ECLI:NL:RBROT:2025:12839

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
10/204371-25 en 99/000611-28
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring voorhanden hebben van een vuurwapen en cocaïne met veroordeling tot gevangenisstraf en herroeping voorwaardelijke invrijheidsstelling

Op 16 oktober 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en het bezit van cocaïne. De verdachte, geboren in 1995 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. R. van den Hemel. De officier van justitie, mr. N. den Uil, eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, maar de rechtbank legde uiteindelijk een straf op van 4 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het ten laste gelegde had bekend en dat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De rechtbank vond het voorhanden hebben van een vuurwapen en het bezit van cocaïne ernstig, gezien de impact op de samenleving en de gezondheid van individuen. De verdachte had eerder een voorwaardelijke invrijheidstelling gekregen, maar had zich niet aan de voorwaarden gehouden, wat leidde tot een gedeeltelijke toewijzing van de vordering tot herroeping van zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling voor 180 dagen. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij werd opgemerkt dat hij in de afgelopen vijf jaar niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/204371-25
VI-nummer: 99/000611-28
Datum uitspraak: 16 oktober 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[detentieadres] [postcode] [detentieplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting [naam P.I.] , locatie [detentielocatie] ,
raadsvrouw mr. R. van den Hemel, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 oktober 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. den Uil heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest;
  • volledige herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, in de zaak met VI-nummer 99/000611-28, te weten voor de duur van 550 dagen.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op
of omstreeks3 juli 2025 te Rotterdam
- een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en
munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van
een pistool van het merk/type Blow TR34, kaliber 7.65mm en
/of
- een daarbij behorende patroonhouder en
/of
- daarbij behorende kogelpatronen, merk/type Sellier & Bellot, kaliber 7.65mm,
categorie III van de Wet wapens en munitie
voorhanden heeft gehad;
2
hij op
of omstreeks3 juli 2025 te Rotterdam
opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer7,2 gram
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal
bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Het onder 1 ten laste gelegde
de eendaadse samenloop van
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 2 ten laste gelegde
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen met hierin bijbehorende munitie. Hij bewaarde het (geladen) vuurwapen in een schoudertas die hij aan de kapstok in de hal van zijn moeders woning had gehangen. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie is gevaarlijk en brengt gevoelens van onveiligheid in de samenleving met zich mee. Daarnaast werd bij zijn aanhouding 7,2 gram cocaïne aangetroffen in meerdere gripzakjes. Harddrugs, zoals cocaïne, bevatten stoffen die schadelijk zijn voor de gezondheid en ze zijn sterk verslavend. Bovendien vindt een groot deel van de criminaliteit direct of indirect zijn oorsprong in het gebruik van en de handel in (hard)drugs. Tegen het voorhanden hebben van deze middelen dient dan ook te worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 september 2025, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaren niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van de LOVS. Verder houdt de rechtbank rekening met de volgende omstandigheden.
Er is geen sprake van recidive binnen de vijf jaar vóór de hier bewezen feiten. Wel is de verdachte daarvóór veroordeeld voor overtreding van de Wet wapens en munitie. Verder pleegde hij de feiten terwijl hij nog maar een paar maanden voorlopig in vrijheid was gesteld. Er zijn geen concrete aanwijzingen dat de verdachte het vuurwapen langer in zijn bezit had dan de dag dat het is aangetroffen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidsstelling

8.1.
Beslissing waarvan herroeping wordt gevorderd
Bij vonnis van 20 november 2019 van de meervoudige kamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant is de verdachte veroordeeld – voor zover van belang – tot een gevangenisstraf van zes jaar, met aftrek van voorarrest.
De verdachte is op 20 januari 2023 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de hierbij gestelde proeftijd niet schuldig zou maken aan een strafbaar feit. De proeftijd van twee jaar (exclusief in detentie doorgebrachte tijd) is ingegaan op 17 januari 2023. In deze periode heeft de officier van justitie meermaals een vordering tot herroeping of afwijzing van de voorwaardelijke invrijheidsstelling (v.i.) ingediend. Op 12 september 2024 heeft de rechtbank een vordering gedeeltelijk toegewezen en bepaald dat een periode van 180 dagen ten uitvoer moest worden gelegd. Op 4 maart 2025 heeft de rechtbank een andere vordering afgewezen. De verdachte is vervolgens op 16 maart 2025 in vrijheid gesteld met een proeftijd van twee jaar (tot 16 maart 2027) en een strafrestant van 550 dagen.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft de gehele toewijzing van de vordering herroeping v.i. gevorderd. De verdachte heeft twee strafbare feiten gepleegd, terwijl hij pas enkele maanden voorwaardelijk in vrijheid was gesteld en daarvoor een deel van zijn v.i. was herroepen. De verdachte was dus een gewaarschuwd mens.
8.3.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering herroeping v.i. moet worden afgewezen. De verdachte heeft de afgelopen periode laten zien dat de samenwerking met de reclassering goed ging. Hij was gemotiveerd om iets van zijn leven te maken en hield zich aan de bijzondere voorwaarden. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht slechts een gedeelte van de vordering toe te wijzen met een substantieel resterend strafdeel bij wijze van stok achter de deur. Dan behoudt de verdachte de begeleiding die goed liep en kan hij worden geholpen zijn leven weer op de rit te krijgen en te houden.
8.4.
Beoordeling
Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan de v.i. verbonden algemene voorwaarde niet nageleefd. De verdachte heeft al meerdere kansen gehad om zijn v.i. goed te doorlopen en weer gaat het mis. Wel is het zo dat de verdachte zich de vorige keren, toen het OM vorderingen tot afwijzing of herroeping van de v.i. indiende, niet hield aan de bijzondere voorwaarden. Hij heeft zich in de periode voor zijn arrestatie echter gemotiveerd opgesteld en meegewerkt aan de bijzondere voorwaarden. Ook nu is hij is positief over de toekomst. Hij wil legaal, met een muziek-carrière, zijn geld verdienen en zegt de begeleiding van de reclassering goed te kunnen gebruiken.
Alles afwegende ziet de rechtbank aanleiding om de vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet helemaal, maar gedeeltelijk toe te wijzen en te gelasten dat een gedeelte van de niet ten uitvoer gelegde vrijheidsstraf, te weten 180 dagen, alsnog moet worden ondergaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling gedeeltelijk toe;
gelast dat van het gedeelte van de vrijheidsstraf dat niet ten uitvoer is gelegd, alsnog een gedeelte,
groot 180 (honderdtachtig ) dagen, moet worden ondergaan;
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.F. Smulders, voorzitter,
en mrs. I. Bouter en J. Langeveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Bezemer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 3 juli 2025 te Rotterdam
- een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en
munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van
een pistool van het merk/type Blow TR34, kaliber 7.65mm en/of
- een daarbij behorende patroonhouder en/of
- daarbij behorende kogelpatronen, merk/type Sellier & Bellot, kaliber 7.65mm,
categorie III van de Wet wapens en munitie
voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 3 juli 2025 te Rotterdam
opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 7,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;