In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 oktober 2025 uitspraak gedaan over een verzoek van de man om vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met zijn minderjarige dochter naar de provincie Zeeland. De man, bijgestaan door zijn advocaat mr. J.L.J. de Vos, heeft eerder al twee keer toestemming gevraagd voor een verhuizing, maar deze verzoeken zijn afgewezen. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P. Rodrigues de Carvalho, heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de man. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, zoals de levensfase van de minderjarige en de veranderde zorgregeling. Echter, de rechtbank oordeelt dat de noodzaak voor de verhuizing niet is aangetoond. De man heeft aangegeven dat hij naar Zeeland wil verhuizen vanwege persoonlijke redenen, maar de rechtbank concludeert dat het belang van de minderjarige het meest gediend is bij een verblijf in Rotterdam. De langere reistijd en de impact op de sociale ontwikkeling van de minderjarige zijn doorslaggevend in de belangenafweging. De rechtbank wijst daarom het verzoek van de man af en compenseert de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.