ECLI:NL:RBROT:2025:12877

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2025
Publicatiedatum
4 november 2025
Zaaknummer
10/057579-25, 10/380680-24, 10/381855-24, 10/403284-24 en 10/018410-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Veroordeling voor diefstal met geweld en andere strafbare feiten door een minderjarige

Op 16 oktober 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2008, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld, bedreiging met geweld, openlijke geweldpleging, en het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 180 dagen jeugddetentie, waarvan 44 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder het volgen van behandeling en toezicht door de jeugdreclassering. De feiten vonden plaats in Rotterdam, waarbij de verdachte samen met anderen een slachtoffer op een metrostation heeft aangevallen en later betrokken was bij een gewapende overval op een winkel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, gezien zijn lichte verstandelijke beperking en andere psychische problemen. De vorderingen van benadeelde partijen zijn deels toegewezen, waarbij schadevergoedingen zijn vastgesteld voor immateriële en materiële schade. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te houden aan bepaalde voorwaarden tijdens de proeftijd, waaronder het verbod op het gebruik van verdovende middelen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummers: 10/057579-25, 10/380680-24, 10/381855-24, 10/403284-24 en 10/018410-25 (gevoegd ttz)
Datum uitspraak: 16 oktober 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2008,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. S. Ben Ahmed, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 2 oktober 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van Eck heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder parketnummer 10/381855-24 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/057579-25 onder 1, 2 en 3 en het onder parketnummers 10/380680-24, 10/403284-24 en 10/018410-25 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 44 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, zich houdt aan het cannabisverbod, wordt opgenomen in de zorginstelling Groot Emaus, meewerkt aan behandeling bij Groot Emaus en onderwijs volgt volgens het schoolrooster;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna te noemen: WSSJJ) tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder parketnummer 10/381855-24 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder parketnummer 10/057579-25 onder 1 en 2 en het onder parketnummers 10/380680-24 en 10/403284-24 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
De verdediging heeft ten aanzien van het onder parketnummer 10/057579-25 onder 3 ten laste gelegde geen standpunt ingenomen. Ten aanzien van het onder parketnummer 10/018410-25 ten laste gelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Omdat op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte deze feiten heeft begaan, zullen ook deze feiten zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/057579-25 onder 3 en het onder parketnummer 10/018410-25 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/057579-25 onder 1 en 2 en het onder parketnummers 10/380680-24 en 10/403284-24 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
parketnummer 10/057579-25:
1
hij
op
of omstreeks22 februari 2025
te Barendrecht
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,mobiele telefoons (Iphones),
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan
[naam winkel]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijnmededader(s)toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld
en/of gevolgdvan geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen
[slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden of gemakkelijk te maken,
of om, bij betrapping op heterdaad, aanzichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,door
- schreeuwend de winkel binnen te lopen en hierbij de woorden toe te voegen:
"Geef mij de telefoons"
, althans woorden van gelijke aard en/of strekkingen
-
een vuurwapen, althanseen op een vuurwapen gelijkend voorwerp te richten op
die [slachtoffer 1] en
/ofdie [slachtoffer 2] en
- meermalen met kracht met een hamer tegen een vitrineruit te slaan, waardoor
de vitrinedeur openging;
2
hij
op 22 februari 2025
te Barendrecht
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleeneen wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 4° van de Wet wapens en
munitie, te weten een alarm- c.q. startpistool, voorhanden heeft gehad;
3
hij
op
of omstreeks22 februari 2025
te Barendrecht
[slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht
en/of met zware mishandeling,
door
een vuurwapen, althanseen op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die
[slachtoffer 3] en
/ofdie [slachtoffer 1] te richten en hierbij dreigend de woorden toe te voegen
"Ik knal jullie allemaal af" en
/of"Jullie gaan er allemaal aan" en
/of"Ik schiet je
dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
parketnummer 10/380680-24:
hij op
of omstreeks22 mei 2024 te Rotterdam,
openlijk, te weten, op
eenmetrostation
Oostpleinte Rotterdam,
in elk geval op of aan deopenbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen
een persoon, te weten[slachtoffer 4] , door
die [slachtoffer 4] ,
meerdere malen,
althans eenmaal,-
op/tegen het gezicht
, althans het hoofd,te slaan,
- naar de grond te trekken
en/of te duwenen
/of-
op/tegen het hoofd, althans het lichaam, te slaan en
/ofte schoppen, terwijl
voornoemde op de grond lag;
parketnummer 10/403284-24:
hij op
of omstreeks18 november 2024 te Rotterdam, opzettelijk professioneel
vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten 2 stuks
, althans eenhoeveelheidbangers
en/of flashbangers voorhanden heeft gehad;
parketnummer 10-018410-25:
hij op
of omstreeks17 januari 2025 te Rotterdam,
opzettelijk
een telefoon (een iPhone),
in elk geval enig goed,geheel
of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 5] ,
in elk geval aan een ander of anderendan aan verdachte,
enwelk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten
als vinder of houder,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
parketnummer 10/057579-25:
Feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
parketnummer 10/380680-24:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
parketnummer 10/403284-24:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan
parketnummer 10/018410-25:
verduistering
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op zestienjarige leeftijd allereerst schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging door samen met een groepje jongens een voor hen bekend slachtoffer aan te vallen op een metrostation. De verdachte heeft bekend dat hij het slachtoffer heeft geslagen, geschopt en naar de grond heeft getrokken. Ook de andere jongens hebben het slachtoffer geslagen en geschopt. Het slachtoffer heeft als gevolg hiervan een scheur in het trommelvlies van zijn linkeroor en meerdere schaafwonden op zijn lichaam opgelopen. Dit is een zeer ernstig feit. Door aldus te handelen hebben de verdachte en zijn medeverdachten voor het slachtoffer een bijzonder dreigende situatie gecreëerd op een voor het publiek toegankelijke plaats en is tevens inbreuk gemaakt op zijn lichamelijke integriteit. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van feiten zoals deze, ook na langere tijd, nog veel last kunnen hebben van wat hen is overkomen en voor langere tijd gevoelens van onveiligheid op straat kunnen ervaren. Een en ander blijkt ook uit het verzoek tot schadevergoeding, en de onderbouwing daarvan, dat door het slachtoffer is ingediend.
Een halfjaar later zijn bij de verdachte tijdens een identiteitsfouillering twee cobra’s 6 in zijn jaszak aangetroffen. De verdachte heeft hierover verklaard dat hij het vuurwerk gevonden had op straat en dat hij van plan was om het af te steken. Het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk ten behoeve van particulier gebruik, brengt grote veiligheidsrisico’s met zich mee. Daarvoor gelden strenge regels en is gespecialiseerde kennis vereist. Professioneel vuurwerk is immers zeer explosief en heeft een enorme kracht, vergelijkbaar met de kracht van een handgranaat. Dit vuurwerk brengt bij gebruik door particulieren grote risico’s op ernstige gevolgen met zich mee, niet slechts voor degenen die het vuurwerk afsteken, maar ook voor eventuele omstanders. De verdachte is met de mogelijke gevolgen van zijn handelen veel te lichtvaardig omgesprongen en heeft niet of in onvoldoende mate stilgestaan bij de mogelijke - in potentie levensgevaarlijke - gevolgen van een (ontijdige) explosie.
Weer drie maanden later heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan verduistering. De verdachte heeft op school een telefoon gevonden en die zich toegeëigend, terwijl hij wist van wie die die telefoon was. In plaats van de telefoon direct terug te geven aan de eigenaar of op school achter te laten bij de conciërge, heeft de verdachte de telefoon meegenomen naar huis. De verdachte heeft hierbij enkel gehandeld met het oog op eigen financieel gewin en geen enkel respect gehad voor de bezittingen van een ander.
Tot slot heeft de verdachte zich een maand later samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewapende overval op [naam winkel] in Barendrecht. De verdachte is samen met een medeverdachte en met bivakmutsen op de winkel binnengegaan. Zij hebben vervolgens de medewerkers onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gedwongen om telefoons aan hen te geven. Toen daar geen gehoor aan werd gegeven, hebben de verdachte en zijn medeverdachte met een hamer de vitrine kapotgeslagen, waarna zij meerdere telefoons in een tas hebben gedaan en meegenomen. De verdachte en zijn medeverdachte konden uiteindelijk tijdens hun vlucht worden tegengehouden door omstanders, waarna zij zijn aangehouden door de politie. Dergelijke feiten kunnen, los van de materiële schade, bij slachtoffers ernstig psychisch letsel veroorzaken. Uit het verzoek tot schadevergoeding dat is ingediend door een medewerker van de winkel blijkt dat het incident een grote impact op haar heeft gehad. Voor die gevolgen is de verdachte, samen met zijn medeverdachte, verantwoordelijk. De verdachte heeft deze gevolgen kennelijk op de koop toegenomen en heeft zich wederom enkel laten leiden door zijn eigen financieel gewin. Meer algemeen, en zeker wanneer daarbij wapens in het spel zijn, veroorzaken dit soort feiten grote gevoelens van onrust binnen de maatschappij.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 september 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
[persoon A] , orthopedagoog en gezondheidspsycholoog, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 4 augustus 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een lichte verstandelijke beperking, een chronische aanpassingsstoornis in emotie en gedrag en een matige stoornis in cannabisgebruik. Dit heeft tot gevolg dat hij een gebrekkig zelfinzicht heeft en moeite heeft om sociale situaties te overzien. Daarnaast is hij sterk beïnvloedbaar, verhoogd impulsief en heeft hij moeite om zijn emoties en gedragingen voldoende te reguleren en te sturen. Alle stoornissen hebben in meer of mindere mate doorgewerkt in het ten laste gelegde en zijn hier van invloed op geweest. Geadviseerd wordt daarom om de verdachte het ten laste gelegde in een verminderde mate toe te rekenen. Het recidivegevaar is hoog. Met name zijn sterke beïnvloedbaarheid en impulsiviteit, voortvloeiend uit de verstandelijke beperking, zijn grote risicofactoren. Geadviseerd wordt om een tweesporenbeleid te volgen, in die zin dat de verdachte in het civielrechtelijk kader uit huis wordt geplaatst en dat onderhavige strafzaak wordt afgedaan met een voorwaardelijke straf.
De Raad voor de Kinderbeschermingheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 11 september 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte is vanwege zijn beperking en stoornissen erg kwetsbaar. Hij is impulsief, sterk beïnvloedbaar en herkent geen probleemsituaties. Daarnaast heeft de verdachte een belast verleden. Hij komt uit een gebroken gezin en hij heeft in zijn jonge jaren huiselijk geweld meegemaakt. De verdachte woont sinds zijn vierde jaar bij zijn oma. Hoewel dit altijd goed ging, is hij sinds twee jaar veranderd in zijn gedrag. Hij gaat veelal om met antisociale jongeren waar hij tegenop lijkt te kijken. Door zijn kwetsbaarheid komt hij herhaaldelijk in de problemen. Oma is de grip op de opvoeding van de verdachte verloren. De verdachte heeft veel nabijheid en begeleiding nodig en oma kan hem dit niet meer bieden. Naast de begeleiding door de jeugdreclassering is er sinds 27 mei 2025 sprake van een ondertoezichtstelling en een machtiging uithuisplaatsing.
De kans op herhaling van delictgedrag wordt heel hoog ingeschat. Om de kans op recidive te verkleinen is het van belang dat de verdachte blijft meewerken aan begeleiding en behandeling binnen Groot Emaus gericht op zijn problematiek. Gelet hierop heeft een onvoorwaardelijke jeugddetentie nu geen pedagogische meerwaarde. Geadviseerd wordt daarom om de verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, onder de bijzondere voorwaarden dat het de verdachte verboden wordt om verdovende middelen (cannabis) te gebruiken, dat hij wordt opgenomen in een zorginstelling, te weten Groot Emaus, dat hij meewerkt aan behandeling in Groot Emaus of een soortgelijke instelling en dat hij onderwijs volgt volgens het schoolrooster. Gelet op het hoge recidiverisico is toezicht van de jeugdreclassering noodzakelijk.
[persoon B] en [persoon C] , achtereenvolgens werkzaam als jeugdbeschermer en jeugdreclasseerder bij WSSJJ,hebben ter terechtzitting naar voren gebracht dat de verdachte op 4 september 2025 bij Groot Emaus is geplaatst. De eerste periode van zijn verblijf staat in het teken van het wegnemen van zijn weerstand. Daarom is er een-op-een begeleiding ingezet. Groot Emaus ziet dat de verdachte getraumatiseerd is en een lege indruk maakt. Behandeling in de vorm van trauma- en psychomotorische therapie is daarom noodzakelijk. De gedragswetenschapper heeft ook de wens om verder onderzoek te doen naar zijn gewetensontwikkeling en emotionele ontwikkeling. Dat onderzoek kan pas starten als de nodige therapieën zijn afgerond. Om herhaling van delictgedrag te voorkomen is een behandeling van een jaar tot anderhalf jaar nodig. De verdachte staat nog op de wachtlijst voor behandeling. De verwachting is dat hij op zijn vroegst begin 2026 kan starten. Op 2 oktober 2025 vindt er een gesprek plaats met Groot Emaus om te bezien of de nodige behandeling ook door een andere, geschikte partij kan worden aangeboden, zodat eerder kan worden gestart. WSSJJ onderschrijft verder het strafadvies van de Raad, inclusief het verbod op het gebruik van cannabis.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De conclusies van de psycholoog worden gedragen door haar bevindingen. De rechtbank neemt die conclusies over en maakt die tot de hare. Nu bij de verdachte sprake is van een cognitieve beperking en aanpassingsstoornis die ook aanwezig waren ten tijde van de tenlastegelegde feiten acht de rechtbank de verdachte voor deze feiten verminderd toerekeningsvatbaar.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat een straf die tot gevolg heeft dat de verdachte terug moet naar de jeugdgevangenis, niet in het belang van de verdere ontwikkeling van de verdachte is en daarmee ook niet in het belang van de samenleving. De rechtbank zal gelet op het advies van de psycholoog, de Raad en WSSJJ een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregel

8.1.
De vorderingen
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer 2] , ter zake van het onder parketnummer 10/057579-25 onder 1 ten laste gelegde feit.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.438,- aan materiële schade en een bedrag van € 3.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer 4] , ter zake van het onder parketnummer 10/380680-24 ten laste gelegde feit.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 900,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] gevorderde immateriële schadevergoeding kan worden toegewezen, omdat de gevorderde bedragen in overeenstemming zijn met toegekende bedragen in vergelijkbare zaken.
Ook het deel van de door de benadeelde partij [slachtoffer 2] gevorderde materiële schadevergoeding, dat ziet op de medische kosten en de reiskosten, kan worden toegewezen, omdat deze kosten voldoende zijn onderbouwd. Het deel van de vordering dat ziet op het verlies van inkomen acht de officier van justitie onvoldoende onderbouwd, omdat er maar een loonstrook is overgelegd. De officier van justitie verzoekt de rechtbank om een schatting te maken van deze kosten dan wel om de benadeelde partij ten aanzien van dit deel van haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
8.3.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft de verdediging verzocht om het gevorderde bedrag aan immateriële schade te matigen, omdat het niet meer alleen kunnen wonen van de benadeelde partij geen causaal verband heeft met het strafbare feit. Ten aanzien van de materiële schadevergoeding is verzocht om het deel dat ziet op het verlies aan inkomen af te wijzen, omdat dit onvoldoende is onderbouwd. Verzocht wordt verder om de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 4] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.4.
Beoordeling
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder parketnummer 10/057579-25 onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De rechtbank acht het deel van de gevorderde materiële schadevergoeding dat ziet op de gemaakte reiskosten van € 53,- voldoende onderbouwd. Ondanks de (ongemotiveerde) betwisting door de verdediging, zal dit deel van de vordering worden toegewezen.
Het deel van de gevorderde materiële schadevergoeding dat ziet op de medische kosten van de psycholoog en het verlies van inkomen is onvoldoende onderbouwd. Nader onderzoek daarnaar levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder parketnummer 10/057579-25 onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit ook rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Uit de vordering volgt dat de benadeelde partij kampt met psychische problemen. Zij huilt hele dagen en durfde lang niet meer over straat te gaan. Daarnaast heeft zij suïcidale gedachtes gehad. Bij de benadeelde partij is dus sprake van aantasting in de persoon. Zij heeft daardoor recht op schadevergoeding. De schade is genoegzaam onderbouwd en zal, ondanks de betwisting door de verdediging, naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.500,-. Hierbij heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. De gevorderde immateriële schadevergoeding zal dus tot voornoemd bedrag worden toegewezen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de gevorderde immateriële schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder parketnummer 10/380680-24 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Uit de vordering volgt dat de benadeelde partij door het incident lichamelijk letsel heeft opgelopen en sinds het incident moeite heeft om zijn emoties onder controle te houden, tot op heden slecht slaapt en dagelijks last heeft van herbelevingen en nachtmerries. Daarnaast durft hij sinds het incident geen gebruik meer te maken van het openbaar vervoer. Bij de benadeelde partij is dus sprake van aantasting in de persoon. Hij heeft daardoor recht op schadevergoeding. De schade is genoegzaam onderbouwd en zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 900,-. De gevorderde immateriële schadevergoeding zal dus geheel worden toegewezen.
Hoofdelijke veroordeling
Nu de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededader(s) heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader(s) de benadeelde partijen betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partijen van deze betalingsverplichting bevrijd.
Wettelijke rente
De benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag van [slachtoffer 2] vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 22 februari 2025 en dat het te vergoeden bedrag van [slachtoffer 4] vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 22 mei 2024.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen in overwegende mate zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.5.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 2] een schadevergoeding betalen van
€ 1.553,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 4] een schadevergoeding betalen van
€ 900,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
Over een deel van de gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 285, 312 en 321 van het Wetboek van Strafrecht,
de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie,
de artikelen 1a, 2, 6 van de Wet op de economische delicten,
artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en
artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/381855-24 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10/057579-25 onder 1, 2 en 3 en de onder parketnummers 10/380680-24, 10/403284-24 en 10/018410-25 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 180 (honderdtachtig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
44 (vierenveertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op een
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Reclassering, gevestigd te Amsterdam te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zal meewerken aan diagnostiek en behandeling die door de jeugdreclassering nodig wordt geacht, ook indien dit binnen een zorginstelling dient plaats te vinden;
- gedurende de proeftijd zal meewerken aan het verbod op het gebruik van verdovende middelen (cannabis);
- gedurende de proeftijd onderwijs zal volgens het schoolrooster;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, en zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader(s), om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2]te betalen een bedrag van
€ 1.553,- (zegge: duizendvijfhonderdendrieënvijftig euro), bestaande uit € 53,- aan materiële schade en € 1.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 22 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader(s) van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededader(s)
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2] te betalen
€ 1.553,-(hoofdsom,
zegge:
duizendvijfhonderddrieënvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 februari 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader(s), tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader(s), om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[slachtoffer 4]te betalen een bedrag van
€ 900,- (zegge: negenhonderd euro)aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 22 mei 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader(s) van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededader(s)
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 4] te betalen
€ 900-(hoofdsom,
zegge:
negenhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader(s), tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. A.S. Flikweert en J.S. van den Berge, rechters,
in tegenwoordigheid van E.M.P. van de Kamp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 oktober 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
parketnummer 10/057579-25:
1
hij
op of omstreeks 22 februari 2025
te Barendrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
mobiele telefoons (Iphones), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
[naam winkel] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld
en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan
zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- schreeuwend de winkel binnen te lopen en hierbij de woorden toe te voegen:
"Geef mij de telefoons", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te richten op
die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en
- meermalen met kracht met een hamer tegen een vitrineruit te slaan, waardoor
de vitrinedeur openging;
2
hij
op 22 februari 2025
te Barendrecht
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 4° van de Wet wapens en
munitie, te weten een alarm- c.q. startpistool, voorhanden heeft gehad;
3
hij
op of omstreeks 22 februari 2025
te Barendrecht
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht en/of met zware mishandeling,
door een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die
[slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 1] te richten en hierbij dreigend de woorden toe te voegen
"Ik knal jullie allemaal af" en/of "Jullie gaan er allemaal aan" en/of "Ik schiet je
dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
parketnummer 10/380680-24:
hij op of omstreeks 22 mei 2024 te Rotterdam,
openlijk, te weten, op metrostation Oostplein te Rotterdam, in elk geval op of aan de
openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen
een persoon, te weten [slachtoffer 4] , door
die [slachtoffer 4] ,
meerdere malen, althans eenmaal,
- op/tegen het gezicht, althans het hoofd, te slaan,
- naar de grond te trekken en/of te duwen en/of
- op/tegen het hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of te schoppen, terwijl
voornoemde op de grond lag;
parketnummer 10/381855-24:
hij
op of omstreeks 26 oktober 2024 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een ketting en/of pet, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander
toebehoorde(n)
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen die [slachtoffer 6] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 6] bij diens kraag, althans bovenkleding vast te pakken, en/of vast te
houden en/of (vervolgens)
- de ketting van die [slachtoffer 6] af te pakken en/of van zijn nek/hals te trekken en/of
- daarbij aan die [slachtoffer 6] (dreigend) meermalen de woorden toe te voegen – zakelijk
weergegeven – ben je van MTF? en/of waar zijn je matties, althans woorden van
gelijke aard en/of strekking;
parketnummer 10/403284-24:
hij op of omstreeks 18 november 2024 te Rotterdam, opzettelijk professioneel
vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten 2 stuks, althans een
hoeveelheid bangers en/of flashbangers voorhanden heeft gehad;
parketnummer 10-018410-25:
hij op of omstreeks 17 januari 2025 te Rotterdam,
opzettelijk
een telefoon (een iPhone), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte,
en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten
als vinder of houder,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.