3.11.In de conceptfase heeft EMC naar aanleiding van deze antwoorden aanvullende vragen aan de deskundigen gesteld. Deze aanvullende vragen en de bijbehorende reacties van de deskundigen, voor zover van belang, luiden als volgt:
“ 1 a) Zou een juiste dosis ropivacaïne ervoor hebben gezorgd dat de bloeddruk niet (te) laag zou zijn geworden?
Reactie:Het antwoord hierop is in het rapport van [persoon C] en [persoon D] al verwoord.
Ook indien een juiste dosering ropivacaïne gebruikt zou zijn, zou het heel goed mogelijk geweest zijn dat de bloeddruk tijdens de operatie gedaald was.
1. b) Als ondanks een juiste dosis de bloeddruk toch (te) laag zou zijn geworden zouden corrigerende maatregelen er dan voor gezorgd hebben dat de bloeddruk onder controle zou zijn gekomen en gebleven?
Reactie:Het is mijns inziens aannemelijk dat in de situatie die u hier beschrijft dat corrigerende maatregelen er ervoor gezorgd zouden kunnen hebben dat de bloeddruk onder controle zou zijn gekomen en gebleven.
1. c) Wilt u in uw antwoord betrekken wat de gevolgen zijn van een hoog volume caudaal en de effecten van de wel getroffen corrigerende maatregelen om te bepalen of meer/andere maatregelen wel tot afdoende effect op de lage bloeddruk zou hebben geleid.
Reactie:Voor zover ik de primaire vraagstelling goed begrepen heb, is het niet aan mij om opnieuw een mening te vormen over de hoogvolume caudaal en haar mogelijke effecten. De getroffen maatregelen hebben volgens [persoon C] en [persoon D] onvoldoende effect gesorteerd. U vraagt mij of ik van mening ben of meer/andere maatregelen mogelijkerwijs wel tot een afdoende effect op de lage bloeddruk zouden kunnen hebben gehad. Ik ben van mening na de gift van efedrine, een ander uitsluitend direct werkend sympathicomimeticum overwogen had kunnen worden in de behandeling van de lage bloeddruk in plaats van een sympathicomimeticum welke gecombineerd direct en indirect werkt.
1. d) Wilt u ook in uw antwoord aangeven welke andere corrigerende maatregelen - naast
het meerdere malen geven van een vochtbolus om het intravasculaire volume te verhogen en het toedienen van efedrine bloeddruk verhogende medicatie - dan nog genomen hadden moeten worden en wilt u ook aangeven of (en in hoeverre) deze maatregelen zowel effect zouden hebben gehad op de bloeddruk als op de hersenperfusie?
Reactie: Zoals ik in antwoord 1c aangaf, ben ik van mening dat een andere direct werkend sympathicomimeticum overwogen had kunnen worden. Fenylefrine, noradrenaline of adrenaline zouden mogelijke andere opties geweest kunnen zijn. Het is aannemelijk dat mogelijk een van deze opties mogelijkerwijs wel effect gesorteerd zou kunnen hebben op de bloeddruk. Bloeddruk is slechts een van de parameters welke de hersenperfusie bepalen. Alleen een leeftijdsadequate bloeddruk is geen garantie voor een goede hersenperfusie.
2) Wat is dan vervolgens - met inachtneming van uw antwoord op vraag 1 - de kans op neurologisch letsel van een kind in de leeftijd en gezondheidstoestand van [naam minderjarige] op 16 juni 2009 bij een juiste dosis ropivacaïne en bij het voor zover nodig treffen van corrigerende bloeddrukmaatregelen? Graag zo mogelijk uitdrukken in een percentage en daarbij onderscheid maken tussen: helemaal geen, licht, middelzwaar, ernstig of zeer ernstig neurologisch letsel.
Reactie:Een percentage kan ik u niet geven. Er zijn geen studies die aan betrokkene vergelijkbare casuïstiek als uitgangspunt hebben genomen. Op basis van mijn klinische ervaring als kinderanesthesioloog en met de kennis verworven als lid en voorzitter van de “taskforce onverwachte perioperatieve encefalopathie” is mijn inschatting – rekening houdend met de leeftijd, geboortetermijn en ingreep, inclusief adequate bloeddruk corrigerende maatregelen, en de gezondheidstoestand van betrokkene – dat er een kans is tussen de “soms” (1:100 en 1:1.000) en “zeldzaam” (1:1.000-1:10.000) op ernstig of zeer ernstig neurologisch letsel. Over het voorkomen van lichte en middelzware neurologische letsels kan ik geen uitspraak te doen.
3) Zou een kind in vergelijkbare omstandigheden ook kans hebben gehad om geen neurologisch letsel op te lopen, bij de gegeven dosis en de genomen (beperkte) bloeddrukmaatregelen. Met andere woorden: is het ook mogelijk dat, ondanks de toegediende dosis ropivacaïne en de genomen (beperkte) maatregelen, een kind (in dezelfde toestand en omstandigheden als [naam minderjarige] ) geen neurologisch letsel oploopt. Dát dit zich bij [naam minderjarige] heeft voorgedaan, betekent immers niet dat de kans daarop per definitie 100% is. Voor beantwoording van deze vraag is van belang om het goede uitgangspunt in het oog te houden. Erasmus MC houdt u voor dat er twee afzonderlijke periodes zijn geweest tijdens de operatie waarin de bloeddruk lager is geweest, te weten van 13h32-15h53 (totaal 21 minuten) en van 14h16 tot 14h54 (tot 38 minuten). In de tussenliggende periode is sprake geweest van een adequate bloeddruk/cerebrale perfusiedruk. Erasmus MC acht dit onderscheid belangrijk en relevant, omdat een langdurige aaneengesloten periode over het algemeen meer schade zal geven dan twee kortere periode met een tussenliggende periode van herstel.
Reactie: Deze vraag valt buiten de context van het vonnis van de rechter en de aan ons verstrekte opdracht. In het vonnis van de rechtbank, datum 23 augustus 2023, staat er met betrekking tot het rapport van [persoon C] en [persoon D] immers uitdrukkelijk het volgende vermeld
: Dr. [persoon C] en dr. [persoon D] hebben een rapport uitgebracht dat voor partijen bindend is. U dient bij de beantwoording van de volgende vragen daarom uit te gaan van dat rapport en hun conclusie. Het toedienen van de door [persoon C] en [persoon D] besproken hoeveelheid ropivacaïne en het niet nemen van voldoende corrigerende maatregelen zijn door het ziekenhuis erkend als beroepsfout. Dat dient u als uitgangspunt te hanteren (ook dus als u dat zelf niet als fout ziet, daarbij nuances zou willen plaatsen, vragen hebt etc.).
[persoon C] en [persoon D] melden in hun antwoord op vraag 4 het volgende:
Het staat echter wel vast dat de 70 minuten durende periode van circulatoire shock een zeer nadelige invloed op organen waaronder de hersenen heeft veroorzaakt. Het is niet in te schatten of de aanvullende maatregelen die getroffen zouden kunnen worden om de lage bloeddruk te verhogen (extra vulling, starten intropica) wel voldoende effect zouden hebben.
Uitgaande van de feiten zoals deze zijn weergegeven in het medisch dossier heeft betrokkene tijdens de ingreep van 16 juni 2009 een langdurige periode met een zeer lage bloeddruk en een forse bradycardie doorgemaakt. Het cerebrale MRI-beeld is een overheersend patroon van witte stofverlies met daarbij uitgebreide, ernstige schade van de corticale grijze stof zoals dat kan optreden bij een ernstige hypoperfusie zoals dat bij betrokkene heeft voorgedaan.
4) Kunt u ter verdere verduidelijking van het antwoord op vraag 3 ook ingaan op de vraag of u van oordeel bent dat een lage bloeddruk tijdens een operatie (zoals bij [naam minderjarige] ) ook altijd leidt tot een lagere hersenperfusie of dat dit doorgaans een combinatie van factoren is. In dat laatste geval welke andere factoren zijn aan de orde en in hoeverre speelde deze andere factoren een rol in de feitelijke situatie? Wilt u uw antwoord onderbouwen met verwijzing naar literatuur, handboeken en/of studies?
Reactie:Ik ben ervanuit gegaan dat u mijn mening vraagt over de relatie tussen lage bloeddruk en verminderde hersenperfusie bij te vroeg geboren kinderen op een leeftijd vergelijkbaar met die van [naam minderjarige] ten tijde van de ingreep. Naast een lage bloeddruk zijn er ook er andere factoren van belang voor de hersenperfusie: de rijpheid van de cerebrale autoregulatie, de responsiviteit van de hersenvaten op een lage kooldioxide spanning in het slagaderlijke bloed, de cardiac output (slagvolume van het hart vermenigvuldigd met de hartfrequentie). Het was destijds niet mogelijk om van de rijpheid van de cerebrale autoregulatie, de responsiviteit van de hersenvaten op een lage kooldioxide spanning en de cardiac output of een afgeleide daarvan bij neonaten
onder anesthesie een inschatting te maken. Derhalve zijn de enige factoren waarop beoordeeld kan worden; bloeddruk, hartfrequentie, end tidal kooldioxide spanning en eventueel waarden van de kooldioxide spanning in het bloed gemeten. Van deze drie zijn de bloeddruk en hartfrequentie ten tijde van de ingreep als te laag beoordeeld door [persoon C] en [persoon D] . [persoon C] en [persoon D] zijn van mening dat het vaststaat dat de 70 minuten durende periode van circulatoire shock een zeer nadelige invloed op organen waaronder de hersenen heeft veroorzaakt. Het is niet in te schatten of de aanvullende maatregelen die getroffen zouden kunnen worden om de lage bloeddruk te verhogen (extra vulling, starten intropica) wel voldoende effect zouden hebben. Wederom: het beschreven neurologisch letsel bij betrokkene is volledig te verklaren op basis van de beschreven hypoperfusie. Het cerebrale MRI-beeld is een overheersend patroon van witte stofverlies met daarbij uitgebreide, ernstige schade van de corticale grijze stof zoals dat kan optreden bij een ernstige hypoperfusie, bij betrokkene bestaande uit een langdurige periode met een zeer lage bloeddruk en een forse bradycardie tijdens de operatieve ingreep op 16 juni 2009.
5) Indien u meent dat in antwoord op vraag 3 de kans niet 100% is, wilt u dan een inschatting maken van de kans dat een kind (in dezelfde toestand en omstandigheden) neurologisch letsel zou hebben opgelopen? Graag zo mogelijk uitdrukken in een percentage en als u dat niet kunt wilt u dan de kans uitdrukken in waarden als ‘zeer groot’, ‘groot’, ‘klein’, ‘zeer klein’, ‘evenredig’ en dergelijk en wilt u daarbij onderscheid maken tussen: helemaal geen, licht, middelzwaar, ernstig of zeer ernstig neurologisch letsel.
Reactie: verwijzend naar de antwoorden op de aanvullende vragen 3 en 4 luidt het antwoord op deze vraag: niet van toepassing.
6) Wat is de kans op het bij [naam minderjarige] aanwezige hersenletsel bij een kind in de leeftijd en
gezondheidstoestand van [naam minderjarige] op 16 juni 2009 bij een juiste dosis ropivacaïne en bij het voor zover nodig treffen van corrigerende bloeddrukmaatregelen?
Reactie:Hiervoor wordt verwezen naar het antwoord op aanvullende vraag 2.
7) Zou een kind in de leeftijd en gezondheidstoestand van [naam minderjarige] op 16 juni 2019 bij de gegeven dosis ropivacaïne en de genomen (beperkte) bloeddrukmaatregelen ook kans hebben gehad om het bij [naam minderjarige] aanwezige hersenletsel niet op te lopen? Indien u meent dat de kans niet 100% is, wilt u dan een inschatting maken van de kans dat een kind in de leeftijd en gezondheidstoestand van [naam minderjarige] het bij [naam minderjarige] aanwezig hersenletsel zou hebben opgelopen.
Reactie: Hiervoor wordt verwezen naar het antwoord op aanvullende vraag 2.”