ECLI:NL:RBROT:2025:12669

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
29 oktober 2025
Zaaknummer
83.101411.22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering, valsheid in geschrift en schending van inlichtingenplicht door bestuurder van failliete rechtspersoon

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 oktober 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als middellijk bestuurder van de failliete rechtspersoon [bedrijf A] wordt beschuldigd van verduistering, medeplegen van valsheid in geschrift en schending van zijn inlichtingenplicht. De verdachte heeft samen met anderen geldbedragen van [bedrijf A] onterecht toegeëigend, door valse facturen op te nemen in de bedrijfsadministratie en niet te voldoen aan zijn verplichtingen om informatie te verstrekken aan de curator. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk geldbedragen van € 100.000,-, € 120.000,- en € 110.000,- heeft verduisterd, en dat hij de bedrijfsadministratie vals heeft opgemaakt door valse facturen te gebruiken. De rechtbank heeft het verzoek van de verdediging om getuigen te horen afgewezen, omdat de bewezenverklaring voldoende was onderbouwd met andere bewijsmiddelen. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83.101411.22
Datum uitspraak: 21 oktober 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1990,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. P.D. Popescu, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 8 april 2024 en 7 oktober 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 8 april 2024 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T. Lucas heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde medeplegen van verduistering (onder 1 primair) met dien verstande dat moet worden uitgegaan van een verduisterd bedrag van € 330.000,-, van medeplegen van valsheid in geschrift (onder 2) en het niet voldoen aan de inlichtingenplicht (onder 3);
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
De verwijten
De verdachte wordt verweten dat hij samen met anderen geldbedragen die de verdachte onder zich had maar die toebehoorden aan [bedrijf A] . (hierna: [bedrijf A] ) dan wel [bedrijf B] (hierna: [bedrijf B] ) zich wederrechtelijk heeft toegeëigend (feit 1); dat hij de bedrijfsadministratie van [bedrijf A] heeft vervalst door daarin valse facturen op te nemen (feit 2); en dat hij niet heeft voldaan aan zijn inlichtingenplicht jegens de curator tijdens het faillissement van [bedrijf A] . (feit 3).
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van zowel het medeplegen van verduistering (feit 1) als het medeplegen van valsheid in geschrift (feit 2). De verdachte heeft zich gelden van [bedrijf A] dan wel [bedrijf B] niet wederrechtelijk toegeëigend, maar [bedrijf A] beschermd tegen valse claims van [bedrijf B] . Het opzet op de wederrechtelijke toe-eigening van het geld ontbrak.
De facturen genoemd in de tenlastelegging zijn nooit ingeboekt in de administratie, zodat die administratie niet vals is opgemaakt. Het onder 2 ten laste gelegde kan daarom niet bewezen worden verklaard.
Voor zover de rechtbank niet tot een vrijspraak voor de feiten 1 en 2 komt, verzoekt de verdediging dat 11 getuigen gehoord zullen worden.
Ten aanzien van het niet voldoen aan de inlichtingenplicht (feit 3) dient de verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat sprake is van rechtsdwaling. De verdachte verkeerde in een kwetsbare positie door het contract met [bedrijf B] en is door malafide adviseurs onjuist geadviseerd.
Bij de beoordeling hieronder zullen de specifieke verweren van de verdediging - voor zover van belang - worden besproken.
4.1.3.
Beoordeling
(Voorwaardelijk) verzoek tot het horen van getuigen
De rechtbank stelt voorop dat zij niet tot vrijspraak komt voor de feiten 1 en 2.
Verzocht is om de boekhouder van [bedrijf A] en de curator als getuige te horen. De bewezenverklaring is echter niet in beslissende mate gebaseerd op de verklaring(en) die deze getuige(n) hebben afgelegd, maar wordt op de belastende onderdelen in voldoende mate ondersteund door andere bewijsmiddelen. Er is geen noodzaak gebleken om de overige verzochte getuigen te horen. De rechtbank acht zich door het verhandelde ter terechtzitting voldoende ingelicht. Het (herhaald) verzoek tot het horen van voornoemde getuigen wordt daarom afgewezen.
Vaststaande feiten
De verdachte was middellijk bestuurder van [bedrijf A] . [bedrijf A] verrichtte werkzaamheden in opdracht van één opdrachtgever, [bedrijf B] . Hiertoe was een contract tussen hen gesloten. [bedrijf B] is het officiële visumservicecentrum van Saoedi-Arabië. Op 12 februari 2019 is [bedrijf A] in staat van faillissement verklaard en is de heer [naam curator] benoemd tot curator.
[onderneming X] (hierna: [onderneming X] ) is een onderneming gevestigd in Dubai, Verenigde Arabische Emiraten en eigendom van de verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) en [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ).
In de administratie van [bedrijf A] zijn drie facturen aangetroffen van [onderneming X] aan [bedrijf A] : een factuur gedateerd 10 december 2017 voor een bedrag van € 250.000,-, een factuur gedateerd 27 december 2017 voor een bedrag van € 120.000,- en een factuur gedateerd 6 maart 2018 voor een bedrag van € 100.000,-. Op de facturen is telkens als omschrijving vermeld: ‘IT-services-consultancy’.
Op 30 april 2018 is een bedrag van € 100.000,- contant opgenomen van de bankrekening van [bedrijf A] . Op 4 mei en 22 juni 2018 is van de bankrekening van [bedrijf A] respectievelijk € 120.000,- en € 250.000,- overgeboekt naar de bankrekening ten name van [onderneming X] .
Oordeel van de rechtbank
- Valselijk opmaken van de administratie (feit 2).
Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat aan de 3 facturen van [onderneming X] aan [bedrijf A] geen ICT-werkzaamheden of consultancy-werkzaamheden ten grondslag lagen. Het geld dat via de facturen aan [bedrijf A] werd onttrokken, had andere doelen, namelijk: om de kosten van arbitrage in verband met een (civielrechtelijk) geschil tussen [bedrijf A] en [bedrijf B] te kunnen betalen, voor investering in een Arabische “Booking.com” en voor het uitkopen van stille investeerders in [bedrijf A] . Daarnaast werd het geld weggehaald bij [bedrijf A] om te voorkomen dat [bedrijf B] hierop beslag zou leggen.
Gelet op het voorgaande zijn de 3 facturen vals. Dit wordt ondersteund door de inhoud van het bericht dat de verdachte op 2 mei 2018, kort vóór de overboeking op 4 mei 2018, in de whatsappgroep waarvan hij en zijn medeverdachten deel uitmaakten: “
[naam] wil zijn geld snel. Dus we gaan een contract voor hem maken. Deze gaat hij ondertekenen en dan doen we de overboeking. Factuur van [onderneming Y] naar [bedrijf A] , en daarna wordt dat bedrag vanuit [onderneming Y] naar hem overgeboekt.”Kennelijk waren de 3 facturen bestemd om de contante opname en de overboekingen naar [onderneming X] , zoals hieronder te bespreken, te verantwoorden.
Dat de facturen, zoals de verdediging stelt, niet in de boeken van [bedrijf A] zijn verwerkt, is niet relevant. De facturen zijn door de curator in de administratie van [bedrijf A] aangetroffen en zijn daarmee dus onderdeel van de bedrijfsadministratie van die onderneming, ongeacht of die facturen (reeds) zijn verantwoord in de boeken. Het verweer van de verdediging op dit punt wordt verworpen.
Die bedrijfsadministratie is de kernbron om de rechten en plichten van de rechtspersoon in brede zin te kennen. Indien – zoals in dit geval – de rechtspersoon in staat van faillissement is verklaard, dient deze administratie voor de curator om vast te stellen welke crediteuren er zijn en welke middelen tot de boedel behoren. Met het opnemen van valse facturen in de administratie, is ook de bedrijfsadministratie vals opgemaakt.
Tussenconclusie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte tezamen met anderen de bedrijfsadministratie vals heeft opgemaakt door drie valse facturen op te nemen in die bedrijfsadministratie.
- Medeplegen van verduistering (feit 1 primair)
Contante opname € 100.000,-
De verdachte heeft op 30 april 2018 een bedrag van € 100.000,- contant opgenomen van de bankrekening van [bedrijf A] . Hij had die gelden onder zich in de normale bedrijfsvoering van [bedrijf A] . De gelden op de bankrekening van [bedrijf A] behoorden toe aan [bedrijf A] en/of [bedrijf B] . Er was geen grondslag voor deze geldopname en de verdachte heeft welbewust getracht de opname af te dekken met de valse factuur van 6 maart 2018. Aldus heeft de verdachte zich opzettelijk dit geldbedrag wederrechtelijk toegeëigend. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat hij dit geld heeft gebruikt om een stille investeerder (onderhands) terug te betalen, maakt dit niet anders. De curator heeft geconcludeerd dat de betaling zonder grondslag is verricht. Dit betekent dat uit de administratie niet is gebleken dat sprake was van een vordering van een stille investeerder op [bedrijf A] als reden voor de contante opname. Daarbij ligt voor de hand dat, indien werkelijk sprake zou zijn van zo’n vordering op [bedrijf A] , deze vordering en niet een valse factuur, ten grondslag zou zijn gelegd aan de contante opname.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte opzettelijk voornoemd geldbedrag van € 100.000,- heeft verduisterd. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om vast te stellen dat de medeverdachten hiervan wetenschap hadden en dat zij eveneens over dit geldbedrag konden beschikken. Van een nauwe en bewuste samenwerking is geen sprake geweest, zodat de verdachte met betrekking tot dit geldbedrag wordt vrijgesproken van medeplegen.
Overboekingen op 4 mei en 22 juni 2018
De verdachte heeft op 4 mei en 22 juni 2018 vanaf de bankrekening van [bedrijf A] respectievelijk € 120.000,- en € 250.000,- overgeboekt naar een bankrekening ten name van [onderneming X] , met als grondslag de valse facturen van 10 en 27 december 2017.
In de overboeking van € 250.000,- is een bedrag van € 140.000,- opgenomen dat afkomstig is van een andere onderneming van de verdachten in Zweden. De rechtbank zal de officier van justitie en de verdediging volgen in hun standpunt dat niet kan worden vastgesteld dat dit bedrag toebehoorde aan [bedrijf A] en/of [bedrijf B] . Van verduistering van dit bedrag van € 140.000,- zal de verdachte daarom worden vrijgesproken.
De bedragen van € 120.000,- en (€ 250.000,- -/- € 140.000,- =) € 110.000,- had de verdachte in de normale bedrijfsvoering van [bedrijf A] onder zich en behoorden toe aan [bedrijf A] en/of [bedrijf B] . Er was geen grondslag voor deze overboekingen en de verdachte heeft welbewust en in samenspraak met de medeverdachten getracht de overboekingen af te dekken met de valse facturen van 10 en 27 december 2017. Na het overboeken van deze bedragen op de rekening van [onderneming X] , konden de verdachte en zijn medeverdachten als heer en meester over deze gelden beschikken. Door aldus gelden van [bedrijf A] te onttrekken op grond van valse facturen, hebben de verdachte en zijn medeverdachten zich opzettelijk deze gelden wederrechtelijk toegeëigend.
Tussenconclusie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte opzettelijk geldbedragen van € 100.000,-, € 120.000,- en € 110.000,- heeft verduisterd. Bij de verduistering van de laatste 2 geldbedragen heeft hij nauw en bewust samengewerkt met zijn medeverdachten.
- Niet voldoen aan de inlichtingenplicht (feit 3)
Het standpunt van de verdediging dat sprake is van rechtsdwaling ten aanzien van dit feit is onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank gaat daarom aan dit verweer voorbij.
Tussenconclusie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte als (middellijk) bestuurder van [bedrijf A] opzettelijk zijn inlichtingenplicht heeft geschonden.
4.1.4.
Conclusies
Het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. primair)
hij
op één
of meertijdstip
pentussen 10 december 2017 en 12 februari 2019
te 's Gravenhage en/of Zaandijk en/of eldersin Nederland en/of in de Verenigde Arabische Emiraten
(telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, meermalen,
althans eenmaal,opzettelijk gelden, te weten een
totaalbedrag van €
100,
althans een
of meerdere geldbedragen, geheel of ten deletoebehorende aan [bedrijf A] . en/of [bedrijf B] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte(n),welk
(e
)goed
(eren
)verdachte
(n)in de uitoefening van het bedrijf [bedrijf A]
., in elk geval anders dan door misdrijf, onder zich had
(den),
wederrechtelijk zich heeft
/hebbentoegeëigend;
en
op
één of meertijdstippen tussen 10 december 2017 en 12 februari 2019
te 's Gravenhage en/of Zaandijk en/of eldersin Nederland en/of in de Verenigde Arabische Emiraten (telkens) tezamen en in vereniging met anderen
of een ander, althans alleen,meermalen,
althans eenmaal,opzettelijk gelden, te weten een totaal bedrag van €
230,
althans een
of meerdere geldbedragen, geheel of ten deletoebehorende aan [bedrijf A] . en/of [bedrijf B] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte(n), welk
(e
)goed
(eren
)verdachte
(n)in de uitoefening van het bedrijf [bedrijf A]
, in elk geval anders dan door misdrijf, onder zich had
(den),
wederrechtelijk zich heeft
/hebbentoegeëigend;
2
hij
op
één of meertijdstippen tussen 10 december 2017 en 12 februari 2019
te ’s
Gravenhage en/of Zaandijk en/of eldersin Nederland
(t
elkens)tezamen en in vereniging met anderen
of een ander, althans alleen,meermalen,
althans eenmaal,een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten de bedrijfsadministratie van [bedrijf A] ., valselijk heeft opgemaakt
en/of heeft vervalstdoor daarin
- een factuur van € 250.000 met nummer [factuurnummer 1] van [onderneming X] aan [bedrijf A]
d.d. 10 december 2017, met omschrijving “IT services Consultation
2015-2016” (DOC-005, p. 3/3);
- een factuur van € 120.000 met nummer [factuurnummer 2] van [onderneming X] aan [bedrijf A] . [onderneming X] d.d. 27 december 2017, met omschrijving ‘IT services –
Consultation 2017” (DOC-005, p. 2/3) en/of
- een factuur van € 100.000 met nummer [factuurnummer 3] van [onderneming X] aan [bedrijf A] . d.d. 6 maart 2018, met omschrijving ‘TT services – Consultation 2018” (DOC-005, p.1/3).
op te nemen
en/of te laten opnemen en/of geboekten/
of verwerktte verwerkenbestaande die valshe
(i)d
(en
) en/of vervalsing(en) (telkens)hierin dat
(telkens
)valselijk in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven
datin die facturen
(telkens)werkzaamheden
en/of (een) levering(en)en/of
(een)dienst
(en
)staan vermeld, welke in werkelijkheid niet
is/zijn uitgevoerd; en
/ofdat de in de facturen genoemde geldbedrag
(en
)geen betalingen betroffen
voor
/aan [bedrijf A] . geleverde diensten en/of werkzaamheden, zulks
(telkens
)met het oogmerk om
dit/deze geschrift
(en
)als echt en onvervalst te
gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken;
3.
hij
in
of omstreeksde periode van 12 februari 2019 tot en met 24 maart 2022
te 's Gravenhage, en/of eldersin Nederland, als
(gewezen
) (indirect
)bestuurder van de rechtspersoon [bedrijf A] ., welke rechtspersoon bij vonnis van de rechtbank Den Haag op 12
februari 2019 in staat van faillissement is verklaard en ingevolge art. 105 Faillissementswet en/of art. 106 Faillissementswet wettelijk verplicht was tot het geven van inlichtingen,
opzettelijk is weggebleven en/ of heeft geweigerd de vereiste inlichtingen te geven en/of opzettelijk onjuiste en/of onvolledige inlichtingen heeft gegeven, door niet
(voldoende
) (inhoudelijk
)te reageren op de
/hetverzoek
(en
)om informatie van [naam curator] , curator van [bedrijf A] ., en/of door [naam curator] , curator van [bedrijf A] ., onjuiste en/of onvolledige inlichtingen te verstrekken over betalingen aan en facturen van derden, waaronder [onderneming X] , en over wie er bij [onderneming X] betrokken
zijn/waren.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1 primair
verduistering
en
medeplegen van verduistering, meermalen gepleegd;
2
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
3.
als bestuurder van een rechtspersoon die in staat van faillissement is verklaard en wettelijk opgeroepen tot het geven van inlichtingen, weigeren de vereiste inlichtingen te geven, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte had met zijn onderneming [bedrijf A] een geschil met zijn opdrachtgever [bedrijf B] . Om gelden buiten het bereik van die opdrachtgever te houden en te reserveren voor de kosten van een eventuele procedure tegen die opdrachtgever, maar ook om te kunnen investeren in een website die de verdachten aan het opzetten zijn, heeft de verdachte samen met zijn medeverdachten forse geldbedragen onttrokken aan [bedrijf A] . De verdachte heeft ter zitting met verve betoogd dat [bedrijf A] in het geschil met [bedrijf B] juist nog gelden van [bedrijf B] tegoed heeft. Wat daar ook van zij, het handelen van de verdachten is niet de juiste manier om een (zakelijk) geschil op te lossen. Door de gelden over te maken naar een andere onderneming van de verdachten en op te nemen heeft de verdachte als heer en meester over die gelden beschikt zonder daartoe gerechtigd te zijn.
Om te verbloemen dat voor deze betalingen geen grondslag bestond, heeft de verdachte valse facturen opgenomen in de administratie van [bedrijf A] . Op die manier werden de betalingen op een onjuiste manier in de administratie van [bedrijf A] verantwoord. Na het faillissement van [bedrijf A] heeft de verdachte zijn inlichtingenplicht tegenover de curator geschonden door ondanks diens herhaalde verzoeken opzettelijk geen nadere inlichtingen te verschaffen. Met zijn handelen heeft de verdachte het vertrouwen geschaad dat burgers, bedrijven en de overheid in het maatschappelijk en economisch verkeer moeten kunnen stellen in de juistheid van documenten en de bedrijfsadministratie. Zij vormen immers de basis voor het vaststellen van de omvang van rechten en plichten die bestaan tegenover derden. Verder heeft de verdachte met zijn gedragingen een voortvarende afwikkeling van het faillissement gefrustreerd. De verdachte heeft bij dit alles vooral de financiële belangen van zichzelf en zijn medeverdachten voor ogen gehad. Juist van de verdachte als (middellijk) bestuurder van een rechtspersoon mag worden verwacht dat hij oog heeft voor de bedrijfseconomische consequenties van zijn handelen.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 april 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank weegt voorts mee dat de feiten geruime tijd geleden hebben plaatsgevonden, dat de verdachte sindsdien niet opnieuw met politie en justitie in aanraking is gekomen en dat hij lang op afdoening van zijn strafzaak heeft moeten wachten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals op de terechtzitting naar voren zijn gebracht.
Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf van 240 uren, zoals door de officier van justitie is gevorderd, passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

Onder de verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen.

[ Afbeelding met lijst inbeslag genomen voorwerpen met hierin naam verdachte ]

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op 9, 22c, 22d, 47, 57, 194, 225 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van tweehonderdveertig (240) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
tweehonderdvierendertig (234) urente verrichten taakstraf resteren;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
honderdzeventien (117) dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
gelast de teruggave aan de verdachte van:
  • een geldbedrag van € 5.900,- voorwerpnummer [beslagnummer 1] ;
  • een geldbedrag van € 400,- voorwerpnummer [beslagnummer 2] ;
  • een geldbedrag van € 2.000,- voorwerpnummer [beslagnummer 3] .
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. de Veld, voorzitter,
en mrs. L. den Teuling en S.M. den Hollander, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 21 oktober 2025.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1. primair)
hij
op één of meer tijdstippen tussen 10 december 2017 en 12 februari 2019 te 's Gravenhage en/of Zaandijk en/of elders in Nederland en/of in de Verenigde Arabische Emiraten (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gelden, te weten een totaal bedrag van€ 470.000, althans een
of meerdere geldbedragen, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf A] . en/of [bedrijf B] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte(n), welk(e) goed(eren) verdachte(n) in de uitoefening van het bedrijf [bedrijf A]
, in elk geval anders dan door misdrijf, onder zich had(den),
wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
1. subsidiair)
" [bedrijf Z] . als bestuurder van de rechtspersoon [bedrijf A] . (faillissement uitgesproken op 12 februari 2019 door Rechtbank 's Gravenhage) voor het faillissement, te weten in of omstreeks de periode van 18 juni 2013 tot en met 12 februari 2019 te 's Gravenhage, en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- één of meerdere goed(eren)/geldbedragen aan de boedel heeft onttrokken en/of
- buitensporig middelen van de rechtspersoon, heeft verbruikt, uitgegeven en/of vervreemd, te weten:
- een (totaal)bedrag van€ 470.000, althans één of meerdere geldbedrag(en) (DOC-005),
wetende dat hierdoor een of meer schuldeisers van voornoemde rechtspersoon in hun verhaalsmogelijkheden werden benadeeld tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven en/ of aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijke leiding heeft
gegeven
2
hij
op één of meer tijdstippen tussen 10 december 2017 en 12 februari 2019 te ’s
Gravenhage en/of Zaandijk en/of elders in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten de bedrijfsadministratie van [bedrijf A] ., valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst door daarin
- een factuur van € 250.000 met nummer [factuurnummer 1] van [onderneming X] aan [bedrijf A]
d.d. 10 december 2017, met omschrijving “IT services Consultation
2015-2016” (DOC-005, p. 3/3);
- een factuur van € 120.000 met nummer [factuurnummer 2] van [onderneming X] aan [bedrijf A] . [onderneming X] d.d. 27 december 2017, met omschrijving ‘TT services –
Consultation 2017” (DOC-005, p. 2/3) en/of
- een factuur van € 100.000 met nummer [factuurnummer 3] van [onderneming X] aan [bedrijf A] . d.d. 6 maart 2018, met omschrijving ‘TT services – Consultation 2018” (DOC-005, p.1/3).
op te nemen en/of te laten opnemen en/of geboekt en/of verwerkt bestaande die valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) (telkens) hierin dat (telkens) valselijk in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven dat in die facturen (telkens) werkzaamheden en/of (een) levering(en) en/of (een) dienst(en) staan vermeld, welke in werkelijkheid niet is/ zijn uitgevoerd; en/of dat de in de facturen genoemde geldbedrag(en) geen betalingen betroffen
voor/aan [bedrijf A] . geleverde diensten en/of werkzaamheden zulks (telkens) met het oogmerk om dit/deze geschrift(en) als echt en onvervalst te
gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken
3.
hij
in of omstreeks de periode van 12 februari 2019 tot en met 24 maart 2022 te 's Gravenhage, en/of elders in Nederland, als (gewezen) (indirect) bestuurder van de rechtspersoon [bedrijf A] ., welke rechtspersoon bij vonnis van de rechtbank Den Haag op 12
februari 2019 in staat van faillissement is verklaard en ingevolge art. 105 Faillissementswet en/of art. 106 Faillissementswet wettelijk verplicht was tot het geven van inlichtingen,
opzettelijk is weggebleven en/ of heeft geweigerd de vereiste inlichtingen te geven en/of opzettelijk onjuiste en/of onvolledige inlichtingen heeft gegeven, door niet (voldoende) (inhoudelijk) te reageren op de/het verzoek(en) om informatie van [naam curator] , curator van [bedrijf A] ., en/of door [naam curator] , curator van [bedrijf A] ., onjuiste en/of onvolledige inlichtingen te verstrekken over betalingen aan en facturen van derden, waaronder [onderneming X] , en over wie er bij [onderneming X] betrokken zijn/waren.