ECLI:NL:RBROT:2025:12762

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2025
Publicatiedatum
30 oktober 2025
Zaaknummer
10/054677-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor witwassen, veroordeling voor wapen- en drugsmisdrijven met taakstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 oktober 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1993. De verdachte werd beschuldigd van witwassen, wapenbezit en het voorhanden hebben van verdovende middelen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde witwassen, omdat het bewijs hiervoor niet wettig en overtuigend was. Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan het bezit van een vuurwapen en een aanzienlijke hoeveelheid heroïne en cocaïne. De rechtbank oordeelde dat het DNA van de verdachte op cruciale plekken van het vuurwapen en de heroïne was aangetroffen, wat voldoende bewijs opleverde voor de bewezenverklaring van deze feiten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, maar de rechtbank besloot tot een taakstraf van 240 uren, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De rechtbank gelastte ook de bewaring van in beslag genomen geldbedragen, aangezien deze niet aan de verdachte toebehoorden. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/054677-22
Datum uitspraak: 16 oktober 2025
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
raadsman mr. L. de Leon, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 oktober 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.M. Rethmeier heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 en 3 ten laste gelegde, nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte in juridische zin het vuurwapen en de verdovende middelen voorhanden heeft gehad. Dat het DNA van de verdachte is aangetroffen op de binnenzijde van de loop van het vuurwapen en de knopen van de zakken waar de verdovende middelen inzaten, maakt dit niet anders, nu dit evenmin iets zegt over de beschikkingsmacht dan wel de wetenschap van de verdachte.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de in de woning aangetroffen cocaïne niet kan worden vastgesteld dat de verdachte wist dat deze verdovende middelen in de woning aanwezig waren. Dat de verdachte – gelijktijdig met zijn toenmalige echtgenote – is aangehouden in de woning waar de cocaïne is aangetroffen, is daarvoor onvoldoende. Immers valt uit het dossier af te leiden dat naast de verdachte ook anderen gebruik maakten van de woning.
Dit ligt echter anders ten aanzien van de aangetroffen zakjes met heroïne en het vuurwapen. Op de knopen van de zakjes met heroïne en op de binnenzijde van de loop van het wapen is het DNA van de verdachte aangetroffen. Dit zijn zeer specifieke plekken. De uitleg van de verdachte dat de woning een rommel was, hij heeft opgeruimd en dat hij toen mogelijk wat heeft aangeraakt acht de rechtbank geen aannemelijke verklaring voor het aantreffen van dit DNA op deze specifieke plekken. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de verdachte zowel de beschikkingsmacht alsook wetenschap heeft gehad dat de heroïne en het wapen in de woning waren. Dit deel van de tenlastelegging acht de rechtbank dan ook bewezen. Daarbij is sprake van medeplegen.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is het onder 2 en 3 ten laste gelegde
4.3.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij op
of omstreeks23 februari 2021 te Schiedam,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,een vuurwapen als bedoeld in de zin van artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet,
- van het merk/type Zoraki 906, kaliber .32 mm, en
/of
- daarbij voor dat wapen geschikte munitie,
voorhanden heeft gehad;
3.
hij op
of omstreeks23 februari 2021 te Schiedam, tezamen en in vereniging met
(een
)ander
(en),
althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/ of bewerkt en/ of verwerkt, in elk gevalopzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 433,1 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of
-
een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer4970,2 gram
heroïne, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende heroïne,
zijnde
cocaïne en/ofheroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

2. Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot vuurwapen van categorie III,

en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;

3. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid heroïne en een vuurwapen. Harddrugs zijn voor de gezondheid van gebruikers daarvan zeer schadelijke stoffen. Het gebruik van deze middelen is ook bezwarend voor de samenleving, onder andere vanwege de met de verdere verspreiding van harddrugs gepaard gaande criminaliteit.
Daarnaast brengt het ongecontroleerd wapenbezit naast gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving ook mee dat de drempel om zo’n wapen te gebruiken wordt verlaagd. Tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens wordt daarom streng opgetreden.
De rechtbank rekent de verdachte deze feiten aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 juli 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Er moet echter ook worden meegewogen dat de redelijke termijn waarbinnen de verdachte zou moeten zijn berecht fors is overschreden. Verder zijn de persoonlijke omstandigheden van verdachte in positieve zin gewijzigd. Hij heeft nu werk en een inkomen. Dit alles zou hij verliezen als een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. De rechtbank zal daarom afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en aan de verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 240 uren opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de in beslag genomen geldbedragen in bewaring moeten worden gehouden, nu het geld niet aan de verdachte toebehoort en thans geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd.
8.3.
Beoordeling
Ten aanzien van het de beslag genomen geldbedragen zal de bewaring worden gelast ten behoeve van de rechthebbende, nu thans geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
222 (tweehonderdtweeëntwintig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
111 (honderdelf) dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
1. 14085 EUR ibg dd 23-02-2021 14.085,00
(Omschrijving: [proces-verbaalnummer 1])
2. 5 EUR ibg dd 01-07-2021 5,00
(Omschrijving: [proces-verbaalnummer 2]);
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.P.J. Schoonen, voorzitter,
en mrs. L. Feraaune en P.C. Tuinenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 23 februari 2021 te Schiedam,
tezamen en in vereniging met (een) of meer ander(en), althans alleen, een of meer
voorwerp(en), te weten
- een geldbedrag van (in totaal) 14.090 EUR, en/of
- een geldbedrag van (in totaal) 1.333.95 EUR,
in elk geval enig (aanzienlijk) geldbedrag,
heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of
hiervan gebruik gemaakt,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en), althans redelijkerwijs
had(den) kunnen vermoeden, dat dat/die voorwerp(en)
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
(art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 23 februari 2021 te Schiedam,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een vuurwapen als
bedoeld in de zin van artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van de Wet Wapens en
Munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet,
- van het merk/type Zoraki 906, kaliber .32 mm, en/of
- daarbij voor dat wapen geschikte munitie,
voorhanden heeft gehad;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
3
hij op of omstreeks 23 februari 2021 te Schiedam,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk heeft
bereid en/ of bewerkt en/ of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 433,1 gram cocaïne, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of
- een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 4970,2 gram heroïne, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne,
zijnde cocaïne en/of heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
(art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht)