ECLI:NL:RBROT:2025:12606

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
28 oktober 2025
Zaaknummer
ROT 23/7520 en 23/7521
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering subsidie op grond van de Subsidieregeling coronabanen in de zorg 2022

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd op 21 oktober 2025, zijn de beroepen van eisers ongegrond verklaard. De zaak betreft de weigering van subsidie door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op basis van de Subsidieregeling coronabanen in de zorg 2022. Eisers, die geen zorgaanbieder zijn in de zin van de regeling, hebben bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de minister. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister terecht heeft geoordeeld dat het verlenen van kinderopvang aan kinderen met een SMI-indicatie niet kan worden aangemerkt als jeugdhulp volgens de Jeugdwet. De rechtbank heeft het procesverloop en de relevante feiten uiteengezet, waarbij is vastgesteld dat eisers niet voldoen aan de voorwaarden van de Subsidieregeling. De rechtbank concludeert dat de minister op goede gronden heeft geweigerd om subsidie te verlenen, omdat eisers niet hebben aangetoond dat zij zorgaanbieders zijn. De uitspraak benadrukt de scheiding tussen kinderopvang en jeugdhulp, en bevestigt dat de opvang voor kinderen met een SMI-indicatie niet onder de definitie van jeugdhulp valt. De rechtbank heeft de beroepen van eisers ongegrond verklaard, wat betekent dat de bestreden besluiten in stand blijven en eisers geen recht hebben op terugbetaling van griffierechten of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 23/7520 en 23/7521

uitspraak van de meervoudige kamer van 21 oktober 2025 in de zaken tussen

[naam eiser 1] en

[naam eiser 2]uit [plaats] , eisers
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
en

de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de minister

(gemachtigden: mr. I.M. van der Heijden, mr. S. Berendse-Wagmurova en [persoon A] ).

Samenvatting

1.1.
Deze uitspraak gaat over de besluiten van de minister tot weigering van subsidie aan eisers. Eisers zijn het hier niet mee eens. Zij voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.2.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de beroepen van eisers ongegrond zijn. De minister heeft zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat eisers niet hebben aangetoond dat zij zorgaanbieders in de zin van de Subsidieregeling zijn. Eisers krijgen dus geen gelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.3.
Onder 2 staat het procesverloop in deze zaak. Onder 3 staan de van belang zijnde feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het bestreden besluit. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 4. Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

2. De minister heeft met de primaire besluiten van 9 mei 2023 geweigerd eisers subsidie te verlenen voor zogenaamde coronabanen in de zorg. Bij de bestreden besluiten van 3 oktober 2023 op het bezwaar van eisers is de minister bij deze weigering gebleven.
2.1.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.
2.2.
De rechtbank heeft de beroepen op 1 september 2025 op zitting behandeld gelijktijdig met de zaken 24/8799 en 24/8810. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eisers en de gemachtigden van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3.1.
Op 5 en 6 december 2022 hebben eisers elk voor zichzelf verzocht om een subsidie voor de periode van 1 januari 2022 tot en met 30 juni 2022 op grond van de Subsidieregeling coronabanen in de zorg 2022 (hierna: de Subsidieregeling 2022). Deze regeling heeft tot doel om door middel van tijdelijk ondersteunende functies zorgprofessionals te ontlasten. Aanleiding voor de Subsidieregeling 2022 is de aanhoudende druk op de zorg door de coronapandemie én de onzekere effecten van de Omikronvariant op de druk in de zorg. Het kabinet heeft daarom besloten incidenteel € 45 miljoen beschikbaar te stellen, zodat zorgaanbieders ook in de eerste helft van 2022 coronabanen kunnen inzetten. Coronabanen zijn tijdelijk ondersteunende corona-gerelateerde functies bij een zorgaanbieder waarmee zorgprofessionals worden ontlast. [1]
3.2.
Bij de primaire besluiten van 9 mei 2023 heeft de minister de aanvragen van eisers afgewezen omdat niet wordt voldaan aan de voorwaarden uit de Subsidieregeling 2022. Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt.
3.3.
De minister heeft vervolgens aan de bestreden besluiten ten grondslag gelegd dat eisers geen instelling op grond van de Wet toetreding zorgaanbieder (Wtza) zijn en ook geen contract of schriftelijke verklaring hebben overgelegd waaruit blijkt dat eisers jeugdhulp verlenen. Dit blijkt ook niet uit een factuur of betaalbewijs. Het feit dat eisers beiden als een SMI-instelling worden aangemerkt, maakt niet dat daadwerkelijk jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1. van de Jeugdwet wordt verleend. Ook de omstandigheid dat eisers onder de Subsidieregeling 2021 wel als zorgaanbieders zouden zijn aangemerkt, maakt niet dat dit ook voor de nu geldende Subsidieregeling 2022 het geval is.
Beoordeling van de gronden beroep
4. Eisers voeren aan dat de minister zich ten onrechte op het standpunt stelt dat niet is gebleken dat zij jeugdhulp verlenen. Eisers betwisten dat het verlenen van opvang aan kinderen met een SMI indicatie geen jeugdhulp is. Ter onderbouwing van hun standpunt verwijzen ze naar een informatiepagina op de website van de gemeente Oosterhout en de Vereniging Nederlandse Gemeenten.
4.1.
Op grond van artikel 1 van de Subsidieregeling moet onder meer onder zorgaanbieder worden verstaan een privaatrechtelijke rechtspersoon die, een organisatorisch verband van natuurlijke personen dat of een natuurlijke persoon die bedrijfsmatig jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet doet verlenen.
In artikel 4, eerste lid van de Subsidieregeling 2022 staat dat subsidie enkel wordt verstrekt aan een zorgaanbieder die op 1 januari 2022 een Wtza-instelling is.
Op grond van het tweede lid van dit artikel kan, in afwijking van het eerste lid, subsidie worden verstrekt aan een zorgaanbieder die geen Wtza-instelling is indien deze zorgaanbieder bij de aanvraag tot subsidievaststelling een contract met of een schriftelijke verklaring van een zorgfinancier overlegt, inclusief bijbehorende factuur voor geleverde zorgprestaties in 2022 en betaalbewijs in de vorm van een bankafschrift, als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel d en hieruit naar het oordeel van de Minister kan worden vastgesteld dat de aanvrager in 2022 een zorgaanbieder is als bedoeld in artikel 1.
Op grond van artikel 1.1 van de Jeugdwet wordt onder jeugdhulp verstaan:
1°. ondersteuning van en hulp en zorg, niet zijnde preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptie gerelateerde problemen;
2°. het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, en
3°. het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking, die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt,
met dien verstande dat de leeftijdgrens van achttien jaar niet geldt voor jeugdhulp in het kader van jeugdstrafrecht.
4.2.
Vast staat dat eisers geen Wtza instelling zijn. De vraag die hier voorligt is of eisers jeugdhulp als bedoeld in de jeugdwet verlenen en daarom als zorgaanbieder zijn aan te merken. De rechtbank stelt in dit verband vast dat eisers kinderopvang verlenen, waaronder begrepen opvang aan kinderen met een Sociaal Medische Indicatie (hierna: SMI). SMI kinderopvang is een tijdelijke noodmaatregel bedoeld voor kinderen van ouders die, met behulp van een (gespecialiseerde) instelling voor kinderopvang, werken aan verbetering van de situatie binnen het gezin. [2] In Rotterdam wonende ouders kunnen aanspraak maken op een tegemoetkoming in de kosten van SMI-kinderopvang indien sprake is van een zodanige sociaal-medische problematiek van de ouder dat zonder die tegemoetkoming een ernstige ontwikkelingsachterstand bij het kind dreigt te ontstaan. [3]
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat de minister zich terecht op het standpunt stelt dat het verlenen van kinderopvang aan kinderen in de situatie dat voor een ouder of ouderen kind door het college van burgemeester en wethouders een SMI-indicatie is afgegeven, niet kan worden aangemerkt als het verlenen van jeugdhulp in de zin van artikel 1.1. van de Jeugdwet. Uit de definitie van jeugdhulp zoals opgenomen in de Jeugdwet volgt dat jeugdhulp is bedoeld voor jeugdigen die kampen met problemen waarbij zij hulp, ondersteuning en zorg wordt geboden. En hoewel dit ook kan zorgen voor het ontlasten van de ouders, is jeugdhulp in de eerste plaats gericht op de jeugdige(n) met een problematiek. Bij een SMI-indicatie zijn het juist de ouders die problemen hebben. De opvang voor de kinderen is in de eerste plaats bedoeld om de ouders te ontlasten en niet om hulp aan de kinderen bieden. Dat SMI opvang niet onder jeugdhulp valt kan ook worden opgemaakt uit de Verordening Tegemoetkoming kosten SMI-kinderopvang 2018 van de Raad van de Gemeente Rotterdam (de Verordening). In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 3 wordt een voorziening op grond van de Jeugdwet die voor langer dan een dag in de week in opvang of plaatsing buitenshuis voorziet, als voorliggende voorziening aangemerkt. Dit impliceert dat SMI geen jeugdhulp is. Dat de uitwerking per gemeente verschilt, zoals eiser stelt, en dat er gemeentes zijn die SMI als een lichtere vorm van jeugdhulp aanmerken en SMI ook bekostigen vanuit de middelen voor jeugdzorg, maakt het voorgaande niet anders. De minister mocht aanspraken op grond van de Subsidieregeling 2021 beperken tot jeugdhulp in de zin van de Jeugdwet.
4.4.
Voor zover eisers aanvoeren dat in elk geval het bieden van nachtopvang aan kinderen onder jeugdhulp valt, overweegt de rechtbank dat, wat hier ook van zij, eisers niet hebben aangetoond deze nachthulp in de in het geding zijnde periode te hebben verleend. Op de zitting is bovendien verklaard dat nachtopvang ook bijna niet voorkomt.
4.5.
Ook de omstandigheid dat eiser in 2021 wel subsidie hebben ontvangen en dus als zorgaanbieder zijn aangemerkt, doet aan het voorgaande niet af. De rechtbank stelt vast dat de minister de aan eisers verleende subsidie over 2021 inmiddels op nihil heeft gesteld en de ontvangen bedragen heeft teruggevorderd omdat eisers geen zorgaanbieder zijn in de zin van de Subsidieregeling. Deze rechtbank heeft bij uitspraak van 21 oktober 2025 de tegen deze besluiten ingediende beroepen van eisers ongegrond verklaard.

Conclusie en gevolgen

5. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de bestreden besluiten in stand blijven. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, voorzitter, en mr. M. Zoethout en mr. A. Pahladsingh, in aanwezigheid van mr. L. Meijer, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2025.
Griffier
Voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit volgt uit de Algemene toelichting op de Subsidieregeling 2022, Staatscourant 2022, 29928 Staatscourant 2022, 29928 | Overheid.nl > Officiële bekendmakingen
2.Dit volgt uit artikel 1, onder a van de Verordening tegemoetkoming kosten SMI-kinderopvang Rotterdam 2018 Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Rotterdam houdende regels omtrent de tegemoetkoming kosten SMI-kinderopvang (Verordening Tegemoetkoming Kosten SMI-Kinderopvang Rotterdam 2018) | Lokale wet- en regelgeving.
3.Zie artikel 2 van de Verordening tegemoetkoming kosten SMI-kinderopvang Rotterdam 2018.