ECLI:NL:RBROT:2025:12618

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2025
Publicatiedatum
28 oktober 2025
Zaaknummer
C/10/706978 / FA RK 25-7121
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg in het kader van een strafprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 oktober 2025 een beschikking gegeven inzake een verzoek om zorgmachtiging op grond van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek is ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam en betreft een betrokkene die wordt verdacht van belaging in het kader van een strafprocedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene niet bereid was om zich te laten horen tijdens de mondelinge behandeling en heeft het verzoek tot aanhouding afgewezen. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van een langer bestaand patroon van problematiek bij de betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis, en dat er ernstig nadeel kan ontstaan als er geen zorg wordt verleend. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden, met de mogelijkheid tot verplichte zorg, waaronder het toedienen van medicatie en opname in een accommodatie. De beschikking is mondeling gegeven door rechter E.M. Moerman en schriftelijk uitgewerkt op 22 oktober 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/706978 / FA RK 25-7121
Referentienummer: [nummer X]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 8 oktober 2025 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1980, [geboorteplaats] ,
hierna: betrokkene,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. K. Lammers-Roselaar te Rotterdam.

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 19 september 2025.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door [persoon A] , psychiater, van 12 september 2025;
  • de niet-ingevulde zorgkaart;
  • het zorgplan van 15 augustus 2025;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de relevante strafvorderlijke en justitiële gegevens van betrokkene;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wvggz
  • het bericht dat er geen relevante politiegegevens van betrokkene zijn.
1.2.
Betrokkene is niet verschenen.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden in de rechtbank te Rotterdam op 8 oktober 2025. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • de hiervoor genoemde advocaat;
  • mr. L. de Jong, officier van justitie (hierna: officier);
  • [persoon B] , psychiater, [persoon C] , GZZ-agoog, en [persoon D] , verpleegkundige, allen verbonden aan Antes.
1.4.
Op 7 oktober 2025 heeft betrokkene een bericht met bijlagen naar de rechtbank gestuurd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de officier een voortgangsverslag van Reclassering Nederland overgelegd aan de rechtbank.
2. Beoordeling
Verzoek tot aanhouding
2.1.
Betrokkene is per gewone brief van 30 september 2025 opgeroepen. Op 7 oktober 2025 heeft betrokkene een e-mailbericht gestuurd met daarin de mededeling dat Antes diezelfde dag een voorstel tot uitstel van de mondelinge behandeling gaat indienen. Bij het
e-mailbericht zijn een aantal bijlages gevoegd. Antes heeft vervolgens de rechtbank bericht dat zij niet om aanhouding zullen verzoeken. De rechtbank heeft betrokkene op 7 oktober 2025 per e-mail geïnformeerd dat de mondelinge behandeling op 8 oktober 2025 doorgang zal vinden. Bij aanvang van de mondelinge behandeling is betrokkene niet verschenen. De advocaat licht toe dat zij contact heeft gehad met betrokkene en dat betrokkene heeft aangegeven dat zij niet zal verschijnen.
2.2.
Namens betrokkene wordt verzocht om het verzoek aan te houden. Naast het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging loopt ook een strafzaak, omdat betrokkene wordt verdacht van belaging. De advocaat licht toe dat in het verzoekschrift voor de zorgmachtiging wordt verwezen naar een rapportage van een psychiater die in het kader van de strafzaak is opgesteld, maar dat zij geen inzage heeft gehad in deze stukken. Hierin staat ook dat betrokkene mogelijk een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM-maatregel) als bedoeld in artikel 38z Wetboek van Strafrecht opgelegd kan krijgen. Ook stelt de advocaat dat op dit moment onduidelijk is wat de status is van deze strafzaak. De advocaat voert aan dat betrokkene extra informatie wil ontvangen om zich voor te bereiden op de mondelinge behandeling. De advocaat verwijst ook naar
e-mailbericht en de bijgevoegde bijlages van 7 oktober 2025. Daarin stelt betrokkene dat zij minder financiële problemen heeft en dat zij zich niet herkent in het geschetste beeld. Betrokkene wil de tijd krijgen om aan te tonen dat het verzoek tot zorgmachtiging kan worden ingetrokken.
2.3.
De officier licht toe dat betrokkene voor de strafzaak is onderzocht door een psychiater en dat de bevindingen zijn vastgelegd in een NIFP-rapport. Uit het rapport blijkt dat betrokkene een psychische stoornis heeft die haar gedragingen beïnvloedt. Het interventieadvies is een klinische opname in een gesloten setting, zoals op een forensisch psychiatrische afdeling (hierna: FPA). Daarnaast licht de officier toe dat de strafzaak oorspronkelijk op 22 september 2025 gepland stond, maar dat deze niet is doorgegaan. De advocaat had op dat moment een aantal onderzoekwensen ingediend, maar deze zijn door de rechter-commissaris afgewezen. Desondanks is de zitting op 22 september 2025 niet doorgegaan, omdat de advocaat verhinderd was. De officier geeft aan dat de zitting voor de strafzaak inmiddels opnieuw gepland kan worden. Het is vooralsnog niet de verwachting dat er een GVM-maatregel gevorderd wordt in de strafzaak, aldus de officier. Een en ander is ook afhankelijk van de uitkomst van deze zorgmachtigingsprocedure.
2.3.1.
De rechtbank wijst het verzoek tot aanhouding af. De rechtbank is van oordeel dat betrokkene zich op basis van de stukken voldoende heeft kunnen voorbereiden op de mondelinge behandeling. Bovendien heeft betrokkene bewust de keuze gemaakt om niet te verschijnen, terwijl – zo is aangekondigd in het verzoekschrift – de officier aanwezig is om toelichting te geven op het verzoek. Daarnaast is de ruimte voor aanhouding in dit type procedures beperkt, vanwege de korte wettelijke termijnen die de wet stelt. Verder is voldoende komen vast te staan dat betrokkene bekend was met de mondelinge behandeling, maar niet bereid was zich te doen horen. De rechtbank gaat dan ook over tot de inhoudelijke behandeling van het verzoek.
Inhoudelijke beoordeling
2.4.
Bij beschikking van deze rechtbank van 14 oktober 2024 is op grond van artikel 6:4 Wvggz een zorgmachtiging verleend tot en met 14 oktober 2025. Op 3 juni 2025 is een verzoek tot aanvulling van de zorgmachtiging met – zo begrijpt de rechtbank – zorgvormen die zien op een opname, afgewezen. De officier heeft op 19 september 2025 een verzoek ingediend voor een aansluitende zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden.
2.5.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten een psychotische episode in het kader van schizofrenie dan wel een waanstoornis. Uit door betrokkene ingestuurde stukken leidt de rechtbank af dat zij zich niet herkent in de diagnose. De rechtbank constateert dat de onafhankelijke psychiater in de medische verklaring een diagnose heeft gesteld. De rechtbank gaat uit van de expertise en het oordeel van de arts. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de diagnose die in de medische verklaring is gesteld.
2.6.
Namens betrokkene is betwist dat sprake is van ernstig nadeel. De advocaat voert aan dat de strafzaak op dit moment nog loopt en dat nog niet is vastgesteld dat sprake is van belaging. Verder stelt de advocaat dat over de financiële problemen van betrokkene weinig bekend is. Zo zou betrokkene misschien een overwaarde hebben op haar woning. Volgens de advocaat kan onvoldoende worden vastgesteld dat sprake is van ernstig nadeel. De rechtbank verwerpt het verweer van de advocaat en is van oordeel dat het gedrag van betrokkene als gevolg van haar psychische stoornis tot ernstig nadeel leidt, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstige psychische schade, ernstige immateriële schade, ernstige financiële schade en maatschappelijke teloorgang.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat betrokkene sinds 2020 in zorg is bij Antes vanwege psychotische belevingen, die zich voornamelijk uiten in paranoïde- en betrekkingswanen. Zo heeft betrokkene het idee dat zij in de gaten wordt gehouden, dat zij wordt tegengewerkt en dat personen en instellingen haar respectloos behandelen. Op dit moment is sprake van een acuut psychotisch toestandsbeeld. In het verleden heeft betrokkene vanuit het toestandsbeeld overlast veroorzaakt. Ook heeft zij oud-collega’s een tijdlang lastiggevallen. Verder is tegen betrokkene aangifte gedaan van belaging door een onderzoeker op wiens naam zij publicaties plaatst zonder diens toestemming. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat betrokkene een geldend contactverbod overtreedt of probeert te omzeilen. Ook heeft betrokkene tijdens een gesprek met de reclassering aangegeven dat zij contact wil herstellen met oud collega’s van het [naam ziekenhuis] ziekenhuis, terwijl de aangifte ziet op die werkkring. De zorgen die hieruit naar voren komen worden bevestigd door de psychiater. Betrokkene doet in naam van behandelaren aanvragen bij bijzondere fondsen. Zij acht het noodzakelijk dat betrokkene wordt ingesteld op antipsychotica. Het is ambulant niet gelukt om betrokkene in te stellen op medicatie en een klinische opname is nodig. De rechtbank constateert dan ook dat sprake is van een langer patroon waaruit blijkt dat het minder goed lijkt te gaan met betrokkene. Dit blijkt uit de toelichting van de officier en de psychiater, maar wordt ook bevestigd door de berichten die betrokkene heeft gestuurd naar de rechtbank en blijkt ook uit het voortgangsrapport van de reclassering. Naar het oordeel van de rechtbank is ook voldoende komen vast te staan dat sprake is van financiële schade. Betrokkene heeft het idee dat zij recht heeft op schadevergoedingen, maar het is zeer onzeker of zij daar echt recht op heeft. Bovendien lijkt betrokkene geen inkomsten te hebben.
2.7.
Om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, de geestelijke gezondheid van betrokkene dusdanig te herstellen dat zij haar autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene zorg nodig.
2.8.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren. Uit het voortgangsverslag van de reclassering blijkt dat betrokkene medicatie weigert en zich niet openstelt tijdens behandelgesprekken, waardoor behandeling niet uitvoerbaar is. Uit de gesprekken met de reclassering blijkt dat betrokkene geen ziekte-inzicht heeft. De psychiater verklaart dat het op dit moment niet lukt om de psychotische klachten van betrokkene te behandelen, omdat zij zorg en hulp afhoudt. De psychiater licht toe dat betrokkene hulp van het ambulant team weigert en geen medicatie wil innemen. De psychiater benadrukt dat betrokkene in het verleden tijdens opname medicatie heeft gebruikt, maar dat zij hier na de opname direct mee is gestopt. Om die reden is verplichte zorg nodig.
2.9.
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, inhoudende het accepteren en nakomen van ambulante behandelafspraken;
  • het opnemen in een accommodatie.
2.10.
De andere door de officier verzochte vorm van verplichte zorg, te weten het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, wordt door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de psychiater tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd heeft verklaard dat dit niet nodig is om het ernstig nadeel af te wenden.
2.11.
Voor de toegewezen vormen van verplichte zorg zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Verder is de voorgestelde verplichte zorg evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.12.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal aansluitend op een zorgmachtiging worden verleend voor de verzochte duur van twaalf maanden met ingang van vandaag.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.9. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 8 oktober 2026;
3.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 8 oktober 2025 mondeling gegeven door mr. E.M. Moerman, rechter, in tegenwoordigheid van R.A.M. Smit, griffier, en op 22 oktober 2025 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.