Op 2 oktober 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1994, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot doodslag, zware mishandeling, bedreiging, wapenbezit en bezit van verdovende middelen. De officier van justitie, mr. T.M. Rethmeier, eiste vrijspraak voor de meeste tenlastegelegde feiten, met uitzondering van één feit waarvoor hij een gevangenisstraf van vijf maanden vroeg. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de feiten 1, 2, 3 en 5, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de wetenschap en beschikkingsmacht van de verdachte over het wapen dat in beslag was genomen. De rechtbank heeft ook beslist dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering, omdat de verdachte is vrijgesproken van het feit waar de vordering op was gebaseerd. De in beslag genomen telefoons zijn teruggegeven aan de verdachte. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. P.C. Tuinenburg als voorzitter.