ECLI:NL:RBROT:2025:12838

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
10-115895-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van een jong meisje en vernieling van een autoruit met verminderde toerekenbaarheid

Op 30 oktober 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling en vernieling. De verdachte, geboren in 1999 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, werd beschuldigd van het bijten in het bovenbeen van een jong meisje op 5 juli 2025 en het opzettelijk vernielen van een autoruit op 14 april 2025. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vijf maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de feiten in verminderde mate aan de verdachte konden worden toegerekend vanwege een psychische stoornis. De rechtbank oordeelde dat de mishandeling wettig en overtuigend bewezen was, terwijl de vernieling ook door de verdachte was bekend. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie maanden op, met aftrek van voorarrest, en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding, omdat niet kon worden vastgesteld dat de indiener bevoegd was om namens de rechtspersoon op te treden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-115895-25
Datum uitspraak: 30 oktober 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1999,
niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam P.I.] ,
raadsman mr. H.G.A.M. Halfers, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 oktober 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Loppé heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feit 1: mishandeling
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak. De verdachte heeft niet met opzet gebeten. Op de foto in het strafdossier van het letsel aan het been zijn geen uiterlijke kenmerken van een gebit te zien. De vorm van deze verwonding is ook niet met de tandafdrukken van de verdachte vergeleken, zodat niet kan worden bewezen dat hij heeft gebeten.
4.1.2.
Beoordeling
De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar op de avond van 5 juli 2025 in de stationshal van Rotterdam Centraal in haar linker bovenbeen heeft gebeten. Eén van de politieagenten die later ter plaatse waren gekomen, verklaarde dat hij op het linker bovenbeen van aangeefster een grote blauwe plek heeft waargenomen, die gedeeltelijk open leek te zijn. De verdachte heeft tijdens de terechtzitting zelf ook verklaard dat hij die avond in het been van de aangeefster heeft gebeten. Het verweer dat niet bewezen kan worden dat de verdachte heeft gebeten omdat niet vastgesteld zou kunnen worden dat het letsel hiervan afkomstig is, wordt reeds op grond van het voorgaande verworpen. Het dossier bevat verder geen enkel aanknopingspunt op basis waarvan aannemelijk is dat de verdachte niet met opzet heeft gebeten. De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de verdediging.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
De onder 2 ten laste gelegde vernieling heeft de verdachte ter zitting bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op
of omstreeks5 juli 2025 te Rotterdam
[slachtoffer 1] heeft mishandeld, door
-haar in het
(boven
)been te bijten;

2..

hij op of omstreeks 14 april 2025 te Rotterdam,opzettelijk en wederrechtelijk een autoruit (van voertuig met kenteken [kentekennummer] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
mishandeling;
en
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in haar strafeis meegewogen dat het feit in verminderde mate kan worden toegerekend aan de verdachte. Daarnaast heeft de officier van justitie bij haar strafeis meegewogen dat het bijten in het been van een jong meisje – met haar vrienden en andere omstanders eromheen – bizar is en daarom reden voor een zwaardere bestraffing.
7.2.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.3.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee strafbare feiten. Allereerst heeft hij zich schuldig gemaakt aan vernieling van een autoruit. Hij heeft daarmee aangetoond dat hij geen respect heeft voor andermans goederen en eigendom.
Daarnaast heeft de verdachte, nog geen drie maanden later, zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een jong meisje, door haar op een openbare plek, in het bijzijn van andere mensen, in het bovenbeen te bijten. Ondanks pogingen van het slachtoffer en omstanders om los te raken, had de verdachte zo'n 40 seconden met beide armen haar been vast en had hij zijn hoofd tegen haar been, waar hij haar (door haar broek heen) dusdanig stevig heeft gebeten dat de huid open lag. Hiermee heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
7.4.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.4.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 oktober 2025, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.2.
Rapportages
Psychiater [persoon A] heeft op 28 augustus 2025 een rapport over de verdachte opgemaakt. Daarin staat – kort gezegd en voor zover relevant – het volgende.
De verdachte lijdt aan een psychische stoornis (maniforme psychose), waarschijnlijk veroorzaakt door schizofrenie of een schizo-affectieve stoornis, mogelijk uitgelokt en versterkt door middelengebruik. Ten tijde van de hem ten laste gelegde vernieling en mishandeling leed de verdachte aan de psychische stoornis. Geadviseerd wordt de ten laste gelegde mishandeling en vernieling in verminderde mate toe te rekenen. Het risico op recidive wordt als hoog ingeschat. Verder wordt geadviseerd om de verdachte bij bewezenverklaring een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen, gedurende welke de psychose van de verdachte zou kunnen worden behandeld.
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering heeft op 15 juli 2025 een rapport over de verdachte opgemaakt. Daarin staat het volgende.
De verdachte heeft geen verblijfsrecht meer in Nederland. Daarom is er voor hem hier geen toekomstperspectief en kan hij geen beroep doen op de sociale voorzieningen. Hij kan dus niet worden toegeleid naar hulpverlening en hem kan ook geen aanbod worden gedaan om recidive in te perken en/of gedragsverandering te bewerkstelligen. Het risico op recidive (op letsel) wordt ingeschat als hoog. Er zijn geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. De verdachte kan geen werkstraf uitvoeren. Bij een veroordeling wordt daarom een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd.
De rechtbank heeft acht geslagen op beide rapporten.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Omdat de conclusies van de psychiater en de reclassering gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een psychische stoornis. In verband hiermee zullen de feiten in verminderde mate aan de verdachte worden toegerekend.
Bij het bepalen van de strafmaat weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee dat de verdachte volgens het uittreksel uit de justitiële documentatie eerder onherroepelijk is veroordeeld tot (voorwaardelijke) gevangenisstraffen voor soortgelijke strafbare feiten. Daarbij komt dat een taakstraf praktisch niet uitvoerbaar zou zijn, gelet op het advies van de reclassering en het gegeven dat de verdachte in Nederland geen verblijfsrecht heeft en ook niet over een vaste woon- of verblijfplaats hier te lande beschikt.
Gezien de ernst van de feiten kan daarom niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Aangezien de periode waarin de verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten de duur van de op te leggen gevangenisstraf overschrijdt, heeft de rechtbank bij beslissing van 16 oktober 2025 de voorlopige hechtenis opgeheven gelet op het bepaalde in artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde] . ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 700,-- aan materiële schade wegens vernieling van de achterruit van het voertuig. De vordering is ingediend door [persoon B] .
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
8.2.
Standpunt verdediging
De vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen, omdat uit het voegingsformulier niet blijkt dat [persoon B] gevolmachtigd is door de [benadeelde] . om de vordering in te dienen.
8.3.
Beoordeling
Wanneer een rechtspersoon optreedt als benadeelde partij wordt zij ter terechtzitting vertegenwoordigd door degene(n) die volgens de wet of de statuten bevoegd is (/zijn) tot vertegenwoordiging van de rechtspersoon. In een dergelijk geval is een schriftelijke volmacht niet vereist. Degenen die tot vertegenwoordiging bevoegd zijn kunnen, op hun beurt, een derde machtigen om namens hen, c.q. de rechtspersoon op te treden.
In de vordering benadeelde partij, noch in het dossier, bevindt zich informatie over wie de benadeelde partij rechtsgeldig kan vertegenwoordigen. Onduidelijk is daarom of [persoon B] ofwel een vertegenwoordigingsbevoegd persoon is geweest, ofwel is gemachtigd om namens de rechtspersoon op te treden. Met het voorgaande is voor de rechtbank op basis van het dossier niet vast te stellen dat [persoon B] bevoegd is geweest deze vordering te ondertekenen. De benadeelde partij is niet ter terechtzitting verschenen, zodat ter zitting geen mogelijkheid geboden kon worden dit verzuim te herstellen. Schorsing van het onderzoek ter terechtzitting om de benadeelde partij alsnog de gelegenheid te bieden voor een zodanig herstel, levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal daarom in diens vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
8.4.
Conclusie
De verdachte hoeft geen schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partij.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57, 300, 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van 16 oktober 2025.
verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
Dit vonnis is gewezen door mr. D.F. Smulders voorzitter,
en mrs. I. Bouter en J. Langeveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.C. van Beek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 5 juli 2025 te Rotterdam
[slachtoffer 1] heeft mishandeld, door
- haar in het (boven)been te bijten;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

2.

hij op of omstreeks 14 april 2025 te Rotterdam,opzettelijk en wederrechtelijk een autoruit (van voertuig met kenteken [kentekennummer] ), inelk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aaneen ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/ofweggemaakt.
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )