ECLI:NL:RBROT:2025:12744

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
29 oktober 2025
Zaaknummer
C/10/692892 / HA ZA 25-88
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad door gemeente Rotterdam bij stillegging funderingswerkzaamheden

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 29 oktober 2025 geoordeeld over een geschil tussen een aannemingsbedrijf, aangeduid als [eiser], en de gemeente Rotterdam, aangeduid als de gemeente. De zaak ontstond na een incident op 5 maart 2023, waarbij een zware knal werd gehoord in de buurt van een pand waar [eiser] funderingswerkzaamheden uitvoerde. De gemeente heeft de aannemer gedwongen om de werkzaamheden stil te leggen en extra veiligheidsmaatregelen te nemen, wat leidde tot schade voor [eiser]. De rechtbank oordeelde dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld door deze maatregelen af te dwingen zonder voldoende wettelijke grondslag. De rechtbank concludeerde dat de gemeente aansprakelijk is voor de schade die [eiser] heeft geleden als gevolg van dit handelen. De zaak wordt verwezen naar een schadestaatprocedure om de exacte schadevergoeding vast te stellen. De gemeente is veroordeeld tot betaling van de proceskosten van [eiser].

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam

Team handel en haven
Zaaknummer: C/10/692892 / HA ZA 25-88
Vonnis van 29 oktober 2025
in de zaak van
[eiser],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. F.A. Linssen,
tegen
GEMEENTE ROTTERDAM,
te Rotterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de gemeente,
advocaat: mr. S. de Wit.

1.De kern van de zaak

In 2023 is in de omgeving van een pand aan de [straatnaam] in Rotterdam een zware knal gehoord. Op dat moment liep een project van [eiser] waarbij de fundering van dat pand werd hersteld. Diverse instanties zijn bij dit incident betrokken geraakt, waaronder de gemeente. [eiser] heeft het werk stilgelegd en heeft een stalen korset tegen de voorgevel van het pand aangebracht om te voorkomen dat de gevel zou instorten. Gebleken is dat de voorgevel niet was losgeraakt van de rest van het gebouw. De rechtbank komt tot het oordeel dat de gemeente de door [eiser] getroffen maatregelen feitelijk heeft afgedwongen en dat daarvoor onvoldoende grond bestond, ook als rekening wordt gehouden met de verantwoordelijkheid van de gemeente voor de veiligheid in de publieke ruimte. De gemeente moet daarom de door [eiser] geleden schade vergoeden. Het debat over de precieze hoogte van de schade moet in een andere procedure worden gevoerd.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 10 januari 2025, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de brief van de rechtbank van 26 maart 2025, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- de brief van de rechtbank van 4 juni 2025 met een zittingsagenda;
- de brief van mr. De Wit van 27 juni 2025 met twee aanvullende producties;
- de akte overlegging producties van [eiser] ;
- de mondelinge behandeling van 7 juli 2025;
- de spreekaantekeningen van beide partijen.
2.2.
Aan het slot van de mondelinge behandeling heeft de rechter bepaald dat vonnis wordt gewezen.

3.De feiten

3.1.
[eiser] is een aannemingsbedrijf.
3.2.
[eiser] is in januari 2023 begonnen met herstel van de fundering van de panden aan de [straatnaam] [huisnummer X] / [huisnummer Y] te Rotterdam. Deze panden zijn ruim honderd jaar oud. [eiser] verrichtte deze werkzaamheden op basis van een aannemingsovereenkomst die zij met de eigenaar van de panden had gesloten. De eigenaar had voor de werkzaamheden op 28 februari 2022 een omgevingsvergunning gekregen.
3.3.
De fundering van de panden bevond zich bij aanvang van de werkzaamheden in slechte staat. Dit was geconstateerd bij een onderzoek dat in 2010 door de gemeente was uitgevoerd en ook bij een onderzoek dat de eigenaar in 2021 had laten uitvoeren. In de bovengelegen appartementen was sprake van scheurvorming.
3.4.
In de vroege ochtend van zondag 5 maart 2023 is een harde knal gehoord in of in de buurt van het pand aan de [straatnaam] [huisnummer X] .
3.5.
Na een melding van bewoners zijn verschillende hulpdiensten uitgerukt en ook zijn inspecteurs van de gemeente naar de bouwplaats gegaan. De brandweer heeft “GRIP 1” uitgeroepen (Gecoördineerd Regionale IncidentenbestrijdingsProcedure; de categorie 1 staat voor het niveau van opschaling). Een GRIP-melding is aan de orde als naar het oordeel van de brandweer voor de bestrijding van een incident verschillende hulpverleningsinstanties nodig zijn. Ter plaatse is vervolgens een commandopost ingericht. De appartementen in de panden zijn ontruimd, de weg is afgezet en openbaar vervoer is omgeleid.
3.6.
De bestuurder van [eiser] is door middel van berichten in verschillende media van het incident op de hoogte geraakt. Hij is vervolgens diezelfde zondagochtend ook naar de bouwplaats afgereisd.
3.7.
De bestuurder van [eiser] en inspecteurs van de gemeente hebben de panden betreden. Direct aansluitend aan deze inspectie is tussen de gemeente en [eiser] gesproken over het staken van de werkzaamheden en het nemen van maatregelen om de constructieve veiligheid te waarborgen. Het ging daarbij met name om maatregelen die moesten voorkomen dat de voorgevel van de panden zou instorten.
3.8.
Een “constateringsrapport” van een van de inspecteurs van de gemeente over het incident vermeldt onder andere het volgende:
“De aannemer moet eerst de gevel koppelen aan het casco voor hij verder met werkzaamheden door kan gaan. Een plan wordt ter goedkeuring aangeboden aan BWT [Bouw- en Woningtoezicht van de gemeente; toevoeging rb.].
Als die werkzaamheden goed zijn uitgevoerd. Kan het hek worden verschoven naar de grens van de rijbaan voor de betreffende panden.”
3.9.
In de avond van 5 maart 2023 heeft de constructeur van [eiser] een stempelplan aan de gemeente voor goedkeuring toegezonden. Dit stempelplan was onderdeel van de te nemen maatregelen, die onder meer voorzagen in het aanbrengen van een korset waarmee de voorgevel voor instorten zou worden behoed.
3.10.
De gemeente heeft het stempelplan dezelfde avond goedgekeurd.
3.11.
[eiser] heeft de maatregelen uitgevoerd, waarna de gemeente op 8 maart 2023 toestemming heeft gegeven om de funderingswerkzaamheden te hervatten.
3.12.
[eiser] heeft van het incident melding gemaakt bij haar CAR-verzekeraar. Deze heeft de kwestie laten onderzoeken door onderzoeksbureau Hageman. De onderzoeker heeft de volgende conclusies getrokken, weergegeven voor zover van belang:
“De verbinding tussen de voorgevel en de bouwmuren is vertand uitgevoerd. Mogelijk is door de diagonale scheuren in het metselwerk, de samenhang tussen de bouwmuren en de voorgevel afgenomen. De voorgevel is niet los gescheurd van de bouwmuur, zoals door de gemeente Rotterdam is geconcludeerd. De voorgevel is, zoals gebruikelijk bij dit soort panden, ter hoogte van alle verdiepingsvloeren met strijkbalkankers aan de achtergelegen houten verdiepingsvloeren bevestigd. Vastgesteld is dat de strijkbalkankers op alle verdiepingen aanwezig zijn en dat zij redelijk gelijkmatig zijn verdeeld over de breedte van de voorgevel.
Conclusie
Op basis van de waargenomen strijkbalkankers en de waterpasmetingen van de voorgevel wordt, ondanks dat de samenhang tussen de voorgevel en de bouwmuren mogelijk is afgenomen, geconcludeerd dat er geen reden is om te twijfelen aan de verankering van de gemetselde voorgevel aan de achtergelegen constructie van panden [huisnummer X] en [huisnummer Y] .”
3.13.
De CAR-verzekeraar heeft met verwijzing naar het rapport van Hageman dekking geweigerd.
3.14.
Bij brief van 12 mei 2023 heeft [eiser] de gemeente aansprakelijk gesteld voor de schade die zij heeft geleden als gevolg van de, volgens [eiser] , door de gemeente opgelegde verplichting om de werkzaamheden te staken en extra maatregelen te nemen.
3.15.
Op 4 september 2023 heeft het college van B&W van de gemeente een besluit genomen over de opgelegde “bouwstop” (hierna ook: het primaire besluit). Het besluit luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Op maandagochtend 6 maart 2023 heeft er een incident plaatsgevonden bij uw bouwplaats
aan de [straatnaam] [huisnummer X] en [huisnummer Y] in Rotterdam. Onze toezichthouder heeft namens ons ter
plaatse besloten dat u onmiddellijk maatregelen moet treffen om de onveilige situatie te
beëindigen. In deze brief stellen wij dat besluit op schrift (art. 5:24 lid 3 Algemene wet
bestuursrecht).
Beschrijving Incident
Op 6 maart 2023 om 05.00u kwam er bij de meldkamer van de brandweer een melding binnen
over een knal en stofwolken aan de [straatnaam] [huisnummer X] . Om 06.00u was de gemeentelijke
bouwinspecteur ter plaatse en heeft samen met de brandweer een inspectie uitgevoerd. De
situatie was dusdanig gevaarlijk dat er moest worden opgeschaald en er twee constructeurs
van de gemeente bij zijn gehaald. Ondertussen werd door de Veiligheidsdienst en de
brandweer een GRIP 1 uitgeroepen, wat betekent dat er meerdere disciplines samenwerken
bij de aanpak van het incident. In dat kader hebben de bewoners van de aangrenzende
panden hun woning moeten verlaten, werd de [straatnaam] tussen Henegouwenlaan en
de Duivenvoordestraat afgesloten voor het verkeer en werd de tram omgeleid. Ook werden er
hekken geplaatst en netten gespannen om eventueel vallend puin op te vangen.
De gemeentelijke bouwinspecteur constateerde dat er funderingsherstel werd uitgevoerd in de
panden op nummer [huisnummer X] en [huisnummer Y] . […] Er was deels geheid en deels nog niet. De bestaande dragende muren waren voorzien van inkassingen met stempels. Het casco werd nog gedragen door de oude
bestaande paalfundering.
Na een schouw door de afdeling Bouw en Woningtoezicht werd geconstateerd dat de voorgevel niet meer gekoppeld was aan het casco. In de boven gelegen woningen waren diverse scheuren te zien die dit bevestigden. Het casco zelf was niet instabiel. Daar werden geen scheurvorming of vervormingen aangetroffen die dit deden vermoeden. De voorgevel wel, die was vervormd. Een eigenaar van een naastgelegen pand gaf aan dat hij reeds drie keer zijn winkelruit heeft moeten vervangen. Dat bevestigde het vermoeden dat er ongelijkmatige zakkingen in de voorgevel plaatsvonden.
[…]
Uit de constateringen van de bouwinspecteur bleek dat er een situatie was ontstaan die in
strijd was met het Bouwbesluit en voor een direct gevaar voor de omwonenden en de
omgeving zorgde. De bouwinspecteur heeft daarop mondeling gelast om maatregelen te
nemen om de onveilige situatie zo spoedig mogelijk op te lossen. Die maatregelen bestonden
uit het koppelen van de gevel aan het casco. Een plan daartoe moest vooraf ter goedkeuring
worden voorgelegd aan het Bouw en Woningtoezicht van de gemeente Rotterdam.
In dit besluit leest u hoe wij tot dit besluit zijn gekomen, wat het besluit inhoudt en wat dit voor
u betekent.
Welke regel is overtreden
[…] De geconstateerde situatie was in strijd met artikel 2.6 van het Bouwbesluit.
Hierin staat dat een gebouw gedurende de restlevensduur voldoende bestand moet zijn tegen
de daarop werkende krachten.
[…]
Wat is ons besluit
Last onder bestuursdwang
Onze toezichthouder heeft op 6 maart 2023 namens ons besloten dat u onmiddellijk maatregelen moest treffen om de onveilige situatie en de strijd met het Bouwbesluit te beëindigen door de gevel te koppelen aan het casco. Voorafgaand aan de uitvoering moest een plan worden overlegd aan de afdeling Bouw en Woningtoezicht van de gemeente Rotterdam zodat dit beoordeeld kon worden door een constructeur. Pas na de koppeling van de gevel mocht het heiwerk en het funderingsherstel verder worden uitgevoerd, inclusief het storten van de funderingsvloer.
Dit hebben wij besloten op grond van artikel 125 van de Gemeentewet en artikel 5.17 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 5:24 van de Algemene wet bestuursrecht. Vanwege de spoedeisende situatie hebben wij geen begunstigingstermijn opgelegd en moesten de maatregelen direct worden genomen. Ook hebben wij met inachtneming van artikel 4:1 1 Awb afgezien van het stellen van een zienswijzetermijn.
Indien u de last niet zou uitvoeren dan zou de gemeente dat doen op uw kosten.
Na het opleggen van de last
Na het mondeling opleggen van de last heeft u een plan voor de werkzaamheden aangeleverd bij de inspecteur. Op maandag 6 maart 2023 heeft u het plan doorgenomen met de inspecteur en zijn de eerste balken gemonteerd op de gevel. Op woensdag 8 maart 2023 heeft de bouwinspecteur geconstateerd dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd en is een en ander voorgelegd aan de gemeentelijke constructeur en goedgekeurd. Daarmee heeft u voldaan aan de last. Daarop kon het funderingsherstel conform de daartoe verleende omgevingsvergunning […] worden hervat.
Op schrift stellen besluit
In een situatie van spoedeisende bestuursdwang die van gemeentewege wordt uitgevoerd is het vaak niet mogelijk om direct een besluit op schrift te stellen. Een vergelijkbare situatie deed zich hier voor. De opgelegde last is weliswaar terstond door u uitgevoerd, en niet van gemeentewege. Maar een en ander gebeurde binnen een zeer kort tijdsbestek waarbij de focus lag op het waarborgen van de veiligheid. Bovendien was er sprake van een GRIP-1 situatie waarbij een groot aantal maatregelen werd genomen zoals het ontruimen van woningen, het afsluiten van een deel van de openbare weg en het omleiden van het openbaar vervoer.
Op woensdag 8 maart 2023 hebben wij goedkeuring gegeven aan de uitgevoerde maatregelen (koppelen van de gevel). Daarna kon u verder met het funderingsherstel en storten van de funderingsvloer. Op 30 mei 2023 heeft onze bouwinspecteur u laten weten dat de tijdelijk aangebrachte ondersteuning niet meer nodig is nu het funderingsherstel is uitgevoerd.”
3.16.
[eiser] heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
3.17.
Bij besluit van 12 maart 2024 heeft het College van B&W het primaire besluit ingetrokken. De reden is dat een mondelinge last onder bestuursdwang niet mogelijk is en dat er bij een last onder bestuursdwang altijd een begunstigingstermijn moet worden gegeven. In zeer spoedeisende gevallen kan spoedeisende bestuursdwang worden toegepast, maar in dat geval moet de gemeente de maatregelen zelf hebben genomen en daarvan was hier geen sprake, aldus het besluit tot intrekking.
3.18.
Bij besluit van 24 april 2024 heeft het College van B&W [eiser] vervolgens niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar tegen het primaire besluit, omdat dit besluit vanwege de intrekking niet meer bestond.
3.19.
De gemeente heeft aansprakelijkheid van de hand gewezen.
3.20.
De oorzaak van de knal van 5 maart 2023 is niet komen vast te staan.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert, samengevat, het volgende:
1. een verklaring voor recht dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] door haar te sommeren de werkzaamheden te staken en maatregelen te treffen en dat de gemeente verplicht is daardoor geleden schade aan [eiser] te vergoeden,
2 veroordeling van de gemeente tot betaling aan [eiser] van de tot op de dag van de dagvaarding geleden schade, voorlopig begroot op € 133.301,15, te vermeerderen met de wettelijke rente,
3 veroordeling van de gemeente tot betaling aan [eiser] van € 2.387,00 in verband met buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met wettelijke rente,
4 veroordeling van de gemeente in de proceskosten,
en, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraadverklaring van het vonnis.
4.2.
De gemeente voert verweer. De gemeente concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiser] , bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.

5.De beoordeling

de standpunten van partijen
5.1.
De vordering is gebaseerd op onrechtmatige daad. Volgens [eiser] heeft de gemeente onrechtmatig gehandeld door handhavend op te treden, terwijl daarvoor geen wettelijke grondslag bestond. Van rechtsgeldige bestuursdwang was immers geen sprake. Bovendien bestond er helemaal geen noodzaak voor het treffen van de maatregelen die de gemeente van [eiser] heeft geëist. De feitelijk afgedwongen maatregelen waren dus overbodig. Dit is onrechtmatig en de gemeente moet de als gevolg daarvan geleden schade vergoeden, aldus [eiser] .
5.2.
De gemeente is het hier niet mee eens. Zij stelt zich op het standpunt dat van afgedwongen maatregelen geen sprake is geweest. [eiser] heeft zelf na overleg met de gemeente besloten om maatregelen te treffen. Voor dat overleg bestond in de visie van de gemeente op dat moment alle aanleiding, omdat met de kennis van dat moment bepaald niet kon worden uitgesloten dat de voorgevel van de achterliggende constructie was losgekomen, met alle risico’s van dien voor bewoners en voorbijgangers. De gemeente heeft dus niet onrechtmatig gehandeld.
de gemeente heeft feitelijk handhavend opgetreden
5.3.
Partijen verschillen van mening hoe het handelen van de gemeente op en na 5 maart 2023 moet worden geduid. De gemeente spreekt van “goed overleg” tussen haar inspecteurs en [eiser] , op grond waarvan [eiser] zelf de beslissing heeft genomen om de werkzaamheden tijdelijk stil te leggen en maatregelen te nemen. [eiser] bestrijdt die lezing. Volgens haar was er geen enkele keuzevrijheid en moest [eiser] de maatregelen nemen, anders zou de gemeente nog veel verstrekkendere maatregelen treffen op kosten van [eiser] .
5.4.
De rechtbank is van oordeel dat [eiser] gelijk heeft: feitelijk had [eiser] geen keuzevrijheid om al dan niet maatregelen te treffen. In feitelijk opzicht heeft de gemeente dus handhavend opgetreden. De rechtbank licht dit oordeel als volgt toe.
5.5.
Van cruciaal belang zijn de verschillende uitlatingen en gedragingen van de gemeente zelf. Een van de aanwezige inspecteurs heeft in zijn rapport van het incident opgenomen dat [eiser] eerst de gevel aan het casco “moet” koppelen “voor hij met de werkzaamheden door kan gaan.” De gekozen bewoordingen laten weinig ruimte voor twijfel en bevestigen de lezing van [eiser] : de gemeente vond het noodzakelijk dat maatregelen werden getroffen, zonder welke [eiser] de werkzaamheden niet mocht hervatten. Dit beeld wordt bevestigd door de inhoud van het primaire besluit. In dat besluit staat met zoveel woorden dat [eiser] “onmiddellijk” maatregelen moest nemen om de onveilige situatie te herstellen, dat de inspecteur heeft “gelast” die maatregelen te treffen en dat een plan daartoe “vooraf ter goedkeuring” moest worden voorgelegd aan de gemeente. Verder beschrijft het besluit dat [eiser] verder kon met de werkzaamheden nadat was gebleken dat zij de vooraf goedgekeurde maatregelen had uitgevoerd. Dat dit primaire besluit later door de gemeente is ingetrokken, is in dit verband niet van belang. Dat doet immers niet af aan de feitelijke beschrijving van wat (de inspecteurs namens) de gemeente hebben gezegd en gedaan. De rechtbank wijst erop dat het primaire besluit dateert van 4 september 2023, dat wil zeggen zes maanden na het voorval. Kennelijk zag de gemeente ook na zo lange tijd geen aanleiding om de feitelijke gedragingen van de inspecteurs in andere bewoordingen te beschrijven dan kort na het incident in het constateringsrapport. Anders dan de gemeente tijdens de zitting heeft aangevoerd, gaat het hier niet om louter juridische kwalificaties die als gevolg van de intrekking niet meer relevant zijn.
5.6.
Verder is van belang dat de gemeente kennelijk van mening was dat zij zeggenschap had over de te treffen maatregelen en de uitvoering daarvan. [eiser] diende de voorgenomen maatregelen immers vooraf ter goedkeuring voor te leggen en met de uitvoering daarvan heeft de gemeente zich nadrukkelijk bemoeid. Zij heeft beoordeeld wanneer de openbare weg weer (gedeeltelijk) kon worden opengesteld, wanneer [eiser] de werkzaamheden aan de fundering mocht hervatten en wanneer de bewoners van de bovengelegen appartementen weer naar hun woningen konden terugkeren.
5.7.
Zowel de beschrijving van de feitelijke gedragingen van de inspecteurs als de vergaande bemoeienis met de door [eiser] te nemen maatregelen, waartoe de gemeente zich kennelijk bevoegd achtte, valt niet te rijmen met de opvatting van de gemeente dat van enige dwang geen sprake was en dat de maatregelen slechts het gevolg waren van “goed overleg” met [eiser] .
5.8.
Het voorgaande laat redelijkerwijs geen andere conclusie toe dan dat [eiser] zich moest voegen naar de eisen van de gemeente. Van enige keuzevrijheid was geen sprake. De gemeente heeft feitelijk handhaving afgedwongen.
de gemeente heeft onrechtmatig gehandeld
5.9.
Voor het handelen van de gemeente kan zij niet terugvallen op een wettelijke grondslag. Van rechtsgeldige bestuursdwang is immers geen sprake. Het feitelijk afdwingen van het nemen van (kostbare) maatregelen zonder dat daarvoor een wettelijke grondslag bestaat, is naar het oordeel van de rechtbank in beginsel in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt en dus onrechtmatig (artikel 6:162 lid 2 BW).
5.10.
De gemeente wijst op de bijzondere omstandigheden van de dag van het incident. Als gevolg van de harde knal was grote consternatie ontstaan. De knal in combinatie met het feit dat in de panden funderingswerkzaamheden werden uitgevoerd, maakt dat het logisch is dat de gemeente bevreesd was voor instortingsgevaar. Bij de rondgang door de panden in aanwezigheid van de bestuurder van [eiser] is de twijfel over de stabiliteit van de voorgevel niet weggenomen. De ankers (van de voorgevel aan de achterliggende constructie) boven de eerste verdiepingsvloer waren niet zichtbaar. Er waren ook geen trillingsmeters aanwezig. Het pand had op verschillende plekken grote scheuren, waaronder een spleet tussen de vloer en de voorgevel, waarvan op dat moment onbekend was in hoeverre die al aanwezig waren voor de aanvang van de werkzaamheden of daardoor zijn verergerd, omdat [eiser] geen nulmeting of monitoringsplan had verstrekt. Tijd voor uitvoerig onderzoek was er op dat moment niet en [eiser] heeft niet geprotesteerd tegen de conclusie van de inspecteur dat de voorgevel was losgekomen.
5.11.
De rechtbank begrijpt dit betoog van de gemeente zo dat zij meent dat er een rechtvaardigingsgrond voor haar handelen bestond. In de gegeven omstandigheden was het in de visie van de gemeente gerechtvaardigd om van [eiser] te verlangen dat zij maatregelen zou nemen, mede gelet op de verantwoordelijkheid van de gemeente voor de veiligheid van derden. Deze rechtvaardiging neemt de onrechtmatigheid van het handelen van de gemeente volgens haar weg.
5.12.
De rechtbank volgt de gemeente niet in dit betoog. Handelen in het algemeen belang levert als zodanig geen rechtvaardigingsgrond op. Het is op zichzelf denkbaar dat in voorkomend geval de situatie ter plaatse zo urgent is dat onvermijdelijk is dat bepaalde maatregelen worden genomen. In een dergelijk geval zou het feitelijk afdwingen daarvan door de gemeente, mede gelet op haar verantwoordelijkheid in het publieke domein, gerechtvaardigd kunnen zijn. In dit specifieke geval is echter niet gebleken dat de situatie dermate urgent was dat de gemeente redelijkerwijs kon volstaan met het summiere onderzoek dat op de zondagochtend van 5 maart 2023 is uitgevoerd.
5.13.
Uit het onderzoek van Hageman is gebleken dat, anders dan de gemeente meende, de voorgevel
nietis losgeraakt van de achterliggende constructie. De andersluidende constatering van de inspecteurs, zoals die blijkt uit het primaire besluit, was dus feitelijk onjuist. Juist is dat Hageman niet onder de tijdsdruk stond die op 5 maart 2023 aan de orde was (of in elk geval werd ervaren), maar niet gesteld of gebleken is dat de waarnemingen die Hageman heeft gedaan niet ook al op of zeer kort na 5 maart 2023 gedaan hadden kunnen worden. Dit geldt uiteraard voor de ankers op de onderste verdiepingsvloer, omdat die direct met het blote oog zichtbaar waren, maar voor de hoger gelegen verdiepingen is dit niet anders. Daarvoor was immers niet meer nodig dan het boren van inspectiegaten. Verder heeft Hageman met waterpasmetingen geconstateerd dat de voorgevel vrijwel loodrecht stond. Dit is een waarneming die ook direct op 5 maart 2023 had kunnen worden gedaan. Dat er in het pand veel scheuren aanwezig waren, zegt in dit geval niet veel. Niet ter discussie staat dat in het pand al scheuren zaten vóór het begin van de werkzaamheden van [eiser] en de bestuurder van [eiser] heeft onbetwist verklaard dat hij tijdens de rondgang in het gebouw met de inspecteurs geen noemenswaardige verschillen zag met de vrijdag ervoor, dus ruim een dag vóór de knal.
5.14.
De gemeente heeft gesteld dat [eiser] niet heeft geprotesteerd tegen de conclusie dat de voorgevel los geraakt was van de achterliggende constructie. Voor zover zij daarmee bedoelt te betogen dat het de gemeente niet kan worden aangerekend dat er op 5 maart 2023 niet een iets uitvoeriger onderzoek heeft plaatsgevonden, verwerpt de rechtbank dat standpunt. De situatie op de ochtend van het incident is door (de bestuurder van) [eiser] onbetwist als overweldigend ervaren. Dat hij wellicht op dat moment niet stevig stelling heeft genomen tegen de door de gemeente getrokken conclusies, ontsloeg de gemeente niet van de verplichting om – voor zover in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs haalbaar – deugdelijk onderzoek te doen alvorens drastische maatregelen af te dwingen. [eiser] heeft concreet gesteld dat zij (in een persbericht en tijdens een bijeenkomst met bewoners en vertegenwoordigers van de gemeente) zeer kort na het incident heeft laten weten het niet eens te zijn met de door de gemeente getrokken conclusies over de staat van de voorgevel. Het ligt dus alleszins in de rede om aan te nemen dat [eiser] ditzelfde zou hebben gezegd als haar daar op de dag van het incident ruimte voor zou zijn gegeven.
5.15.
Verder verwerpt de rechtbank het (impliciet aan [eiser] gemaakte) verwijt dat zij geen nulmeting had verstrekt, zodat de inspecteurs de ernst van de scheuren in het pand niet konden beoordelen. [eiser] heeft onbetwist gesteld dat een dergelijke nulmeting voorafgaande aan de werkzaamheden wel degelijk was opgemaakt en dat zij die desgevraagd ook direct had kunnen verstrekken (zoals zij overigens ook drie dagen na het incident aan Hageman heeft gedaan ten behoeve van diens onderzoek). Het had, gelet op het feit dat zij van [eiser] (kostbare) maatregelen verlangde, op de weg van de gemeente gelegen om [eiser] uitdrukkelijk om een nulmeting te vragen. De gemeente heeft niet gesteld dat zij dit aan [eiser] heeft gevraagd.
5.16.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de gemeente, hoezeer ook voorstelbaar is dat zij zich uit hoofde van haar publieke functie geroepen voelde om actie te ondernemen, zich in de gegeven omstandigheden niet kan beroepen op een rechtvaardigingsgrond voor het feitelijk afdwingen van (kostbare) maatregelen. Dat de gemeente het vanwege haar publieke verantwoordelijkheid mogelijk nodig vond om het zekere voor het onzekere te nemen, rechtvaardigt niet dat de rekening daarvoor eenzijdig bij [eiser] wordt gelegd.
5.17.
Partijen hebben veel gediscussieerd over de vraag of in de panden een trillingsmeter hing en, zo ja, wat uit de gegevens daarvan kan worden afgeleid. Uit het bovenstaande volgt dat die vraag niet van belang is voor het oordeel over onrechtmatigheid van het handelen van de gemeente.
de gemeente is schadeplichtig
5.18.
Het onrechtmatig handelen moet aan de gemeente worden toegerekend. De gemeente is dus verplicht de als gevolg van dit handelen door [eiser] geleden schade te vergoeden.
5.19.
Het is aannemelijk dat [eiser] schade heeft geleden. De rechtbank zal in dit vonnis de schade niet begroten, maar partijen voor een debat over de schade verwijzen naar de schadestaatprocedure. Dit is zo ook besproken tijdens de mondelinge behandeling. De reden hiervoor is tweeledig. In de eerste plaats heeft [eiser] de schade slechts summier onderbouwd, namelijk door middel van een overzicht van uren en materiaal zonder enige onderbouwing. In de tweede plaats staat volgens [eiser] zelf de schade op dit moment nog niet vast, omdat er nog altijd claims binnenkomen van omwonenden en andere derden die van de afzettingen en andere maatregelen hinder hebben ondervonden. De schadestaatprocedure geeft partijen (zo nodig) ruimte om het debat hierover in volle omvang te voeren. Wel overweegt de rechtbank met het oog op dat debat alvast het volgende.
5.20.
De schade bestaat volgens [eiser] voor het grootste deel uit de kosten gemoeid met het aanbrengen en later weer verwijderen van het korset. Dit korset, waarmee de voorgevel werd vastgezet, betreft de door de gemeente verlangde noodvoorziening. In beginsel is daarmee het causaal verband tussen het onrechtmatige handelen van de gemeente en deze schadepost gegeven. De gemeente heeft echter aangevoerd dat [eiser] deze maatregelen ook zonder het handelen van de gemeente zou hebben getroffen. Bij conclusie van antwoord heeft de gemeente gesteld dat zij dit van de eigenaar van de panden had gehoord. Die stelling heeft de gemeente niet onderbouwd of geconcretiseerd. Tijdens de zitting heeft de gemeente verklaard dat de staat van het pand zo slecht was dat [eiser] een korset sowieso zou hebben moeten plaatsen, waarbij zij heeft verwezen naar een pand in de buurt waar op dat moment ook een dergelijk korset was geplaatst. [eiser] heeft betwist dat zij hoe dan ook een korset zou hebben geplaatst en zij heeft in dat kader concreet gewezen op de verschillen tussen dit pand en het door de gemeente bedoelde pand in de buurt. Hierop heeft de gemeente niet concreet gereageerd. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat de gemeente haar betwisting van het gestelde causaal verband onvoldoende heeft onderbouwd.
5.21.
Als vaststaand moet dus worden aangenomen dat [eiser] zonder het onrechtmatige handelen van de gemeente geen korset zou hebben geplaatst, zodat de daarmee gemoeide kosten moeten worden beschouwd als schade die de gemeente moet vergoeden.
5.22.
In de schadeopstelling van [eiser] zijn ook kosten betrokken gemoeid met de inzet van medewerkers op de dag van het incident. Naar het oordeel van de rechtbank komen die kosten niet voor vergoeding in aanmerking voor zover zij betrekking hebben op de reis naar de plek van het incident en het overleg aldaar met de gemeente en andere instanties. Gelet op de ontstane commotie na de knal, was die tijdbesteding immers ook nodig geweest als de gemeente vervolgens geen maatregelen zou hebben afgedwongen. Deze kosten komen dus niet voor vergoeding in aanmerking. Anders ligt dit voor de kosten die specifiek kunnen worden toegerekend aan het voorbereiden van de door de gemeente verlangde maatregelen, zoals het maken van een stempelplan voor het korset.
kosten
5.23.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen, omdat [eiser] niet heeft gesteld dat dergelijke kosten zijn gemaakt.
5.24.
De gemeente krijgt grotendeels ongelijk en moet daarom de proceskosten van [eiser] vergoeden. Het salaris van de advocaat wordt begroot op basis van het tarief IV van het liquidatietarief, omdat aannemelijk is dat dit tarief ten minste past bij het werkelijke belang van de zaak. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
122,35
- griffierecht
6.861,00
- salaris advocaat
2.428,00
(2 punten × € 1.214,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
9.589,35

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
verklaart voor recht (i) dat de gemeente jegens [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld door op 5 maart 2023 feitelijk af te dwingen de werkzaamheden te staken en maatregelen te treffen om de voorgevel aan de achterliggende constructie vast te maken en (2) dat de gemeente verplicht is de als gevolg daarvan door [eiser] geleden schade te vergoeden;
6.2.
veroordeelt de gemeente tot vergoeding van deze schade, nader op te maken bij staat;
6.3.
veroordeelt de gemeente in de proceskosten van [eiser] van € 9.589,35, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als de gemeente niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
6.4.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2025.
1980/3726