeft Energiewacht zich op het standpunt gesteld dat zij in redelijkheid het aanbod van 0% kon weigeren. De gezamenlijke weigerende schuldeisers bedragen 31,6% waar een groot gewicht aan moet worden toegekend. Volgens Energiewacht is er bij een voorstel van 0% geen enkel belang om in te stemmen. Wanneer verzoekster tot de WSNP zou worden toegelaten komt zij in een vergelijkbaar traject terecht, maar wel een traject welke betere waarborgen aan de schuldeisers geeft om tot een uitdeling op hun vordering te komen. Energiewacht beroept zich tevens op het standpunt dat een nulaanbod niet juridisch sluitend is. Sinds 1 januari 2021 geldt wettelijk immers, zoals bepaald in artikel 475dc Rv, de zogenoemde 5%-regeling: iedereen moet minimaal vijf procent van zijn of haar inkomen aflossen.
In haar verweerschrift heeft Energiewacht zich voorts op het standpunt gesteld dat niet het maximaal haalbare is aangeboden. De aangeboden regeling is immers gebaseerd op een Participatiewet-uitkering, terwijl niet is aangetoond dat de gezondheidsklachten van structurele aard zijn. Verzoekster is een 48-jarige vrouw die op dit moment geen inkomsten uit arbeid ontvangt maar een uitkering geniet op grond van de Participatiewet van
€ 1.243,03 per maand. Het wettelijk minimumloon bij een fulltime baan bedraagt
€ 2.245,80. Haar inkomen nu is dus € 890,89 minder dan het wettelijk minimumloon. Energiewacht wijst er daarbij op dat in de schuldsaneringsregeling wettelijke waarborgen bestaan om te verzekeren dat verzoekster voldoet aan haar verplichting zich in te spannen voor een fulltime dienstverband.
Hoewel behoorlijk opgeroepen hebben Collect Car en Gemeente Rotterdam geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid hun standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Gemeente Rotterdam, Energiewacht en Collect Car bij hun weigering vast.
In deze procedure gaat het om de vraag of Gemeente Rotterdam, Energiewacht en Collect Car in redelijkheid tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vorderingen van de Gemeente Rotterdam, Energiewacht en Collect Car een aandeel vormen in de totale schuldenlast van respectievelijk 12,5%, 9,1% en 10%, gezamenlijk 31,6%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk twaalf van de vijftien schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Geldplein. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster niet beschikt over betaald werk. Verzoekster heeft een ontheffing van de arbeidsverplichting door de uitkeringsinstantie overgedragen vanaf 15 september 2025 t/m 14 september 2026. Voorts zit in het dossier een arbeidsongeschiktheidsrapport van
13 december 2023 waarin na een jaar een herbeoordeling wordt geadviseerd. Formeel gezien zou dit betekenen dat verzoekster vanaf 13 december 2024 tot 15 september 2025 geschikt was om te werken. Het is echter voldoende aannemelijk dat verzoekster ook in deze periode niet in staat was om een hoger inkomen te genereren. Verzoekster heeft immers aannemelijk gemaakt dat zij in deze periode met diverse chronische gezondheidsklachten kampte en ondersteuning heeft gehad om de zelfredzaamheid te vergroten.
Dat het nul-aanbod juridisch onjuist is, althans in strijd is met art. 475dc Rv, de zogenaamde 5%-regeling, is onjuist. De gemeente Rotterdam hanteert de NVVK-normen bij het bepalen van de afloscapaciteit en gebruikt daarvoor het VTLB en de daarbij behorende VTLB-calculator. Het VTLB wordt berekend op basis van de beslagvrije voet, waarbij ook artikel 475 dc Rv in acht wordt genomen. Daar komt vervolgens bij dat bij de berekening van het VTLB sprake is van nominale correcties die bij de beslagvrije voet niet gelden. Dus hoewel de 5%-regeling bij de beslagvrije voet gehanteerd wordt (en ook als zodanig wordt meegenomen in de berekening van het VTLB), komen daar nog nominale correcties bij waardoor de afdracht capaciteit op € 0,00 uit kan komen. Dit is niet anders in het wettelijke schuldsaneringstraject.
Uit het bovenstaande vloeit ook voort dat er geen reëel perspectief is op afloscapaciteit binnen een wettelijke schuldsaneringsregeling, zoals subsidiair aangevoerd. Dat betekent dat ook in de situatie dat de schuldsaneringsregeling (met een eerdere ingangsdatum) op verzoekster van toepassing zou zijn er geen vooruitzicht is op een uitdeling aan de schuldeisers. Toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling brengt bovendien aanzienlijke kosten met zich meebrengt, bestaande uit onder meer salaris voor de bewindvoerder en griffierecht. De verwachting is dat een groot deel van de wsnp-gerelateerde kosten ten laste van de Staat zouden moeten komen.
Gelet op die omstandigheden en het belang van verzoekster bij een schuldenvrije toekomst, dient het belang van verzoekster in dit geval naar het oordeel van de rechtbank te prevaleren boven het belang van de weigerende schuldeisers. Het verzoek om Gemeente Rotterdam, Energiewacht en Collect Car te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Gemeente Rotterdam, Energiewacht en Collect Car zullen als de in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Gemeente Rotterdam, Energiewacht en Collect Car om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt Gemeente Rotterdam, Energiewacht en Collect Car in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T.P. Pot, rechter, en in aanwezigheid van
mr. N.A. Masrom, griffier, in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2025. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.