ECLI:NL:RBROT:2025:12863

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
4 november 2025
Zaaknummer
10/233300-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 met zware lichamelijke letsel als gevolg van onoplettend rijgedrag

Op 15 oktober 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1993, die op 30 juni 2024 te Hoogvliet Rotterdam een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte reed met een motorfiets door een rood verkeerslicht en botste tegen een bromfietser, die hierdoor zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig heeft gedragen, wat leidde tot het ongeval. De verdachte heeft volledige verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en zijn strafblad is leeg. De officier van justitie eiste een taakstraf van 120 uur en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden. De rechtbank legde een taakstraf van 120 uur op en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte, ondanks zijn onoplettendheid, ook positieve persoonlijke omstandigheden had, zoals zijn medewerking aan het onderzoek en zijn zorg voor het slachtoffer na het ongeval. De rechtbank concludeerde dat het bewezen verklaarde feit een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 oplevert, waarbij de verdachte strafbaar is verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf
Parketnummer: 10/233300-24
Datum uitspraak: 15 oktober 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
raadsman mr. D.G. Hassink, advocaat te Zwolle.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D.D.B. Reuter heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, waarbij sprake is geweest van zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 uur en als bijkomende straf een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Bewijswaardering

4.1.
Standpunt officier van justitie
Het primair ten laste gelegde kan bewezen worden, waarbij de schuld bestaat uit zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag. Uit het rapport van de verkeersongevallenanalyse kan worden afgeleid dat de verdachte met onverminderde snelheid de kruising is opgereden, terwijl het voor hem bedoelde verkeerslicht al minimaal vier seconden rood licht uitstraalde. Het wegdek was nat of vochtig en het regende. De verdachte heeft de overstekende bromfiets, die op dat moment groen licht had, niet gezien. De verdachte heeft deze bromfiets aangereden, ten gevolge waarvan de bestuurder van die bromfiets zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Gelet op de aard en de ernst van de verkeersfouten van de verdachte, heeft de verdachte zich zeer onoplettend en onvoorzichtig gedragen.
4.2.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). De verdachte heeft het verkeerslicht helemaal niet gezien en dus ook niet genegeerd. Het verkeerslicht stond al minstens vier seconden op rood toen de verdachte het passeerde. Zou hij zich daarvan bewust zijn geweest, had hij dat nooit gedaan omdat hij dan als motorrijder geconfronteerd zou kunnen worden met doorgaans sterkere verkeersdeelnemers. Het moet dus een enkel kort moment van onoplettendheid zijn geweest, omdat geen weldenkend mens bewust zo’n risico zou nemen. Ook de verklaring die de verdachte bij de politie heeft afgelegd ondersteunt dit standpunt. De verdachte heeft dus onbewust een enkele verkeersovertreding begaan en dat haalt de ondergrens van artikel 6 WVW niet.
Mocht de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komen, dan stelt de verdediging zich op het standpunt dat het letsel van het slachtoffer dient te worden gekwalificeerd als ‘zodanig letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan’.
4.3.
Beoordeling
Artikel 6 WVW verbiedt een ieder die aan het verkeer deelneemt zich zodanig te gedragen dat een aan zijn schuld te weten ongeval plaatsvindt waardoor een ander wordt gedood of waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat. Voor een bewezenverklaring is vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte is te wijten, waarbij de schuld zich in verschillende gradaties kan voordoen. Bij de beoordeling of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW wordt gekeken naar het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Er dient een causaal verband te bestaan tussen de gedragingen van de verdachte en het ongeval en tussen het ongeval en de dood dan wel het letsel van het slachtoffer.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte op 30 juni 2024 met een (onverminderde) snelheid van circa 80 km/u de kruising van de Vondelingenweg met het fiets/bromfietspad Aveling is opgereden, terwijl het voor zijn rijrichting bestemde verkeerslicht al minstens vier seconden rood licht uitstraalde.
De rechtbank overweegt dat de verkeerslichten bij een kruispunt doorgaans zo zijn afgesteld dat kruisend verkeer nooit tegelijkertijd groen licht kan hebben. De rechtbank volgt dan ook de conclusie in het VOA-rapport dat het zeer onwaarschijnlijk is dat het slachtoffer door rood licht gereden zou zijn, omdat hij, komend van de overzijde van de Vondelingenweg dan ook al door het overige verkeer op de Vondelingenweg zou zijn aangereden. Het slachtoffer moest immers twee voorsorteerstroken waarop zich verkeer bevond passeren alvorens hij de derde voorsorteerstrook zou hebben bereikt, waarop de verdachte reed.
De verdachte heeft verklaard dat hij met onverminderde snelheid de kruising heeft genaderd omdat hij in het geheel geen kruising of verkeerslichten had gezien. Ook het verkeer dat op de naastgelegen voorsorteerstroken op het rode licht van de kruising aan kwam rijden of daarvoor stil stond zegt hij niet te hebben opgemerkt.
Hoewel de rechtbank op zich niet twijfelt aan de verklaring van de verdachte, onderschrijft dit nu juist diens aanmerkelijke onoplettendheid en onvoorzichtigheid. De verdachte had de kruising en de verkeerslichten immers al veel eerder kunnen maar ook moeten zien. Zijn zicht daarop werd niet belemmerd en ook de overige verkeersdeelnemers, die daar langzamer waren gaan rijden of al voor de kruising voorgesorteerd stil stonden hadden hem niet mogen ontgaan. Daar komt bij dat het wegdek nat was, waardoor extra voorzichtig rijgedrag van de verdachte mocht worden verwacht. Van een enkel moment van onoplettendheid, waarvan de raadsman uitgaat, is dan ook geen sprake geweest. De rechtbank komt daarmee tot de conclusie dat het verkeersgedrag van de verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend kan worden aangemerkt en dat daardoor een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden.
Het slachtoffer heeft ten gevolge van het ongeluk een verbrijzeling van de rechter heupkom en de bovenste en de onderste tak van het schaambeen opgelopen. De verwachte genezingsduur is – bij ongecompliceerd beloop – geschat op drie maanden. De rechtbank merkt het letsel van het slachtoffer aan als zwaar lichamelijk letsel.
4.4.
Conclusie
Het ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op
of omstreeks30 juni 2024 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede
rijdende over de weg, de Vondelingenweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan
zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door
roekeloos, in elk
geval zeer, althansaanmerkelijk, onvoorzichtig en
/ofonoplettend,
- terwijl het wegdek nat en/of vochtig was en
/of
- de oversteekplaats bestemd voor (brom)fietsers en voetgangers is opgereden, op
het moment dat het voor hem bestemde verkeerslicht rood licht uitstraalde en
/of
- zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn voertuig tot stilstand kon
brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en
waarover deze vrij was en
/of
- niet (tijdig) heeft opgemerkt dat een bromfietser (bestuurd door [slachtoffer]),
inmiddels doende was de kruising via de aldaar gelegen oversteekplaats over te
steken en
/of
- die bromfietser niet heeft laten voorgaan en
/of
- op/nabij die oversteekplaats in botsing of aanrijding is gekomen met die
bromfietser,
waardoor een ander (voornoemde [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een
verbrijzeling van de rechter heupkom en de bovenste en onderste tak van het
schaambeen, althans gebroken bekken
en/of een zware hersenschudding, of
zodanig lichamelijk letselwerd toegebracht,
dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover de bewezenverklaarde tenlastelegging taal-en of schrijffouten moet voorkomen, zijn deze cursief in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op 30 juni 2024 als bestuurder van een motorfiets een verkeersongeval veroorzaakt. De verdachte heeft de kruising met verkeerslichten niet opgemerkt en is vervolgens door rood licht gereden, waardoor hij in botsing is gekomen met de overstekende bromfiets. De bestuurder van de bromfiets heeft ten gevolge van het verkeersongeval zwaar lichamelijk letsel opgelopen. De rechtbank heeft in het voordeel van de verdachte gelet op zijn strafblad dat leeg is. Tot slot houdt de rechtbank rekening met de proceshouding van de verdachte. Hij heeft vanaf het begin zijn volle medewerking aan het onderzoek verleend, heeft ondanks zijn eigen verwondingen het ambulancepersoneel eerst naar het slachtoffer gedirigeerd en heeft ook later nog geprobeerd om contact te leggen met het slachtoffer. Hij heeft verantwoordelijkheid genomen voor zijn rijgedrag en dat valt te prijzen.
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij het bepalen van de straffen heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Op basis hiervan zou in onderhavige zaak een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid aan de verdachte kunnen worden opgelegd. In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet de rechtbank echter aanleiding die ontzegging geheel voorwaardelijk op te leggen. Alles afwegend vindt de rechtbank een taakstraf voor de duur van 120 uren alsmede een voorwaardelijke rijontzegging van de duur van 12 maanden, met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf van 120 uren (honderdtwintig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
ontzegt de verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van 12
(twaalf) maanden;
bepaalt dat deze ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.C. Bos, voorzitter,
en mrs. C.G. van de Grampel en N.R. Rietveld, bijzitters,
in tegenwoordigheid van mrs. N.W.J. van der Veen en J.D. Schmahl, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De tweede griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 30 juni 2024 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede
rijdende over de weg, de Vondelingenweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan
zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk
geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- terwijl het wegdek nat en/of vochtig was en/of
- de oversteekplaats bestemd voor (brom)fietsers en voetgangers is opgereden, op
het moment dat het voor hem bestemde verkeerslicht rood licht uitstraalde en/of
- zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn voertuig tot stilstand kon
brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en
waarover deze vrij was en/of
- niet (tijdig) heeft opgemerkt dat een bromfietser (bestuurd door [slachtoffer]),
inmiddels doende was de kruising via de aldaar gelegen oversteekplaats over te
steken en/of
- die bromfietser niet heeft laten voorgaan en/ of
- op/nabij die oversteekplaats in botsing of aanrijding is gekomen met die
bromfietser,
waardoor een ander (voornoemde [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een
verbrijzeling van de rechter heupkom en de bovenste en onderste tak van het
schaambeen, althans gebroken bekken en /of een zware hersenschudding, of
zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 juni 2024 te Hoogvliet Rotterdam als bestuurder van een
voertuig (motorfiets met kenteken [kenteken]), daarmee rijdende op de weg, de
Vondelingenweg, welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte,
toen daar,
- terwijl het wegdek nat en/ of vochtig was en/ of
- de oversteekplaats bestemd voor (brom)fietsers en voetgangers is opgereden, op
het moment dat het voor hem bestemde verkeerslicht rood licht uitstraalde en/of
- zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn voertuig tot stilstand kon
brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en
waarover deze vrij was en/of
- niet (tijdig) heeft opgemerkt dat een bromfietser (bestuurd door [slachtoffer]),
inmiddels doende was de kruising via de aldaar gelegen oversteekplaats over te
steken en/of
- die bromfietser niet heeft laten voorgaan en/of
- op/nabij die oversteekplaats in botsing of aanrijding is gekomen met die
bromfietser,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.