ECLI:NL:RBROT:2025:12705

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2025
Publicatiedatum
29 oktober 2025
Zaaknummer
ROT 25/7317 en ROT 25/8160
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.G.L. de Vette
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor gehandicaptenparkeerkaart en stadsbrede parkeervergunning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 oktober 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, die eerder een gehandicaptenparkeerkaart had, vroeg om een tijdelijke toekenning van deze kaart en om schorsing van de beëindiging van zijn stadsbrede parkeervergunning voor gehandicapten. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had zijn aanvraag om verlenging van de gehandicaptenparkeerkaart afgewezen, omdat hij volgens het advies van het Team Sociaal Medische Advisering (Team SMA) in staat zou zijn om zelfstandig meer dan 100 meter te lopen. Verzoeker betwistte dit advies en voerde aan dat hij door zijn medische situatie, waaronder ernstige astma en andere aandoeningen, niet in staat was om zonder de parkeerkaart te functioneren. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken afgewezen, o.a. omdat het spoedeisend belang niet voldoende werd aangetoond en het college zich op een zorgvuldige wijze had gebaseerd op het advies van Team SMA. De voorzieningenrechter concludeerde dat de bestreden besluiten in bezwaar naar verwachting in stand zullen blijven, en dat er geen aanleiding was voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 25/7317 en ROT 25/8160

uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 oktober 2025 in de zaken tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker,

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, het college,

(gemachtigde: mr. R. Duivenvoorde).

Inleiding

1.1.
Met het besluit van 5 augustus 2025 (het bestreden besluit I) heeft het college de aanvraag van verzoeker om verlenging van de eerdere verleende Europese gehandicaptenparkeerkaart voor een bestuurder afgewezen.
1.2.
Met het besluit van 4 oktober 2025 (bestreden besluit II) heeft het college de
stadsbrede parkeervergunning gehandicapten per 3 oktober 2025 beëindigd.
1.3.
Verzoeker heeft tegen de bestreden besluiten bezwaar gemaakt. Ook heeft hij de voorzieningenrechter gevraagd om in beide zaken een voorlopige voorziening te treffen.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 9 oktober 2025 op zitting behandeld. Verzoeker en de gemachtigde van verzoeker hebben de zitting via een videoverbinding bijgewoond. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1.5.
De voorzieningenrechter heeft het onderzoek ter zitting geschorst om het college in de gelegenheid te stellen een aantal stukken over te leggen en een reactie te geven op het verzoek om voorlopige voorziening dat ziet op het bestreden besluit II. Het college heeft op 17 oktober 2025 een reactie gegeven. Verzoeker heeft op 23 oktober 2025 gereageerd.
Vervolgens heeft de voorzieningenrechter het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Waar gaat de zaak over?
2. Verzoeker beschikt over een Europese gehandicaptenparkeerkaart (gehandicaptenparkeerkaart), die op 3 oktober 2025 verloopt. Op 5 juni 2025 heeft verzoeker een aanvraag om verlenging van de gehandicaptenparkeerkaart ingediend. Met het bestreden besluit I heeft het college de aanvraag van verzoeker afgewezen. Volgens het college is verzoeker namelijk in staat om zelfstandig (eventueel met gebruik van hulpmiddelen) een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te overbruggen. Het college baseert dit op een advies van de arts van het Team Sociaal Medische Advisering (Team SMA). Nu de gehandicaptenparkeerkaart een vereiste is voor een stadsbrede parkeervergunning gehandicapten heeft het college deze vergunning bij het bestreden besluit II per 3 oktober 2025 ingetrokken.
Wat vindt verzoeker?
3. Verzoeker is het niet eens met de bestreden besluiten. Hij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat het college hem tijdelijk een gehandicaptenparkeerkaart in afwachting van de beslissing op zijn bezwaar toekent en dat de beëindiging van de stadsbrede parkeervergunning gehandicapten wordt geschorst. Verzoeker voert aan dat het college het advies van Team SMA niet aan de bestreden besluiten ten grondslag kan worden gelegd. Het advies bevat namelijk feitelijke onjuistheden. In het advies staat dat verzoeker sinds vorig jaar geen ontstekingsremmers meer gebruikt, maar uit het medicatieoverzicht blijkt dat verzoeker nog steeds dagelijks inhalatiemedicatie met ontstekingsremmende werking gebruikt. Tijdens het spreekuur heeft verzoeker enkel aangegeven dat hij dit jaar nog geen prednisonkuur heeft gekregen vanwege ernstige bijwerkingen. Daarnaast is de conclusie van het advies dat verzoeker meer dan 100 meter kan lopen niet gebaseerd op objectieve onderzoeken, zoals een loop of longfunctietest, maar slechts op anamnese en een schatting. Ook heeft de arts van Team SMA onvoldoende rekening gehouden met de combinatie van klachten: ernstige astma, slaapapneu, allergieën, migraine, artrose, fibromyalgie en chronische vermoeidheid. Tot slot wordt verzoeker onevenredig hard geraakt door de afwijzing. Zonder gehandicaptenparkeerkaart wordt hij beperkt in zijn mobiliteit, deelname aan het maatschappelijk verkeer en zelfredzaamheid. Verzoeker wil zo goed mogelijk kunnen blijven functioneren, zowel als individu maar ook als vader van drie kinderen, waarvan de oudste ook medische zorg nodig heeft vanwege coeliakie en diabetes type 1.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af
4. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening te treffen af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Is er een spoedeisend belang?
5. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Deze procedure kan alleen worden gevoerd als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te bezien of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden behandeld.
6. Nu de gehandicaptenparkeerkaart op 3 oktober 2025 is verlopen en ook de stadsbrede parkeervergunning gehandicapte met ingang van die datum is beëindigd heeft dat gevolgen voor de mobiliteit van verzoeker. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het spoedeisend belang voldoende aannemelijk is en zal daarom de zaak inhoudelijk beoordelen.
Wat vindt de voorzieningenrechter inhoudelijk van de zaken?
7. De relevante regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Bestreden besluit I
8. De vereisten om in aanmerking te komen voor een gehandicaptenparkeerkaart bestuurder staan in artikel 1 van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart (de Regeling). Voor een gehandicaptenparkeerkaart komt, kort gezegd, in aanmerking de bestuurder die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking heeft van langdurige aard, waardoor hij – met de gebruikelijke loophulpmiddelen – in redelijkheid niet in staat is zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen. Op grond van artikel 2 van de Regeling wordt een gehandicaptenparkeerkaart niet afgegeven voordat een geneeskundig onderzoek heeft plaatsgehad met betrekking tot de handicap van de aanvrager.
8.1.
Het college heeft zich gebaseerd op het advies van de arts van het Team SMA, waarin wordt geadviseerd verzoeker geen invalidenparkeerkaart voor een bestuurder te verlenen. Er is sprake van een aantoonbare loopbeperking van langdurige aard (tenminste 6 maanden), maar verzoeker is zonder de gebruikelijke hulpmiddelen wel in staat zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen. Schatting van de maximale loopafstand: 100-250 meter.
Zoals blijkt uit de nadere reactie van 17 oktober 2025 is het advies mede gebaseerd op de Richtlijn Gehandicaptenparkeerkaart en het Medisch Werkdocument Gehandicaptenparkeerkaart 2024.
8.2.
Een bestuursorgaan mag, indien door een arts in zijn hoedanigheid van medisch deskundige aan een bestuursorgaan een medisch advies is uitgebracht, dit advies betrekken bij zijn beoordeling van een aanvraag, mits dit advies op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld. Dit volgt mede uit artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht op grond waarvan een bestuursorgaan zich ervan moet vergewissen of het onderzoek van de adviseur zorgvuldig heeft plaatsgevonden.
8.3.
De arts van het Team SMA heeft verzoeker op 3 juli 2025 onderzocht. In het medisch advies staat vermeld dat een anamnese heeft plaatsgevonden en dat de arts de problematiek nader heeft geobjectiveerd door middel van gerichte vragen en observatie. Verder is in het advies vermeld dat een gericht lichamelijk onderzoek en een oriënterend psychologisch onderzoek hebben plaatsgevonden. Ten slotte zijn aanvullende medische gegevens opgevraagd bij de huisarts, die op 17 juli 2025 zijn ontvangen. Zoals blijkt uit zijn aanvullende reactie van 17 oktober 2025 heeft het college zich ervan gewist dat het advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen.
8.4.
In het medisch advies staat dat verzoeker sinds vorig jaar geen ontstekingsremmers meer gebruikt. Uit het medicatie-overzicht blijkt dat hij dagelijks inhalatiemedicatie met ontstekingsremmende werking gebruikt, namelijk Foster Next, en daarnaast elke twee weken Xolair-injecties ontvangt. De voorzieningenrechter kan verzoeker niet volgen dat in het advies onjuistheden staan. In het advies staat uitsluitend dat verzoeker in 2024 voor het laatst extra ontstekingsremmers heeft gebruikt, maar dat zegt dus niets over het gebruik van de door verzoeker genoemde ontstekingsremmers die hij dagelijks gebruikt. Niet gebleken dat de arts dat niet bij zijn advies heeft betrekken.
8.5.
Verder kan verzoeker zich niet vinden in het advies voor zover de arts meent dat hij meer dan 100 m kan lopen. Naast het in 8.3 genoemde onderzoek is het advies ook gebaseerd op bij de huisarts van verzoeker ingewonnen informatie. Daarbij waren ook brieven van specialisten van 11 oktober 2023, 10 september 2023 en 7 juni 2024 gevoegd. Uit de nadere reactie van het college van 17 oktober 2025 blijkt dat de brieven van 11 september 2023 en 7 juni 2024 van de longartsen van verzoeker zijn. Op basis van deze informatie heeft de arts geconcludeerd dat er sprake is van een normale longfunctie onder gebruik van medicatie/ behandeling met een beperking als gevolg van episodes van exacerbaties/longaanvallen. De arts acht dit consistent met de bevindingen tijdens het spreekuur. Vanuit zijn ziektebeeld wordt verzoeker wel in staat geacht een korte afstand van meer dan 100 meter in een rustig tempo te kunnen lopen. In de bij het bezwaarschrift overgelegde informatie, waaronder informatie van de huisarts van 1 september 2025, is ook niet gebleken van nieuwe medische informatie die aanleiding zou moeten geven om te twijfelen aan de conclusie van het advies.
Verzoeker stelt dat hij al eerder een gehandicaptenparkeerkaart heeft gehad en, nu er geen sprake is van een verbetering van zijn situatie, hij geen negatief advies had verwacht. Uit de nadere reactie van 17 oktober 2025 blijkt dat bij de eerdere aanvraag in 2022 is geadviseerd een gehandicapten parkeerkaart te verlenen, maar wel met een herkeuring na 3 jaar, omdat er nog een behandeling gaande was. Verzoeker had dus kunnen weten dat hij bij een volgende aanvraag mogelijk er een nieuwe keuring zou volgen en mogelijk een ander advies zou worden gegeven.
8.6.
Verzoeker heeft verder gewezen op zijn andere aandoeningen zoals slaapapneu,
migraine, hoge bloeddruk, fibromyalgie, constitutioneel atopisch eczeem, diverse allergieën en artrose. Hij heeft de kaart ook nodig vanwege de zorg voor de kinderen.
De voorzieningenrechter begrijpt dat eiser zich beroept op artikel 1, eerste lid onder d, van de Regeling op grond waarvan de regeling tevens kan worden toegepast indien een aantoonbare ernstige beperking, anders dan een loopbeperking, het hebben van en gehandicaptenparkeerkaart rechtvaardigt. Uit het advies van de arts van Team SMA blijkt dat verzoeker evenmin aan dit criterium voldoet. Hoewel de voorzieningenrechter begrijpt dat verzoeker zonder gehandicaptenparkeerkaart wordt beperkt in zijn mobiliteit, zijn de aandoeningen van verzoeker geen aandoeningen waar artikel 1, eerste lid, onder d, van de Regeling op ziet. Uit de toelichting bij de Regeling blijkt dat het dan moet gaan om aandoeningen die de mobiliteit fors beperken zoals bijvoorbeeld zware incontinentie.
Bestreden besluit II
9. De stadsbrede parkeervergunning is beëindigd omdat de verzoeker niet meer over een gehandicaptenparkeerkaart beschikt. Het college heeft zich daarbij gebaseerd op
artikel 16, tweede lid, onder d en artikel 8, eerste lid, onder p, van het Uitvoeringsbesluit Parkeren Rotterdam 2025.
9.1.
Verzoeker stelt dat het niet kunnen beschikken over deze vergunning hem in zijn mobiliteit beperkt.
9.2.
In de nadere reactie van 17 oktober 2025 heeft het college erop gewezen dat de beëindiging van deze vergunning is gebaseerd, anders dan in het besteden besluit II staat, op de artikelen 16, eerste lid, onder b, en artikel 8, eerste lid, onder p, van het Uitvoeringsbesluit Parkeren Rotterdam 2025. Hoewel in bestreden besluit II niet de juiste grondslag is genoemd kan het college dat in de beslissing op bezwaar aanpassen.
9.3.
Zoals hiervoor is overwogen is de voorzieningenrechter niet gebleken dat het college de gehandicaptenparkeerkaart ten onrechte heeft geweigerd. Nu het hebben van en gehandicaptenparkeerkaart op grond van het Uitvoeringsbesluit Parkeren Rotterdam 2025 een vereiste is voor de stadbredevergunning, heeft het college deze vergunning terecht ingetrokken.

Conclusie en gevolgen

10. Gelet op wat hiervoor is overwogen, verwacht de voorzieningenrechter dat de bestreden besluiten in bezwaar in stand zullen blijven. Daarbij kan het college de motivering aanvullen, zoals hij dat met de nadere reactie van 17 oktober 2025 heeft gedaan. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.J. Bes, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage

Op grond van artikel 49, eerste lid, van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) kan aan een gehandicapte, overeenkomstig de bij ministeriële regeling gesteld criteria, door het college van burgemeester en wethouders waar hij als ingezetene is ingeschreven in de basisregistratie personen, een gehandicaptenkaart worden verstrekt.
Op grond van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart (de Regeling) kunnen voor een gehandicaptenparkeerkaart in aanmerking komen bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij – met de gebruikelijke hulpmiddelen – in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan één stuk te voet te overbruggen.
Op grond van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder d, van de Regeling kunnen voor een gehandicaptenparkeerkaart in aanmerking komen bestuurders en passagiers van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, andere dan bedoeld onder a en b, die ten gevolge van een aandoening of gebrek aantoonbare ernstige beperkingen, andere dan loopbeperkingen hebben.
Op grond van de Richtlijn Gehandicaptenparkeerkaart 2022 (de Richtlijn) dient de arts bij de medische beoordeling vast te stellen of de aanvrager in redelijkheid, onbelast, al dan niet met een gebruikelijk hulpmiddel langdurig niet in staat is zich honderd meter aaneengesloten te verplaatsen. Met “in redelijkheid” wordt bedoeld dat het aannemelijk moet zijn dat er sprake is van een duidelijke (loop)beperking die het gevolg is van een medische stoornis. Bij de medische beoordeling moet rekening gehouden worden met de gebruikelijke loophulpmiddelen die men ter beschikking kan hebben. De gebruikelijke loophulpmiddelen zijn bijvoorbeeld: een loopstok, rollator, looprek en (elleboog)krukken.
Uitvoeringsbesluit Parkeren Rotterdam 2025
Artikel 8
1. Het college verleent op aanvraag een stadsbrede vergunning aan de hierna vermelde organisaties, instellingen, functionarissen of personen:
(…)
p. houders van een gehandicaptenparkeerkaart als bedoeld in de Regeling gehandicaptenparkeerkaart, die volgens de BRP woonachtig zijn in Rotterdam en waarbij de aanvrager of diens huisgenoot:
1°. kentekenhouder is van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is aangevraagd;
2°. de aanvrager een motorvoertuig gebruikt van het bedrijf waarbij hij in loondienst is en waarbij het motorvoertuig op naam staat van het bedrijf dan wel sprake is van een leaseovereenkomst op naam van het bedrijf; of
3°. de aanvrager feitelijk gebruiker is van een motorvoertuig dat van een autoverhuurbedrijf is gehuurd of geleased
(.. )
Artikel 16
1.Het college kan een vergunning intrekken indien:
(…)
b. de vergunninghouder niet of niet meer voldoet aan de aanvraagvereisten die aan de vergunning zijn gesteld;
(…)