ECLI:NL:RBROT:2025:12588

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2025
Publicatiedatum
27 oktober 2025
Zaaknummer
FT RK 25/804
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van de wettelijke schuldsaneringsregeling met toepassing van de hardheidsclausule

Op 9 oktober 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de toelating van een verzoeker tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (Wsnp). De verzoeker, die zich in een problematische schuldensituatie bevindt, heeft een verzoek ingediend om toegelaten te worden tot de Wsnp. Tijdens de zitting op 25 september 2025 zijn de verzoeker, zijn schuldhulpverlener en zijn beschermingsbewindvoerder verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker niet alle schulden te goeder trouw heeft laten ontstaan, met name een geldboete van het CJIB die niet als te goeder trouw kan worden beschouwd. Desondanks heeft de rechtbank besloten om de verzoeker toe te laten tot de Wsnp, gebruikmakend van de hardheidsclausule, omdat de verzoeker zijn omstandigheden onder controle heeft gekregen en er vertrouwen is dat hij zich aan de verplichtingen van de Wsnp zal houden.

De rechtbank heeft de termijn van de Wsnp-regeling vastgesteld op 18 maanden, met een ingangsdatum van 9 oktober 2025. De rechtbank heeft ook de verplichtingen uiteengezet waaraan de verzoeker tijdens de Wsnp moet voldoen, waaronder de informatieverplichting en de inspanningsverplichting. Een bewindvoerder en een rechter-commissaris zijn benoemd om toezicht te houden op de naleving van deze verplichtingen. De rechtbank heeft de beslissing openbaar uitgesproken en aangegeven dat tegen deze uitspraak hoger beroep kan worden ingesteld binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
insolventienummer: [nummer]
vonnis van:
9 oktober 2025
op het verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats],
verzoeker.
Waar deze zaak over gaat
[verzoeker] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft [verzoeker] een verzoek gedaan te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (Wsnp). Dit verzoek wordt toegewezen. De rechtbank ziet geen aanleiding om een eerdere ingangsdatum te bepalen.
De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De procedure

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de Wsnp.
1.2.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 25 september 2025. Op de zitting zijn verschenen:
- [verzoeker],
- mevrouw P.S. Kootstra, schuldhulpverlener van de gemeente Rotterdam,
- de heer T.L. Laros, beschermingsbewindvoerder.

2.De beoordeling

De toelating
2.1.
[verzoeker] kan worden toegelaten tot de Wsnp als hij zich in een problematische schuldensituatie bevindt en hij te goeder trouw was bij het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden. De rechtbank kijkt daarbij vooral naar de afgelopen drie jaar. Ook moet de verwachting bestaan dat [verzoeker] aan de verplichtingen van de Wsnp zal voldoen.
2.3
Allereerst is gebleken van een problematische schuldensituatie. Niet alle schulden zijn echter te goeder trouw ontstaan of onbetaald gebleven. De strafbeschikking geldboete die binnen de drie-jaarstermijn valt, is namelijk niet te goeder trouw ontstaan. CJIB-boetes zijn naar haar aard niet te goeder trouw ontstaan. Deze schuld staat in beginsel in de weg aan toewijzing van het Wsnp-verzoek.
2.4.
In dit geval ziet de rechtbank echter aanleiding om [verzoeker] toch toe te laten tot de Wsnp met toepassing van de hardheidsclausule. Gebleken is dat [verzoeker] de omstandigheden die hebben geleid tot het laten ontstaan van deze schulden onder controle heeft gekregen. [verzoeker] heeft geen auto meer en staat al geruime tijd onder beschermingsbewind.
2.5.
Daarnaast is er bij de rechtbank voldoende vertrouwen dat [verzoeker] zich zal houden aan de verplichtingen van de Wsnp.
2.6.
[verzoeker] wordt daarom toegelaten tot de Wsnp.
Bevoegdheid
2.7
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van [verzoeker] in Nederland ligt.
Duur
2.8
De rechtbank stelt de termijn van de Wsnp-regeling ex artikel 349a Fw (hierna: looptijd) op 18 maanden.
De ingangsdatum
2.9
De Faillissementswet (hierna: Fw) bepaalt dat de looptijd in beginsel ingaat op de dag van dit vonnis, tenzij er aanleiding is de looptijd eerder te laten ingaan.
2.1
Een eerdere ingangsdatum kan worden bepaald als vanaf die eerdere datum de verplichtingen die volgen uit het voorafgaande schuldhulpverleningstraject zijn nagekomen. Als uitgangspunt geldt daarbij dat de schuldenaar tijdens het minnelijke voortraject maximaal, op basis van de normen die gelden voor berekening van het vrij te laten bedrag (het vtlb), moet aflossen op zijn schulden en dat hij zich moet inspannen om zoveel mogelijk baten voor de schuldeisers te verwerven. Die inspanningsplicht houdt in beginsel in dat er bij arbeidsgeschiktheid fulltime gewerkt moet worden of er moet aantoonbaar worden gesolliciteerd naar een fulltime baan.
2.11
De rechtbank stelt vast dat [verzoeker] niet heeft verzocht om een eerdere ingangsdatum, terwijl ook overigens op basis van de ingediende stukken en dat wat op de zitting is besproken niet kan worden vastgesteld dat aan de vereiste verplichtingen is voldaan.

3.De (controle van) verplichtingen in de Wsnp

3.1
De verplichtingen waaraan [verzoeker] tijdens de Wsnp moet voldoen zijn: de informatieverplichting, de inspanningsverplichting, de verplichting geen nieuwe schulden te maken, de verplichting om schuldeisers niet te benadelen en de afdrachtverplichting (van inkomen boven het vtlb en van goederen die in de boedel vallen).
3.2
Er wordt een bewindvoerder benoemd. Deze bewindvoerder controleert in de eerste plaats of [verzoeker] de verplichtingen van de Wsnp nakomt.
3.3
De taak van de bewindvoerder is in de tweede plaats om de zogenaamde boedel van de schuldenaar te beheren en te vereffenen (artikel 316 Fw). De boedel omvat alle bezittingen die [verzoeker] nu heeft en wat hij tijdens de toepassing van de regeling verkrijgt (artikel 295 Fw). [verzoeker] heeft de verplichting om tot de boedel behorende bezittingen aan de bewindvoerder af te staan (artikel 296 Fw). De bewindvoerder zal de opbrengsten hiervan verdelen onder de schuldeisers.
3.4
Er wordt ook een rechter-commissaris benoemd. De taak van de rechter-commissaris is om toezicht te houden op de bewindvoerder.
3.5
De eerste 13 maanden van het traject geldt in beginsel een postblokkade. Dat betekent dat in die periode alle post naar de bewindvoerder gaat. De bewindvoerder stuurt de post na controle door aan [verzoeker].
3.6
Als [verzoeker] zich tijdens het Wsnp-traject houdt aan alle verplichtingen van de Wsnp eindigt het traject met de zogenoemde “schone lei”. Dit betekent dat schuldeisers hun vorderingen ten aanzien waarvan de Wsnp werkt niet meer op [verzoeker] kunnen verhalen. De “schone lei” geldt vanaf het moment dat de bewindvoerder klaar is met zijn afwikkelingstaak. Dat is als de slotuitdelingslijst verbindend is geworden.

4.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum]-1971 te Curaçao (Nederlandse Antillen),
wonende te [adres];
- benoemt tot rechter-commissaris mr. J.T.P. Pot
en tot bewindvoerder [naam],
gevestigd te [postadres]
;
  • stelt de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling vast op 9 oktober 2025 en de duur op achttien maanden, en bepaalt de einddatum van de looptijd daarmee op 9 april 2027;
  • draagt de bewindvoerder op de post van [verzoeker] in te zien;
- bepaalt dat de bewindvoerder een voorschot op de vergoeding mag nemen volgens het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering. Dit kan alleen voor zover de boedel toereikend is.
Dit is de beslissing van mr. J.T.P. Pot, rechter, in samenwerking met mr. N.A. Masrom, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2025. [1]