ECLI:NL:RBROT:2025:12805

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2025
Publicatiedatum
31 oktober 2025
Zaaknummer
10.044611.22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zedenzaak: Veroordeling internist voor aanranding van drie coassistenten en het maken van seksuele afbeeldingen van hen, alsmede voor het plegen van ontucht met een patiënt.

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 oktober 2025 uitspraak gedaan in een zedenzaak tegen een internist, die beschuldigd werd van het aanranding van drie coassistenten en het maken van seksuele afbeeldingen van hen, alsook van ontucht met een patiënt. De verdachte, geboren in 1968, was werkzaam in het Maasstad Ziekenhuis en had een opleidingsrelatie met de coassistenten. Tijdens een echo-oefening op 12 november 2021 heeft hij de coassistenten onterecht betast en gefilmd, terwijl zij zich in een kwetsbare positie bevonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn machtspositie en dat zijn handelingen seksueel van aard waren, in strijd met de sociaal-ethische norm. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, een taakstraf van 240 uur en een beroepsverbod van vijf jaar. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die schade hebben geleden door de handelingen van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10.044611.22
Datum uitspraak: 31 oktober 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
raadsman mr. R.J.H. Titahena, advocaat te Leeuwarden.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2025

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officieren van justitie mrs. R. van Loon en D.P.L. ter Laak hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met aangeefsters [aangeefster 1] , [aangeefster 2], [aangeefster 3], [aangeefster 4] en [aangeefster 5] (hierna respectievelijk: [aangeefster 1], [aangeefster 2], [aangeefster 3], [aangeefster 4] en [aangeefster 5]);
  • oplegging aan de verdachte van een verbod tot het uitoefenen van het beroep van arts of een ander medisch of paramedisch beroep voor de duur van 5 jaar.

4.Bewijs

4.1.
Bewijswaardering feiten 1 tot en met 4
4.1.1.
Inleiding
In het najaar van 2021 waren [aangeefster 1], [aangeefster 2] en [aangeefster 3] werkzaam in het Maasstad Ziekenhuis Rotterdam als coassistent in het kader van hun studie geneeskunde. De verdachte is arts en sinds 2003 in die hoedanigheid aan dit ziekenhuis verbonden. In het najaar van 2021 was de verdachte in het ziekenhuis werkzaam als internist. Op 12 november 2021 hadden [aangeefster 1], [aangeefster 2] en [aangeefster 3] met de verdachte afgesproken om bij hem een les echografie te volgen. De coassistenten hebben de verdachte die dag ontmoet in zijn spreekkamer. Om beurten hebben de coassistenten de rol van patiënt op zich genomen door ontkleed op de behandeltafel te gaan liggen, zodat de andere coassistenten en de verdachte op hen een echo konden uitvoeren met een echoapparaat. Op het moment dat de coassistenten als patiënt figureerden hadden zij zich ontkleed tot aan hun string en bedekten zij met handdoeken hun schaamstreek en borsten. Na de lunchpauze vond een examen (op tijd) plaats waarbij de verdachte met zijn mobiele telefoon rondliep, terwijl de videofunctie van die telefoon aanstond en [aangeefster 1] en [aangeefster 2] om beurten, wederom ontkleed tot aan hun string, op de behandeltafel lagen. De drie coassistenten hebben aangifte gedaan van aanranding en heimelijk filmen.
4.1.2.
Verweer verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde omdat de handelingen die de verdachte heeft verricht niet zijn te kwalificeren als betasten, nu de verdachte enkel met het echoapparaat de schaamstreek van de coassistenten heeft aangeraakt. Dan wel omdat er geen sprake was handelingen seksueel van aard, in strijd met de sociaal-ethische norm, nu de handelingen zijn verricht in het kader van onderwijs. Indien er wel sprake is geweest van ontuchtig handelen dan kan het opzet van de verdachte hierop niet worden vastgesteld.
Met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde heeft de verdediging aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte een seksuele afbeelding heeft vervaardigd omdat onbekend is wat op de videobeelden zichtbaar is geweest. Als er wel sprake is van een seksuele afbeelding, ontbreekt op dit punt ook de opzet van de verdachte.
4.1.3.
Beoordeling
De verklaringen van de coassistenten staan op cruciale onderdelen lijnrecht tegenover de verklaring van de verdachte. Omdat niemand anders dan de verdachte en de coassistenten bij de verweten handelingen aanwezig is geweest, zijn hun verklaringen de belangrijkste bewijsmiddelen. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [aangeefster 1], [aangeefster 2] en [aangeefster 3] bij de politie consistent en gedetailleerd zijn. Deze verklaringen komen op hoofdlijnen met elkaar overeen en ondersteunen elkaar op wezenlijke onderdelen. De rechtbank heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen en neemt deze als uitgangspunt.
Ontuchtige handelingen zijn handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. De verdachte heeft ontkend de verweten handelingen te hebben verricht. De ontkenning van de verdachte vindt zijn weerlegging in de verklaringen van de aangeefsters.
De handelingen waar het hier om gaat, zijn het vastpakken en/of verplaatsen van de string van de coassistenten. Bij [aangeefster 3] heeft de verdachte ook op haar borst gedrukt. Daarnaast heeft de verdachte bij [aangeefster 3] de schaamstreek betast. Dat is niet gebleken ten aanzien van [aangeefster 1] en [aangeefster 2]. [aangeefster 1] heeft verklaard dat de verdachte met zijn hand dichtbij haar vagina is gekomen, erlangs is gegaan en dat zij zijn hand op haar schaamhaar voelde. Van het daadwerkelijk betasten - in de zin van: welbewust aanraken - van haar schaamstreek is daarmee evenwel geen sprake geweest.
De rechtbank zal aan de hand van de omstandigheden van het geval beoordelen of deze handelingen seksueel van aard en in strijd met de sociaal-ethische norm zijn. Als uitgangspunt geldt daarbij dat tussen de verdachte en de coassistenten sprake was van een ongelijkwaardige verhouding op meerdere vlakken:
- de verdachte was een gerespecteerd internist in het ziekenhuis die ook bij de coassistenten aanzien genoot, terwijl de coassistenten op dat moment hun coschappen in het ziekenhuis liepen. In de woorden van een van hen: “de coassistent is de laagste in de rangorde”. Het Centraal Tuchtcollege heeft in dit kader overwogen dat de coassistenten in een hiërarchische verhouding tot de verdachte stonden;
- er was sprake van een opleidingsrelatie; de verdachte was, zoals hij heeft verklaard, wellicht niet de (officiële) opleider van de coassistenten, maar hij had de dag ervoor het cijfer voor het coschap aan een van hen medegedeeld en het eindgesprek met haar gevoerd. Ook bracht zijn positie als specialist binnen de afdeling interne geneeskunde met zich dat hij als supervisor bij de opleiding betrokken was. Daarnaast had hij de coassistenten eerder les gegeven en ook de verweten handelingen vonden plaats in het bestek van het opleiden;
- tot slot was er een aanzienlijk leeftijdsverschil tussen de verdachte (toen 53 jaar oud) en de coassistenten, die toen 22, 24 en 24 jaar oud waren.
Uit deze feitelijke verhoudingen volgt dat de coassistenten zich in een afhankelijke positie bevonden en dat de verdachte overwicht op hen had. Daar komt bij dat de coassistenten zich ten tijde van de verweten handelingen in een kwetsbare positie bevonden; zij lagen immers ontkleed op de behandeltafel. Zij hadden weliswaar een handdoek om de schaamstreek en borsten te bedekken, maar de verdachte heeft steeds die handdoek verplaatst of weggetrokken zodat de schaamstreek en bij [aangeefster 3] ook de borst, bloot kwam te liggen op het moment van de verweten handelingen.
Voorts is van belang dat de coassistenten pas bij aanvang van de les door de verdachte ervan op de hoogte werden gesteld dat zij ook zouden oefenen met het maken van een echo in de liezen. Zij verkeerden eerder in de veronderstelling alleen de echo-fast oefening te gaan doen, die plaats zou vinden in/op de buik. Zij waren er niet op voorbereid dat zij zich tijdens de les tot op hun slip moesten ontkleden en hadden, in hun eigen woorden, als zij dit wel hadden geweten geen string maar een ‘oma-onderbroek’ aangedaan.
Tijdens het echoën door de verdachte heeft hij bij ieder van de coassistenten zonder iets te zeggen hun string vastgepakt en verplaatst door de string opzij te trekken. Daardoor kwam de vagina of een schaamlip van de coassistenten bloot te liggen. Bij [aangeefster 3] heeft hij ook zijn hand op haar schaamstreek stilgehouden en heeft hij met het echoapparaat (hard) op haar borst gedrukt. Ook deze handelingen heeft de verdachte steeds verricht zonder te melden of aan te kondigen dat hij dit zou gaan doen. De handelingen zijn door de verdachte dus onverhoeds verricht.
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg heeft geoordeeld dat het verschuiven van het ondergoed en, bij [aangeefster 3], het aanraken van de schaamstreek onnodig was voor de medische handelingen die werden verricht/onderwezen. Door wel zo te handelen heeft de verdachte volgens het Centraal Tuchtcollege, misbruik gemaakt van zijn machtspositie ten aanzien van de coassistenten.
Uit dit alles volgt dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van het uit de feitelijke verhoudingen en overige omstandigheden voortvloeiende overwicht dat de verdachte had. Daarbij is ook van belang dat de verdachte steeds tegen de coassistenten zei dat zij hun benen naar buiten moesten doen en dat hij hun benen ook in die positie bewoog, wat erin resulteerde dat zij met hun benen gespreid lagen op het moment van de verweten handelingen. Dit terwijl het spreiden van de benen volgens het Centraal Tuchtcollege eveneens onnodig was.
De verdachte heeft met dit alles onmiskenbaar een seksuele intentie gehad. Die intentie leidt de rechtbank af uit de omstandigheid dat de verweten handelingen, maar ook het spreiden van de benen, medisch gezien onnodig waren, zodat de handelingen de verdachte niet beroepsmatig konden zijn ingegeven. Gelet op de aard van de handelingen en de plaatsen op het lichaam van de jonge vrouwen waar deze plaatsvonden (schaamstreek en borst), kan het niet anders zijn dan dat de handelingen zijn gedaan met een seksuele bedoeling. Bevestiging van die seksuele intentie ziet de rechtbank in de omstandigheid dat de verdachte bij alle drie de coassistenten en dus meerdere keren tijdens die ene les, achter het gordijn kwam waar zij zich konden aankleden. De coassistenten stonden op die momenten ontkleed achter het gordijn en de redenen die de verdachte aan hen noemde om bij hen achter het gordijn te moeten komen waren nauwelijks geloofwaardig. De verdachte kwam hen vragen naar het aantal (vuile) handdoeken in de spreekkamer. Iets dat hij eenvoudig had kunnen doen zonder achter het gordijn te komen.
Aldus is sprake geweest van handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. De afhankelijke en kwetsbare situatie waarin de coassistenten zich bevonden, brengt met zich dat zij zich naar redelijke verwachting niet tegen die handelingen hebben kunnen verzetten. Door het onverhoedse karakter van de handelingen werden de coassistenten bovendien overvallen door het handelen van de verdachte en werd mogelijk verzet daartegen voorkomen. De verdachte heeft daarmee opzettelijk veroorzaakt dat [aangeefster 1], [aangeefster 2] en [aangeefster 3] de handelingen tegen hun wil hebben ondergaan, zodat sprake is geweest van dwang in de zin van de wet.
Met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde blijkt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte tijdens het echo-examen de videofunctie van zijn mobiele telefoon heeft aangezet. Coassistenten [aangeefster 2] en [aangeefster 1] lagen op dat moment om beurten op de behandeltafel. De verdachte liep beide keren met zijn mobiele telefoon in zijn hand rondom de behandeltafel en stond beide keren op een geven moment bij het voeteneinde. De telefoon was op die momenten op [aangeefster 2] en [aangeefster 1] gericht terwijl zij, behoudens een string, met hun benen wijd bloot op de behandeltafel lagen. Zij hadden er niet mee ingestemd dat de verdachte hen zou filmen of fotograferen.
Op grond van deze feiten en omstandigheden wordt vastgesteld dat coassistenten [aangeefster 2] en [aangeefster 1] door de verdachte met de camera van zijn telefoon in beeld zijn gebracht en gefilmd en dat door de verdachte dus een seksuele afbeelding van hen is vervaardigd, zonder dat zij daarvoor toestemming hadden gegeven.
Het verweer van de verdediging dat de coassistenten niet naakt waren, zoals is tenlastegelegd, omdat zij een string aan hadden, wordt verworpen. Aangeefsters [aangeefster 2] en [aangeefster 1] waren, behoudens hun string, volledig ontkleed en lagen met hun benen gespreid op de behandeltafel. Een van de aangeefsters heeft verklaard dat zij naakt was. Dat is invoelbaar, omdat de geschetste omstandigheden overeenkomen met wat in het algemeen (mede) onder naakt-zijn wordt verstaan.
De rechtbank acht het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewijswaardering feit 5
4.2.1.
Inleiding
[aangeefster 4] heeft in november 2021 op de spoedeisende hulp van het Maasstad Ziekenhuis gelegen in verband met pijn aan haar buik. Enige tijd nadat [aangeefster 4] uit het ziekenhuis was ontslagen, heeft de verdachte telefonisch contact met haar moeder gehad, omdat hij vraagtekens plaatste bij de diagnose van een urineweginfectie. Tijdens dit telefoongesprek is afgesproken dat de verdachte [aangeefster 4] op 12 november 2021 zou onderzoeken. Bij dit onderzoek heeft [aangeefster 4] zich ontkleed tot op haar onderbroek. Haar moeder was bij het onderzoek aanwezig, maar zat aan de andere kant van het gordijn. [aangeefster 4] heeft aangifte gedaan van aanranding.
4.2.2.
Verweer verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. De verdachte ontkent één of meer handdoeken bij [aangeefster 4] te hebben verwijderd, haar borst te hebben vastgepakt of betast en onderzoeksgel tussen haar benen te hebben verwijderd. De verdachte ontkent verder de schaamstreek van [aangeefster 4] met een echoapparaat te hebben onderzocht. Namens hem heeft zijn raadsman gesteld dat dit handelen sowieso niet als ‘betasten’ kan worden aangemerkt, nu de verdachte in dat geval enkel met het echoapparaat de schaamsteek zou hebben aangeraakt. Voorts zijn de handelingen die de verdachte heeft verricht niet aan te merken als handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm, nu telkens enkel sprake was van handelen vanuit medisch oogpunt. Indien er wel sprake is geweest van ontuchtig handelen kan het opzet van de verdachte hierop niet worden vastgesteld.
4.2.3.
Beoordeling verweer
De rechtbank acht de verklaring van aangeefster [aangeefster 4] voldoende gedetailleerd en betrouwbaar. De verklaring van [aangeefster 4] vindt steun in de verklaring van de moeder van [aangeefster 4], die heeft bevestigd dat de verdachte tijdens het medisch onderzoek aan [aangeefster 4] vroeg of zij gespannen was en dat de verdachte verder niets heeft gezegd over wat hij ging doen of wat de bedoeling was. Daarnaast heeft [aangeefster 4] direct na de afspraak in het ziekenhuis tegen haar gezegd dat zij de volgende keer liever een vrouwelijke arts wilde. Verder heeft de moeder diezelfde dag waargenomen dat [aangeefster 4] zeer overstuur was door het handelen van de verdachte. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de aangifte van [aangeefster 4] ook wordt ondersteund door de aangiftes van [aangeefster 1], [aangeefster 2] en [aangeefster 3]. De aangiftes komen op essentiële punten overeen waardoor gesproken kan worden van een modus operandi. Daarbij heeft de rechtbank ook de feitelijke gang van zaken ten aanzien van de tenlastegelegde feiten meegewogen, waaronder de context waarbinnen de feiten zich hebben afgespeeld, de omstandigheden waarmee zij zijn omgeven, het desbetreffende handelen van de verdachte, alsmede de verklaringen die de verdachte daarover heeft afgelegd. Hieruit wordt een herkenbaar en gelijksoortig patroon in het handelen van de verdachte opgemaakt. Dit patroon bestond eruit dat de verdachte bij het maken van een echo in de liezen de aangeefsters met de benen wijd liet liggen op de behandeltafel en vervolgens zonder aankondiging het slipje vastpakte en opzij schoof, waardoor (een deel van) de vagina bloot kwam te liggen.
De rechtbank zal aan de hand van de omstandigheden van het geval beoordelen of de handelingen van de verdachte ten aanzien van [aangeefster 4] seksueel van aard en in strijd met de sociaal-ethische norm zijn geweest.
Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat voor het betasten van de intieme delen van [aangeefster 4] (de rechtbank begrijpt: patiënt 1 in de beslissing van 7 maart 2025) geen medische redenen aanwezig waren. De verdachte heeft onmiskenbaar een seksuele intentie gehad. De verweten handelingen waren medisch gezien onnodig, zodat de handelingen de verdachte niet beroepsmatig konden zijn ingegeven. Gelet op de aard van de handelingen en de plaatsen op het lichaam van [aangeefster 4] waar deze plaatsvonden (schaamstreek en borst), kan het niet anders zijn dan dat de handelingen zijn verricht met een seksuele bedoeling. Aldus is sprake geweest van handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm.
De rechtbank acht het onder 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Vrijspraak feit 6
4.3.1.
Standpunt officieren van justitie
Het onder 6 ten laste gelegde kan wettig en overtuigend bewezen worden nu de verklaring van [aangeefster 4] schakelbewijs vormt voor de aangifte van [aangeefster 5].
4.3.2.
Beoordeling
In de periode van juli tot november 2021 was [aangeefster 5] bij de verdachte als patiënt onder behandeling. Hij heeft bij [aangeefster 5] verschillende onderzoeken uitgevoerd. Bij die afspraken was [aangeefster 5] steeds alleen met de verdachte. Om tot bewezenverklaring te kunnen komen is alleen de aangifte van [aangeefster 5] onvoldoende. De verdachte heeft ontkend de verweten handelingen bij [aangeefster 5] te hebben verricht. Anders dan de officieren van justitie hebben betoogd, is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [aangeefster 4] geen steunbewijs vormt voor de aangifte van [aangeefster 5]. Uit de verklaringen van [aangeefster 4] en [aangeefster 5] kan geen herkenbaar en gelijksoortig patroon in het handelen van de verdachte worden opgemaakt. Zij hebben over andersoortige feitelijke handelingen verklaard: waar [aangeefster 4] bijvoorbeeld heeft verklaard over het verplaatsen van haar slip ten tijde van een echo-onderzoek in de liezen, heeft [aangeefster 5] verklaard over het moeten uitdoen van haar onderbroek. Een echo-onderzoek in de liezen is bovendien bij haar niet uitgevoerd. Van het bij zo’n onderzoek vastpakken en/of verplaatsen van de slip is bij [aangeefster 5], anders dan bij [aangeefster 4], dan ook geen sprake geweest. Wel heeft bij [aangeefster 5] een rectaal onderzoek plaatsgevonden. Bij [aangeefster 4] was dit evenwel niet aan de orde. De verklaring van [aangeefster 4] vormt aldus geen ondersteuning voor de aangifte van [aangeefster 5]. De overeenkomsten tussen de verklaringen van [aangeefster 4] en [aangeefster 5] waar de officieren van justitie op hebben gewezen, zoals dat zij beiden jonge vrouwelijke patiënten zijn en dat zij beiden door de verdachte onaangekondigd zijn aangeraakt, maken dit niet anders.
Daarmee ontbreekt voldoende wettig bewijs en zal de verdachte van het onder 6 ten laste gelegde feit worden vrijgesproken.
4.4.
Bewijsmotivering en bewezenverklaring
In
bijlage IIis de inhoud van de wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring van de feiten 1, 2, 3, 4 en 5 redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de voor het bewijs redengevende inhoud van wat hiervoor onder 4.1 en 4.2. is overwogen is, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, en 5 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op
of omstreeks12 november 2021 te Rotterdam,
door
geweld of (een) anderefeitelijkhe
(i)d
(en
) en/of bedreiging met geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en)[aangeefster 1] heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden
van
een of meerontuchtige handeling
(en
), bestaande uit het
onverhoeds betasten van haar schaamstreek en/ofvastpakken en
/ofverplaatsen van haar string
(tijdens een echo-fast-oefening), en bestaande
dat geweld ofdie
anderefeitelijkhe
(i)d
(en
) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en)uit het
- verplaatsen van een handdoek (welke handdoek de schaamstreek bedekte) en
/of
- onverhoeds
betasten van de schaamstreek en/ofvastpakken en
/ofverplaatsen van haar string en
/of
- feit dat er sprake was van misbruik van uit feitelijke verhoudingen (te weten de relatie student/co-assistent - arts/internist
/intensivist) en
/ofomstandigheden voortvloeiend overwicht en
/of(aldus) dat er sprake was van een afhankelijkheids
- en/of machtsrelatie en
/of
- zeggen tegen haar hoe zij haar be
(e)n
(en
)moest plaatsen en
/of
- positioneren van haar be
(e)n
(en
) en/of
- feit dat hij (aldus) een voor haar dreigende situatie heeft doen ontstaan;
2.
hij op
of omstreeks12 november 2021 te Rotterdam,
door
geweld of (een) anderefeitelijkhe
(i)d
(en
) en/of bedreiging met geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en)[aangeefster 2] heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van
een of meerontuchtige handeling
(en
), bestaande uit het
onverhoeds betasten van haar schaamstreek en/ofvastpakken en
/ofverplaatsen van haar string
(tijdens een echo-fast-oefening), en bestaande
dat geweld ofdie
anderefeitelijkhe
(i)d
(en
) en/of die bedreiging met
geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en)uit het
- verplaatsen van een handdoek (welke handdoek de schaamstreek bedekte) en
/of
- onverhoeds
betasten van de schaamstreek en/ofvastpakken en
/ofverplaatsen van haar string en
/of
- feit dat er sprake was van misbruik van uit feitelijke verhoudingen (te weten de relatie student/co-assistent - arts/internist
/intensivist) en
/ofomstandigheden voortvloeiend overwicht en
/of(aldus) dat er sprake was van een afhankelijkheids
- en/of machtsrelatie en
/of
- zeggen tegen haar hoe zij haar be
(e)n
(en
)moest plaatsen en
/of
- positioneren van haar be
(e)n
(en
) en/of
- feit dat hij (aldus) een voor haar dreigende situatie heeft doen ontstaan;
3.
hij op
of omstreeks12 november 2021 te Rotterdam,
door
geweld of (een) anderefeitelijkhe
(i)d
(en
) en/of bedreiging met geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en)[aangeefster 3] heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van
een of meerontuchtige handeling
(en
), bestaande uit het
onverhoedsbetasten van haar schaamstreek en
/ofvastpakken en
/ofverplaatsen van haar string
(tijdens een echo-fast-oefening)en
/of betasten van/drukken op de borst
(en), en bestaande
dat geweld ofdie
anderefeitelijkhe
(i)d
(en
) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en)uit het
- verplaatsen van
(een)handdoek
(en
)(welke handdoek
(en
)de schaamstreek
en/of
borst
(en)bedekte
(n
)) en
/of
- onverhoeds
betasten van/drukken op de borst
(en)en
/of
- onverhoeds betasten van de schaamstreek en
/ofvastpakken en
/ofverplaatsen van haar string en
/of
- feit dat er sprake was van misbruik van uit feitelijke verhoudingen (te weten de relatie student/co-assistent - arts/internist
/intensivist) en
/ofomstandigheden voortvloeiend overwicht en
/of(aldus) dat er sprake was van een afhankelijkheids
- en/of machtsrelatie en
/of
- zeggen tegen haar hoe zij haar be
(e)n
(en
)moest plaatsen en
/of
- positioneren van haar be
(e)n
(en
) en/of
- feit dat hij (aldus) een voor haar dreigende situatie heeft doen ontstaan;
4.
hij op
of omstreeks12 november 2021 te Rotterdam,
opzettelijk en wederrechtelijk [aangeefster 1] en
/of[aangeefster 2]
en/of [aangeefster 3]
met zijn, verdachtes, mobiele telefoon heeft gefotografeerd en/of gefilmd,
althans
terwijl die [aangeefster 1] en
/of[aangeefster 2]
en/of
[aangeefster 3]naakt op een behandeltafel lag
en, en
alduseen seksuele afbeelding
van henheeft vervaardigd;
5
hij op
of omstreeks12 november 2021 te Rotterdam,
terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg
en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [aangeefster 4], die zich als patiënt
en/of cliëntaan verdachtes
hulp en/ofzorg had toevertrouwd, door
- te zeggen dat zij haar bh uit moest doen en/of
-
(een)handdoek
(en
)(welke handdoek
(en
)haar schaamstreek
en/of borst
(en
)bedekte
(n
)) te verplaatsen en
/ofte verwijderen en
/of
- haar borst vast te pakken en/of te betasten en/of op te tillen en
/of
- haar
schaamstreek te betasten en/of haarslip vast te pakken en
/oftussen haar schaamlippen te plaatsen
, althans haar slip te verplaatsenen
/of
- de (onderzoeks)gel tussen haar benen te verwijderen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
feitelijke aanranding van de eerbaarheid
2.
feitelijke aanranding van de eerbaarheid
3.
feitelijke aanranding van de eerbaarheid
4.
opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon een afbeelding van seksuele aard vervaardigen, meermalen gepleegd
5
terwijl hij werkzaam is in de gezondheidszorg, ontucht plegen met iemand die zich als patiënt aan zijn zorg heeft toevertrouwd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemeen
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Gepleegde feiten
De verdachte heeft in zijn hoedanigheid van arts ontuchtige handelingen gepleegd bij drie coassistenten aan wie hij les gaf. Hij heeft tijdens een echo-oefening de string van ieder van de vrouwen vastgepakt en opzij gedaan en de handdoeken die hun borsten en vagina bedekten, verplaatst. Ze kwamen hierdoor naakt te liggen. Bij één van hen heeft hij ook de schaamstreek en de borst betast. Van twee coassistenten heeft hij voorts seksuele afbeeldingen vervaardigd met zijn mobiele telefoon terwijl zij naakt op de behandeltafel lagen. Op dezelfde dag heeft de verdachte ook ontucht gepleegd met een patiënt bij een echo-onderzoek. Hij heeft haar borst beetgepakt en opgetild en haar slipje omhoog getrokken waardoor het tussen haar schaamlippen kwam te zitten. De handdoek die zij voor haar borsten hield, heeft de verdachte daarbij zonder aankondiging weggetrokken en de handdoek die zij voor haar schaamstreek hield, heeft hij verplaatst waardoor zij bloot kwam te liggen. Ten slotte heeft de verdachte de gel die werd gebruikt voor het maken van de echo, tussen haar benen weggeveegd.
Door zo te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke en seksuele integriteit van deze vrouwen. Zij hadden allen een afhankelijkheidsrelatie tot de verdachte: de coassistenten vanwege de hiërarchie in het ziekenhuis en de opleidingsrelatie, de patiënte omdat ze aan zijn zorg was toevertrouwd. Deze verhoudingen schepten voor de verdachte als arts een bijzondere verantwoordelijkheid. Hij had zich daarvan rekenschap moeten geven en dienovereenkomstig moeten handelen. In plaats daarvan heeft de verdachte misbruik gemaakt van deze afhankelijkheid en het overwicht dat hij op hen had. Bovendien heeft hij misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van aangeefsters toen zij ontkleed op de behandeltafel lagen. De rechtbank acht het handelen van de verdachte dan ook zeer kwalijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden verdachte
Strafblad
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 september 2025, blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 6 januari 2023. Dit rapport houdt – samengevat – in dat de reclassering niet kan komen tot een gedegen risicotaxatie, vanwege de ontkennende/ontwijkende houding van de verdachte. De reclassering ziet geen mogelijkheden voor interventies en/of toezicht.
7.4.
Straf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Hierbij weegt het volgende mee. Ontuchtige handelingen in strafzaken komen op veel verschillende manieren voor. Als daarin naar zwaarte een categorisering zou worden aangebracht, dan vallen de handelingen die de verdachte heeft verricht objectief gezien in een lichte categorie. Dat is een omstandigheid waar de rechtbank rekening mee houdt. Dat neemt niet weg dat de gevolgen voor de slachtoffers ingrijpend zijn gebleken. Het handelen van de verdachte heeft ook voor hem grote gevolgen gehad omdat het tot het einde van zijn betrekking bij het Maasstad Ziekenhuis heeft geleid, waar hij gedurende een lange periode van ongeveer 18 jaar als gerespecteerd arts werkzaam is geweest. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op zijn plaats.
Daarnaast zal aan de verdachte uit het oogpunt van vergelding een taakstraf worden opgelegd. In het nadeel van de verdachte wordt er daarbij rekening mee gehouden dat hij het kwalijke van zijn handelen niet inziet of in wil zien. De verdachte heeft de ontuchtige handelingen steeds ontkend of goedgepraat, omdat ze nodig zouden zijn voor medisch onderzoek.
De rechtbank zal geen contactverbod met de aangeefsters opleggen, zoals is geëist door de officieren van justitie. Sinds de aangiftes tegen de verdachte zijn meerdere jaren verstreken waarin de verdachte geen contact met de vrouwen heeft gezocht. Er is geen aanleiding om te verwachten dat hij dit in de toekomst alsnog zal doen. Zij hebben zelf ook niet om dergelijk verbod verzocht of blijk gegeven daarop prijs te stellen.
Wel zal aan de verdachte worden opgelegd een verbod tot het uitoefenen van het beroep van arts of een ander medisch of paramedisch beroep voor de duur van vijf jaar. Dit is een gepaste bijkomende straf, nu deze straf de kern van het verwijt raakt: de verdachte heeft misbruik gemaakt van zijn positie als arts om ontuchtige handelingen te plegen en het is daarom op zijn plaats dat hij dit beroep tijdelijk niet meer uitoefent. Aan de verdachte is in een tuchtprocedure weliswaar de maatregel van doorhaling van de inschrijving in het BIG-register opgelegd, maar dat maakt het opleggen van het beroepsverbod als hiervoor geformuleerd niet overbodig. Deze tuchtmaatregel is immers op dit moment (nog) niet onherroepelijk.
Op grond van artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (HGEU) en artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) dient de verdachte binnen een redelijke termijn te worden berecht. De redelijke termijn is in dit geval gestart op 21 februari 2022, omdat de verdachte op die datum in verzekering is gesteld. Tot aan dit vonnis is een periode van 3 jaar en ruim 10 maanden verstreken. De redelijke termijn in deze zaak is 16 maanden. Dat betekent dat de redelijke termijn is overschreden. Er is sprake van bijzondere omstandigheden omdat door de officieren van justitie en de verdediging is verzocht om deskundigen/getuigen te horen. Deze omstandigheden rechtvaardigen evenwel niet de gehele overschrijding van de redelijke termijn. Bij het bepalen van de aard en duur van de aan de verdachte op te leggen straffen is hiermee rekening gehouden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
Vorderingen [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 1] ter zake van de onder 1 en 4 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 38.993,52 voor materiële schade en een vergoeding van € 2.500,- voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 2] ter zake van de onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 58.499,92 voor materiële schade en een vergoeding van € 2.500,- voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 3] ter zake van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 67.064,80 voor materiële schade en een vergoeding van € 2.500,- voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt officieren van justitie/verdediging
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen gedeeltelijk kunnen worden toegewezen, inclusief de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het algemene standpunt gesteld dat de vorderingen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard vanwege de bepleite vrijspraak. Daarnaast zijn specifieke verweren gevoerd tegen een aantal onderdelen van de vorderingen. Bij de beoordeling van die onderdelen zullen de specifieke verweren aan de orde komen.
Beoordeling
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat de verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] en dat hij verplicht is de schade van deze benadeelde partijen te vergoeden.
-
materiële kosten
De gevorderde materiële schade die ziet op de zorgkosten is genoegzaam onderbouwd en niet betwist. Datzelfde geldt voor de door [benadeelde partij 1] gevorderde reiskosten voor een bedrag van € 55,17. Door [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 2] wordt eenzelfde bedrag aan reiskosten gevorderd, aangezien zij alle drie steeds vanuit Rotterdam naar dezelfde locatie en terug reisden. Door de verdediging is betwist dat door [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 2] exact dezelfde reisbewegingen zijn gemaakt als door [benadeelde partij 1]. De reiskosten zijn gemaakt in verband met het onderzoek dat in opdracht van het ziekenhuis door Maruda is uitgevoerd, de aangifte bij de politie en het onderzoek door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd. Deze kosten zijn aan te merken als kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 sub b Burgerlijk Wetboek. Voldoende is onderbouwd dat [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 2] dezelfde of nagenoeg dezelfde reiskosten hebben moeten maken als [benadeelde partij 1]. De gevorderde reiskosten betreffen redelijke kosten die in redelijkheid zijn gemaakt en zullen worden toegewezen. Deze materiele schadeposten zal de rechtbank dan ook toewijzen, zijnde een bedrag van
€ 890,17 ten aanzien van [benadeelde partij 1], een bedrag van € 482,53 ten aanzien van [benadeelde partij 2] en een bedrag van € 55,17 ten aanzien van [benadeelde partij 3].
Met betrekking tot de overige gevorderde materiële schade die ziet op kosten als gevolg van opgelopen studievertraging door de benadeelden, geldt het volgende. Namens de verdachte is het verweer gevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat deze schade rechtstreeks in verband staat tot de bewezen verklaarde feiten. Ook is betoogd dat sprake lijkt te zijn van een dubbeltelling; als gevolg van de langere studieduur worden extra kosten van DUO en (door [benadeelde partij 3]) extra collegegeld gevorderd, maar ook verlies aan inkomsten omdat zij later tot de arbeidsmarkt konden toetreden.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de gevorderde kosten het rechtstreekse gevolg zijn van de bewezen verklaarde feiten. Weliswaar is gebleken dat de benadeelden als gevolg van het handelen van de verdachte ieder PTSS hebben ontwikkeld, maar niet kan worden vastgesteld dat deze medische klachten voor de gestelde vertraging in de studie hebben gezorgd of dat deze vertraging anderszins door het handelen van de verdachte is veroorzaakt. Er zijn geen stukken ingediend die het noodzakelijke inzicht in het studieverloop voorafgaand aan en na 12 november 2021 bieden. Uit de stukken die wel zijn ingediend ter onderbouwing van de vorderingen, kan niet worden afgeleid dat de medische klachten van de benadeelden tot de studievertraging hebben geleid. Binnen het strafproces is geen ruimte om de benadeelden in de gelegenheid te stellen een nadere onderbouwing te geven, althans voor bewijslevering op dit punt. Dit zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partijen zullen in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vorderingen kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Voor wat betreft de gevorderde advocaatkosten is door de benadeelden gesteld dat naast de proceskosten voor het strafproces, ook de volledige advocaatkosten voor de contacten van de advocaten van de benadeelden met (de advocaat van) het ziekenhuis, het door hen adviseren van de benadeelden, het voeren van overleg met de politie over het in behandeling nemen van de aangiftes, het voeren van de procedures bij het Regionaal en het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg en het voorbereiden van de strafzaak voor vergoeding door de verdachte in aanmerking komen. In beginsel zijn de kosten voor rechtsbijstand niet aan te merken als rechtstreekse schade maar als proceskosten. Een redelijke uitleg van artikel 592a Wetboek van Strafvordering brengt mee dat bij de begroting van dergelijke kosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures, zijnde een vergoeding conform het liquidatietarief. Het is, gelet op de betwisting door de verdediging, aan de benadeelden om te onderbouwen dat de gevorderde advocaatkosten zijn aan te merken als rechtstreekse schade als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 onder b Burgerlijk Wetboek en dat de advocaatkosten redelijk zijn en in redelijkheid zijn gemaakt. Binnen het strafproces is geen ruimte om de benadeelden in de gelegenheid te stellen hiervoor een nadere onderbouwing te geven, althans voor bewijslevering op dit punt. Dit zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Ook het namens de benadeelden in tweede termijn ter zitting ingenomen standpunt over de proceskosten voor de gevoerde procedures bij de tuchtcolleges, dat een vergoeding conform 10 punten van het liquidatietarief per benadeelde redelijk is, zal worden gepasseerd nu dit onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partijen zullen dan ook voor dit deel van de vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard. Ook dit deel van de vorderingen kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht
-
immateriële kosten
Gelet op de aard en ernst van de normschending staat vast dat de benadeelde partijen door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Bij zowel [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] als [benadeelde partij 3] is een psychische stoornis in de vorm van PTSS vastgesteld. Gelet op alle andere omstandigheden van dit geval en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank het gevorderde bedrag van € 2.500,- als vergoeding voor immateriële schade per benadeelde partij redelijk en billijk.
De rechtbank zal bepalen dat over de te vergoeden schadebedragen de wettelijke rente verschuldigd is vanaf 12 november 2021.
8.2.
Vordering [benadeelde partij 4]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 4], ter zake van het onder 5 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 255,- voor materiële schade en een vergoeding van € 7.950,-voor immateriële schade.
Standpunt officieren van justitie/verdediging
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en heeft oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering primair niet-ontvankelijk dient te worden verklaard vanwege de bepleite vrijspraak en subsidiair dient te worden gematigd.
Beoordeling
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [benadeelde partij 4] en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden. De gevorderde vergoeding voor materiële schade is genoegzaam onderbouwd en door de verdediging niet betwist. De rechtbank zal dit bedrag dan ook toewijzen.
Gelet op de aard en ernst van de normschending is vast komen te staan dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. [benadeelde partij 4] heeft psychische en fysiek nadelige gevolgen ondervonden, te weten; misselijkheid, walging, spanning en verdriet. Mede gelet op alle andere omstandigheden van dit geval en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank een vergoeding van € 1.500,- voor immateriële schade billijk. De rechtbank zal de benadeelde partij voor wat aan immateriële schadevergoeding meer is gevorderd niet-ontvankelijk verklaren.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank zal bepalen dat de wettelijke rente over het te vergoeden schadebedrag verschuldigd is vanaf 12 november 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij (gedeeltelijk) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.3.
Vordering [benadeelde partij 5]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 5] ter zake van het onder 6 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële en immateriële schade.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 6 ten laste gelegde feit.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partijen een schadevergoeding betalen zoals hieronder in de tabel wordt vermeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 november 2021 en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Om de inningsmogelijkheden voor de benadeelde partijen te vergemakkelijken wordt ook de oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden geacht.
Benadeelde partij
Vordering materiële schade
Vordering immateriële schade
Beslissing materiële schade
Beslissing immateriële schade
[benadeelde partij 1]
€ 38.993,52
€ 2.500,-
Toewijzen € 890,17 overige N-O
Geheel toewijzen
[benadeelde partij 2]
€ 58.499,92
€ 2.500,-
Toewijzen € 482,53
Overige N-O
Geheel toewijzen
[benadeelde partij 3]
€ 67.064,80
€ 2.500,-
Toewijzen € 55,17
Overige N-O
Geheel toewijzen
[benadeelde partij 4]
€ 255,-
€ 7.950,-
Geheel toewijzen
Toewijzen € 1.500,-overige N-O
[benadeelde partij 5]
€ 210,34
+ toekomstige schade € 2.000,-
€ 8.000,-
Geheel N-O
Geheel N-O

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 139h (oud), 246 (oud) en 249 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 6 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4, en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden,
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
de tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
232 (tweehonderdtweeëndertig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
116 (honderdzestien) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de in onderstaande tabel genoemde benadeelde partijen te betalen het daarin genoemde totale bedrag aan toegewezen schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de genoemde datum tot aan de dag der algehele voldoening;
Benadeelde partij
Toegewezen materiële schade
Toegewezen immateriële schade
Totaal bedrag toegewezen schade
Aantal dagen gijzeling
Wettelijke rente vanaf
[benadeelde partij 1]
€ 890,17
€ 2.500,-
€ 3.390,17
43
12-11-2021
[benadeelde partij 2]
€ 482,53
€ 2.500,-
€ 2.982,53
39
12-11-2021
[benadeelde partij 3]
€ 55,17
€ 2.500,-
€ 2.555,17
35
12-11-2021
[benadeelde partij 4]
€ 255,-
€ 1.500,-
€ 1.755,-
27
12-11-2021
verklaart het resterende deel van de door [benadeelde partij 1] gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
verklaart het resterende deel van de door [benadeelde partij 2] gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
verklaart het resterende deel van de door [benadeelde partij 3] gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
verklaart het resterende deel van de door [benadeelde partij 4] gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
verklaart de [benadeelde partij 5] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de [benadeelde partij 4] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de in de tabel genoemde benadeelde partijen te betalen de daarin genoemde bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de daarin genoemde datum tot aan de dag van algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van het in de tabel genoemde aantal dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de in de tabel genoemde benadeelde partijen, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. de Veld, voorzitter,
en mrs. M.K. Asscheman-Versluis en I.M. Braam, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H. Tchang, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 12 november 2021 te Rotterdam,
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) [aangeefster 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden
van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het onverhoeds betasten van haar schaamstreek en/of vastpakken en/of verplaatsen van haar string (tijdens een echo-fast-oefening), en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het
- verplaatsen van een handdoek (welke handdoek de schaamstreek bedekte) en/of
- onverhoeds betasten van de schaamstreek en/of vastpakken en/of verplaatsen van haar string en/of
- feit dat er sprake was van misbruik van uit feitelijke verhoudingen (te weten de relatie student/co-assistent - arts/internist/intensivist) en/of omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of (aldus) dat er sprake was van een afhankelijkheids- en/of machtsrelatie en/of
- zeggen tegen haar hoe zij haar be(e)n(en) moest plaatsen en/of
- positioneren van haar be(e)n(en) en/of
- feit dat hij (aldus) een voor haar dreigende situatie heeft doen ontstaan;
2
hij op of omstreeks 12 november 2021 te Rotterdam,
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) [aangeefster 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het onverhoeds betasten van haar schaamstreek en/of vastpakken en/of verplaatsen van haar string (tijdens een echo-fast-oefening), en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met
geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het
- verplaatsen van een handdoek (welke handdoek de schaamstreek bedekte) en/of
- onverhoeds betasten van de schaamstreek en/of vastpakken en/of verplaatsen van haar string en/of
- feit dat er sprake was van misbruik van uit feitelijke verhoudingen (te weten de relatie student/co-assistent - arts/internist/intensivist) en/of omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of (aldus) dat er sprake was van een afhankelijkheids- en/of machtsrelatie en/of
- zeggen tegen haar hoe zij haar be(e)n(en) moest plaatsen en/of
- positioneren van haar be(e)n(en) en/of
- feit dat hij (aldus) een voor haar dreigende situatie heeft doen ontstaan;
3
hij op of omstreeks 12 november 2021 te Rotterdam,
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) [aangeefster 3] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het onverhoeds betasten van haar schaamstreek en/of vastpakken en/of verplaatsen van haar string (tijdens een echo-fast-oefening) en/of betasten van/drukken op de borst(en), en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het
- verplaatsen van (een) handdoek(en) (welke handdoek(en) de schaamstreek en/of
borst(en) bedekte(n)) en/of
- onverhoeds betasten van/drukken op de borst(en) en/of
- onverhoeds betasten van de schaamstreek en/of vastpakken en/of verplaatsen van haar string en/of
- feit dat er sprake was van misbruik van uit feitelijke verhoudingen (te weten de relatie student/co-assistent - arts/internist/intensivist) en/of omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of (aldus) dat er sprake was van een afhankelijkheids- en/of machtsrelatie en/of
- zeggen tegen haar hoe zij haar be(e)n(en) moest plaatsen en/of
- positioneren van haar be(e)n(en) en/of
- feit dat hij (aldus) een voor haar dreigende situatie heeft doen ontstaan;
4
hij op of omstreeks 12 november 2021 te Rotterdam,
opzettelijk en wederrechtelijk [aangeefster 1] en/of [aangeefster 2] en/of [aangeefster 3]
met zijn, verdachtes, mobiele telefoon heeft gefotografeerd en/of gefilmd, althans
een seksuele afbeelding heeft vervaardigd, terwijl die [aangeefster 1] en/of [aangeefster 2] en/of
[aangeefster 3] naakt op een behandeltafel lag;
5
hij op of omstreeks 12 november 2021 te Rotterdam,
terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [aangeefster 4], die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, door
- te zeggen dat zij haar bh uit moest doen en/of
- ( een) handdoek(en) (welke handdoek(en) haar schaamstreek en/of borst(en) bedekte(n)) te verplaatsen en/of te verwijderen en/of
- haar borst vast te pakken en/of te betasten en/of op te tillen en/of
- haar schaamstreek te betasten en/of haar slip vast te pakken en/of tussen haar schaamlippen te plaatsen, althans haar slip te verplaatsen en/of
- de (onderzoeks)gel tussen haar benen te verwijderen;
6
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 juni 2021 tot
en met 27 oktober 2021 te Rotterdam,
(meermalen) (telkens) terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [aangeefster 5], die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, door (meermalen) (tijdens een lichamelijk onderzoek)
- haar bh vast te pakken en/ of te verplaatsen en/of
- te zeggen dat zij haar bh uit moest doen en/of
- te zeggen dat zij haar broek en/of onderbroek uit moest doen en/of
- met een instrument (stethoscoop) en/of zijn hand(en) haar borst(en) te betasten en/of
- zijn vinger(s) in haar anus te brengen/houden (een zogenaamd rectaal onderzoek).