Uitspraak
RECHTBANK Rotterdam
DIVINE INVESTMENT LTD,
1.De procedure
- de dagvaarding van 26 augustus 2025, met zestien producties,
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie, met zeven producties,
- de pleitnota van mr. Koopmans,
- de pleitaantekeningen van mr. Van de Corput.
2.De feiten
Oorspronkelijke vordering bedroeg ca € 2,500.000, restantvordering is als concurrente vordering opgenomen”
3.Het geschil
4.De beoordeling
niet is beoogd” om door of namens Divine gestelde vorderingen op [bedrijf 2] en [bedrijf 1] of daarvoor gevestigde zekerheden teniet te laten gaan, maar omdat dat lijnrecht tegenover de taalkundige betekenis van de finale kwijting in de overeenkomst staat, kan enkel op grond daarvan niet worden vastgesteld dat de vorderingen van Divine nog steeds bestaan. Daarover zal in een bodemprocedure helderheid moet komen. Anders dan in een kort geding kunnen in een bodemprocedure ook getuigen worden gehoord over bijvoorbeeld de verwachtingen van de curator en Divine bij het sluiten van de vaststellingsovereenkomst, en over wat de curator was gebleken ten aanzien van de vorderingen van Divine waarvoor het hypotheekrecht op de woning was gevestigd. Ten slotte zal in een bodemprocedure aandacht moeten worden besteed aan de eventuele vordering van Divine op [bedrijf 3] . De vaststellingsovereenkomst heeft immers geen betrekking op deze partij, die op 1 september 2011 bij gebrek aan baten is opgehouden te bestaan. Onderbelicht is gebleven welke gevolgen dit heeft gehad.